Ook bij onverplichte aangifte omkering bewijslast mogelijk

Ook bij onverplichte aangifte omkering bewijslast mogelijk

Gegevens

Nummer
2017/211
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Rubriek
Uitspraak

Omkering van de bewijslast kan onder omstandigheden ook aan de orde zijn na het onverplicht doen van aangifte IB, zo besliste Rechtbank Gelderland.

Een man had uit eigen beweging via internet aangifte IB/PVV 2009 gedaan en daarbij een belastbaar inkomen van nihil aangegeven. Voor het jaar 2010 kreeg de man wel een uitnodiging maar diende hij geen aangifte in. Voor het jaar 2011 heeft de man aangifte gedaan, na daartoe te zijn aangemaand, en daarbij wederom een belastbaar inkomen van nihil aangegeven. De inspecteur stelde, onder verwijzing naar een FIOD-onderzoek en de naar aanleiding daarvan strafrechtelijke veroordeling van de man, dat de man in de betreffende jaren winst had genoten uit de handel in merkvervalste producten. Dit was voor de inspecteur aanleiding om voor het jaar 2010 een ambtshalve aanslag IB/PVV aan de man op te leggen en voor de jaren 2009 en 2011 navorderingsaanslagen en verzuimboeten, een en ander met omkering en verzwaring van de bewijslast. De man was het hier niet mee eens. De vraag is of de omkering en verzwaring van de bewijslast wel terecht is. De man stelde dat met betrekking tot het jaar 2009 dit in ieder geval niet van toepassing kon zijn, omdat er geen sprake van was dat hij over dat jaar de vereiste aangifte niet had gedaan. Immers, voor dat jaar had hij geen schriftelijke aanmaning of uitnodiging ontvangen, maar uit eigen beweging aangifte gedaan. Rechtbank Gelderland oordeelt echter dat het downloaden van het aangifteprogramma en het openen van dat programma op de computer van de man als een uitnodiging om aangifte te doen dient te worden beschouwd. De rechtbank overweegt vervolgens dat vaststaat dat de man vervolgens zijn aangifte IB/PVV 2009 elektronisch heeft ingediend. De uitnodiging heeft de man volgens de rechtbank derhalve bereikt en daarmee is voor de man ook de verplichting ontstaan om de vereiste aangifte te doen. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de inspecteur onder verwijzing naar het FIOD-onderzoek en de strafrechtelijke veroordeling voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de man in de betreffende jaren winst had genoten uit de handel in merkvervalste producten en dat de door de inspecteur aangebrachte correcties berustten op een redelijke schatting. De inspecteur wordt in het gelijk gesteld. 

Bron: Rb. Gelderland 25-09-2017, nrs. AWB 15/325, 15/327, 15/7636, 15/7637, 15/7638 en 15/7639 (ECLI:NL:RBGEL:2017:4902)
Wet: art. 8, art. 67a AWR 1959, art. 20 Uitvoeringsregeling AWR 1994