Een vóór de prestatie uitgereikt stuk is een btw-factuur

Een vóór de prestatie uitgereikt stuk is een btw-factuur

Gegevens

Nummer
2017/207
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Rubriek
Uitspraak

Een vóór de prestatie uitgereikt stuk voldeed aan (vrijwel) alle wettelijke factuurvereisten en was aan te merken als een factuur voor de omzetbelasting. Volgens de Hoge Raad heeft het verwijzingshof de naheffingsaanslag terecht vernietigd.

Een maatschap exploiteerde een handel in onroerend goed. De maatschap gaf in oktober 2008 opdracht aan een aannemer voor de bouw van een bedrijfspand. Met dagtekening 20 oktober 2008 reikte de aannemer vervolgens aan de maatschap een bescheid uit met dagtekening 20 oktober 2008 waarop een aanneemsom van € 685.000 en € 130.150 aan btw waren vermeld. Op 12 november 2008 werden de gemaakte afspraken met betrekking tot de bouw schriftelijk vastgelegd in een aannemingsovereenkomst. Met de bouwwerkzaamheden werd in december 2008 gestart en in mei 2009 werd het pand opgeleverd. De maatschap betaalde de aannemer niet gelijk, maar vroeg in haar btw-aangifte over het vierde kwartaal 2008 wel € 130.150 aan voorbelasting terug. De inspecteur stond dit niet toe en legde een naheffingsaanslag op aan de maatschap. De termijnnota’s die tussen januari 2009 en juni 2009 aan de maatschap werden uitgereikt werden betaald. De op die nota’s vermelde btw heeft de maatschap niet in aftrek gebracht.

In deze zaak spitste het geschil zich toe op de vraag of het aan de maatschap op 20 oktober 2008 uitgereikte bescheid kwalificeerde als een factuur. Indien dit het geval was, dan zou de maatschap over het vierde kwartaal in 2008 terecht aanspraak gemaakt hebben op aftrek van voorbelasting. De Hoge Raad stelt de maatschap in het gelijk en geeft Hof Den Bosch de opdracht te onderzoeken of het bescheid inderdaad als een factuur kan worden beschouwd en daarbij alle omstandigheden in aanmerking te nemen. Volgens het hof kan een factuur ook worden uitgereikt voordat de overeengekomen prestatie is verricht. Het heeft dan de gevolgen die de wet daaraan verbindt. Dat op het bescheid per ongeluk 6% in plaats van 19% btw was vermeld en dat ten onrechte een betalingstermijn van 14 dagen was vermeld, doet niet aan dit oordeel af. In het tijdvak waarover was nageheven kon redelijkerwijs niet worden aangenomen dat de maatschap de vergoeding ter zake waarvan zij de voorbelasting in aftrek had gebracht, niet of niet geheel zou gaan betalen. De maatschap had de voorbelasting derhalve terecht in aftrek gebracht.

De Hoge Raad heeft het tegen de uitspraak van het hof ingestelde cassatieberoep van de staatssecretaris niet in behandeling genomen op grond van art. 81, lid 1 Wet RO.

Bron: HR 22-09-2017, nr. 17/00225 (ECLI:NL:HR:2017:2441); Hof Den Bosch 09-12-2016, nr. 15/00840 (gepubl. 19-01-2017) (ECLI:NL:GHSHE:2016:5471); HR 24-04-2015, nr. 13/03775 (ECLI:NL:HR:2015:1084)
Wet: art. 35a Wet OB 1968 (tekst 2008)