Home

Raad van State, 09-06-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1527, 201609524/2/R3

Raad van State, 09-06-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1527, 201609524/2/R3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
9 juni 2017
Datum publicatie
14 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:1527
Zaaknummer
201609524/2/R3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 8 november 2016 heeft het college het wijzigingsplan "Duivenvoordestraat" vastgesteld.

Uitspraak

201609524/2/R3.

Datum uitspraak: 9 juni 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Stichting Behoud Dorpskarakter Oegstgeest en anderen (hierna: SBDO en anderen), gevestigd te Oegstgeest,

verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2016 heeft het college het wijzigingsplan "Duivenvoordestraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer SBDO en anderen beroep ingesteld.

SBDO en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 mei 2017, waar SBDO en anderen, vertegenwoordigd door mr. E. Dans, advocaat te Rotterdam, [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, R.J.M. van der Zanden en P.J. Vos, zijn verschenen.

Voorts is [partij] als partij gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college van burgemeester en wethouders onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.

3.    De voorzieningenrechter gaat thans voorbij aan de vraag of het beroep van alle overige verzoekers tegen het wijzigingsplan ontvankelijk is, nu er voorshands geen aanleiding is voor twijfel over de ontvankelijkheid van het beroep van SBDO.

4.    Het wijzigingsplan heeft betrekking op de bouw van 50 woningen op de zogenoemde ASC-locatie. Dit is de locatie van sportvereniging ASC. De SBDO heeft als doelstelling onder meer het bevorderen van een veilig woonmilieu in Oegstgeest. De overige verzoekers om het treffen van een voorlopige voorziening zijn omwonenden van de ASC-locatie. De omwonenden van de locatie ondervinden wateroverlast. Zij vrezen als gevolg van de ontwikkelingen die het wijzigingsplan mogelijk maakt meer wateroverlast te zullen ondervinden.

5.    SBDO en anderen betogen dat het wijzigingsplan niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden in het bestemmingsplan "Oranje Nassau" uit 2008, omdat binnen het wijzigingsgebied geen watercompensatie met een omvang van minimaal 15% van de toename aan verharding wordt gerealiseerd. Volgens SBDO en anderen heeft het college de bestaande verharding overschat en daardoor de toename van verharding onderschat. Volgens hen is de oppervlakte van gronden met de bestemming "Water" zelfs onvoldoende, indien de berekeningen van het college gevolgd zouden kunnen worden. SBDO en anderen voeren voorts aan dat het college ten onrechte is afgegaan op de berekening die de ontwikkelaar, Provast, heeft aangeleverd. Het besluit is volgens hen aldus onvoldoende zorgvuldig voorbereid.

    SBDO en anderen betogen ten slotte dat een adequate watertoets als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening ontbreekt. Daartoe voeren zij aan dat de gevolgen van de bouw van 50 woningen niet zijn bezien. Volgens SBDO en anderen is duidelijk dat de wateroverlast zal verergeren. Het besluit is volgens hen onvoldoende gemotiveerd.

6.    Het college stelt dat op de verbeelding bij het wijzigingsplan is aangegeven welke gedeelten van het plangebied zijn bestemd voor "Water". De invulling daarvan heeft volgens het college in nauw overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: het Hoogheemraadschap) plaatsgevonden. Het college stelt dat het Hoogheemraadschap heeft geconstateerd dat wordt voldaan aan de uitgangspunten.

    Het college heeft aangesloten bij de Keur Rijnland 2015 (hierna: de Keur) voor de invulling van het begrip "verharding". In de Keur wordt onder verharding verstaan verharding als gevolg waarvan neerslag niet of zeer beperkt in de bodem kan infiltreren. De opritten naar de woningen, de bebouwde oppervlaktes en de paden en wegen zijn daarom meegenomen in de berekening van de verharding. De tuinen zijn niet meegenomen in de berekeningen. Daarbij geldt de voorwaarde dat een kettingbeding in de koopovereenkomsten wordt opgenomen waarin is bepaald dat de afwatering van tuinen niet op de riolering mag worden aangesloten. Daarin is voorzien. Ook hetgeen in de toekomst mogelijk nog gebouwd gaat worden aan vergunningvrije bouwwerken en gebouwen is niet in de berekening meegenomen. Een dergelijke toename valt volgens het Hoogheemraadschap meestal onder de drempel waarboven de toename van verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd, omdat een dergelijke toename geen significante invloed op het watersysteem heeft.

    Naar aanleiding van het door SBDO en anderen overgelegde rapport van Fugro Geo Services B.V. "Hydrologische beschouwing ASC-terrein te Oegstgeest" heeft het college Tauw B.V. (hierna: Tauw) gevraagd een hydrologische beschouwing van het wijzigingsplan op te stellen. Tauw heeft haar bevindingen neergelegd in een rapportage van 17 mei 2017. Hoewel Tauw in haar berekeningen tot een iets andere omvang van de huidige verharding, de toename van de verharding en de watergangen komt dan eerder was berekend, stelt het college dat de conclusie van Tauw is dat aan de norm voor watercompensatie wordt voldaan.

    Inmiddels is een keurvergunning verleend. Volgens het college kan er daarom van uitgegaan worden dat is voldaan aan de watercompensatie.

Het college stelt dat de door Provast aangeleverde gegevens zijn gecontroleerd. Het bestaand verhard oppervlak is daartoe berekend aan de hand van gegevens die zijn verstrekt door Ingenieursbureau Passe-Partout B.V.

    In de plantoelichting is aandacht besteed aan de watertoets, aldus het college.

7.    In het bestemmingsplan "Oranje Nassau" is aan de ASC-locatie de bestemming "Sport" toegekend.

    Artikel 9, vierde lid, aanhef en onder o, van de planvoorschriften van dat plan, dat ziet op gronden met de bestemming "Sport", luidt: "Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemming te wijzigen naar de bestemming "Wonen", "Maatschappelijk", "Verkeer", "Water" en "Groen - 1" onder de volgende voorwaarden:

[…]

o. er dient minimaal 15% van de toename aan verharding aan water in het wijzigingsgebied gerealiseerd te worden;"

8.    In het wijzigingsplan zijn aan de gronden van de ASC-locatie de bestemmingen "Wonen", "Verkeer", "Water" en "Groen-1" toegekend.

9.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de omgeving van de ASC-locatie sprake is van bestaande wateroverlast. In deze procedure is in geschil of de wateroverlast ten gevolge van het plan zal worden vergroot en of het plan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden in het bestemmingsplan.

    Vooralsnog is onduidelijk hoe het begrip ‘verharding’ in artikel 9, vierde lid, aanhef en onder o, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Oranje Nassau" moet worden uitgelegd en of het college aansluiting heeft kunnen zoeken bij de Keur en Uitvoeringsregel 11 van de op grond van de Keur gestelde Uitvoeringsregels, nu het bestemmingsplan geen omschrijving van ‘verharding’ bevat. Ook is onduidelijk of het terras bij de huidige sportvelden, dat door het college bij de berekening is aangemerkt als bestaande verharding, is aangesloten op de riolering. Volgens SBDO en anderen is dit niet het geval. Evenzeer is onduidelijk of het ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan "Oranje Nassau" de bedoeling van de raad was dat de watergangen die rondom de ASC-locatie zouden worden gegraven, bij toepassing van de hier aan de orde zijnde wijzigingsbevoegdheid als watercompensatie zouden mogen worden aangemerkt. Voorts is het de vraag of bij een dergelijk gebied, waar al sprake is van wateroverlast, het college kan worden gevolgd in zijn standpunt dat bij de beoordeling van de omvang van de watercompensatie kan worden uitgegaan van de bouwplannen of dat moet worden uitgegaan van de planologische mogelijkheden. Ten slotte is niet duidelijk of de ASC-locatie wordt opgehoogd en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn voor de tuinen van de woningen aan de west- en noordzijde van het plangebied.

10.    Voor de beantwoording van deze vragen is nader onderzoek nodig, waartoe deze procedure zich niet leent. Ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen ziet de voorzieningenrechter na afweging van de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

11.    Het college dient ten aanzien van SBDO en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest van 8 november 2016 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Duivenvoordestraat";

II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest tot vergoeding van bij Stichting Behoud Dorpskarakter Oegstgeest en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest aan Stichting Behoud Dorpskarakter Oegstgeest en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.

w.g. Kranenburg

voorzieningenrechter    

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2017

433.