Home

Raad van State, 07-06-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1473, 201603575/1/A2

Raad van State, 07-06-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1473, 201603575/1/A2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
7 juni 2017
Datum publicatie
7 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:1473
Formele relaties
Zaaknummer
201603575/1/A2
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01]

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 6 maart 2012 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost een aanvraag van [wederpartij] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Uitspraak

201603575/1/A2.

Datum uitspraak: 7 juni 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost (hierna: het algemeen bestuur),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2016 in zaak nr. 13/207 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie Oost

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2012 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost een aanvraag van [wederpartij] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij besluit van 27 november 2012 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 maart 2016 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 november 2012 vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het algemeen bestuur hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2017, waar het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. S. Haak, advocaat te Utrecht, vergezeld door mr. drs. C.M.L. van der Lee, en [wederpartij], bijgestaan door mr. J. Rutteman, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De toenmalige stadsdeelraad Oost heeft op 8 juni 2010 het bestemmingsplan "Indische Buurt en Flevopark" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan) vastgesteld. Het nieuwe bestemmingsplan is op 12 augustus 2010 in werking getreden en op 21 december 2011 in rechte onaantastbaar geworden. [wederpartij] heeft gesteld ten gevolge van dit bestemmingsplan schade te lijden.

2.    De Afdeling ziet zich allereerst gesteld voor de ambtshalve te beantwoorden vraag of het algemeen bestuur het bevoegde bestuursorgaan is om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2016. Daartoe wordt het volgende overwogen.

2.1.    Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet tot Wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de afschaffing van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen zijn de deelgemeenten in Amsterdam per 19 maart 2014 opgeheven. De rechtbank heeft het dagelijks bestuur van de per die datum ingestelde bestuurscommissie Oost als rechtsopvolger van de stadsdeelraad Oost gezien en als verweerder aangemerkt. Bij brief van 13 mei 2016 heeft het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.

2.2.    De taken en bevoegdheden van de bestuurscommissie zijn geregeld in de Verordening op de bestuurscommissie 2013 (hierna: de Verordening).

    Artikel 24, eerste en tweede lid, en artikel 39, eerste lid, van de Verordening luiden als volgt:

Artikel 24

1. Het algemeen bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit die door de gemeenteraad, het college en de burgemeester aan hem zijn overgedragen of gemandateerd.

2. De taken en bevoegdheden die door de gemeenteraad, het college en de burgemeester worden overgedragen of gemandateerd, worden vermeld in de bij deze verordening behorende bijlage 2 (taken) en bijlage 3 (bevoegdheden).

Artikel 39

1. Vanaf de datum waarop de taken en bevoegdheden krachtens de artikelen 24, 25 en 26 overgaan, worden de voor de uitoefening van die bevoegdheden te volgen bestuursrechtelijke procedures voortgezet door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van het dagelijks bestuur.

    Ingevolge bijlage 3, bevoegdhedenregister bestuurscommissies, onder B.7, is de bevoegdheid van het college om te beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergoeding voor planschade op de grondslag van artikel 6.1, met uitzondering van het bepaalde onder lid 2, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening gedelegeerd aan het algemeen bestuur. Daarbij is als bijzondere beperking vermeld dat de delegatie alleen geldt als het schadeveroorzakend besluit door de bestuurscommissie genomen is.

2.3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2583) brengt de wijziging in de gemeentelijke bestuurlijke organisatie, waarbij de stadsdelen zijn vervangen door bestuurscommissies, mee dat gedelegeerde bevoegdheden van de bestuurscommissie alleen bestaan voor zover er na die wijziging is gedelegeerd. Gelet op artikel 24 van de Verordening, gelezen in samenhang met onderdeel B.7 van bijlage 3, is het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) bevoegd te beslissen over aanvragen om een tegemoetkoming in planschade en kan die bevoegdheid alleen worden gedelegeerd aan het algemeen bestuur als het schadeveroorzakende besluit door het algemeen bestuur zelf, en dus niet door een rechtsvoorganger, is genomen. Aan die voorwaarde is hier niet voldaan. Het gestelde schadeveroorzakende besluit is, zoals uit overweging 1 volgt, immers genomen door de stadsdeelraad. Aanvragen om een tegemoetkoming in planschade als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan moeten bovendien altijd door het college worden afgehandeld.

    Artikel 39 van de Verordening heeft geen verdergaande betekenis dan dat als een bevoegdheid is gedelegeerd, de over de uitoefening daarvan te voeren procedures door de betrokken organen van de bestuurscommissie worden gevoerd. Als een bevoegdheid reeds werd uitgeoefend en daaromtrent een procedure werd gevoerd, gaat de bevoegdheid tot het voeren van die procedure over. In dit geval is er echter niet gedelegeerd. Omdat de bevoegdheid niet is overgegaan op het algemeen bestuur kan de procedure ook niet worden voortgezet door het algemeen bestuur maar moest het college optreden.

3.    De conclusie is dat het algemeen bestuur niet het bevoegde bestuursorgaan is om hoger beroep in te stellen tegen de rechtbankuitspraak. De Afdeling zal daarom het door het algemeen bestuur ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.    Het algemeen bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;

II.    veroordeelt het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.    bepaalt dat van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

w.g. Michiels    w.g. Oranje

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2017

507.