Home

Raad van State, 24-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1381, 201609330/1/R6

Raad van State, 24-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1381, 201609330/1/R6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
24 mei 2017
Datum publicatie
24 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:1381
Zaaknummer
201609330/1/R6
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01]

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 28 september 2016 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl" vastgesteld.

Uitspraak

201609330/1/R6.

Datum uitspraak: 24 mei 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] t.h.o.d.n. [landbouwbedrijf], wonend te [woonplaats],

en

provinciale staten van Groningen,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2016 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. F. Postma, advocaat te Leeuwarden, en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. E.J. van der Kooi en mr. M.O. van der Veen, zijn verschenen. Voorts is het Waterschap Noorderzijlvest, vertegenwoordigd door mr. J.J. Feunekes en P. van Dijken ter zitting gehoord.

Overwegingen

1. Het inpassingsplan heeft ten doel om verbetering van de Waddenzeedijk mogelijk te maken, alsmede een aantal gekoppelde projecten. Onder meer wordt op het traject tussen Nieuwstad en Laagwatum een "dubbele dijk" voorzien, een tweede, meer landinwaarts gelegen dijk. In de primaire waterkering wordt op dit traject een getijdeduiker gerealiseerd, waardoor een soort kweldersysteem ontstaat. Beoogd wordt innovatie op het gebied van waterveiligheid en landbouw, alsmede versterking van natuurwaarden langs de kust.

2. [ appellant] is eigenaar van een bedrijf aan de [locatie] te Bierum. Zijn bedrijf is gesitueerd op ongeveer 150 meter afstand van het plangebied. Een deel van zijn gronden ligt in het plangebied van het inpassingsplan.

3. [ appellant] voert aan dat het plan onzorgvuldig is voorbereid. De verbeelding van het plan is niet juist vastgesteld; de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" ligt deels op zijn perceel, terwijl hij daarvoor geen toestemming heeft gegeven.

4. Provinciale staten hebben in het verweerschrift toegelicht dat zij vanwege de noodzaak om de procedure voor de dijkverbetering snel te doorlopen het project "dubbele dijk" planologisch in het inpassingsplan hebben mogelijk gemaakt. Evenwel was het van begin af aan de bedoeling om het project alleen te realiseren als op vrijwillige basis overeenstemming kon worden bereikt over het gebruik van de gronden. Inmiddels is overeenstemming bereikt met de eigenaar van het grootste deel van de benodigde gronden en staat vast dat het project ook zonder gebruik van de gronden van [appellant] kan worden gerealiseerd. Provinciale staten verzoeken om het beroep van [appellant] voor zover dit is gericht tegen de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" gegrond te verklaren en deze bestemming te vernietigen.

5. Gelet op het voorgaande hebben provinciale staten zich wat betreft de bestemming voor de gronden van [appellant] inmiddels op een ander standpunt gesteld dan zij in het bestreden besluit hebben gedaan. Het bestreden besluit is daarom wat betreft dit onderdeel van het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het betoog slaagt.

6. [ appellant] betoogt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening beter gekeken had moeten worden naar de gevolgen die de dijkverbetering heeft voor onder andere zijn gronden en voor de natuur, bedrijven en omwonenden. Hij vreest dat het zoetwaterplan mogelijk niet intact blijft doordat het gemaal voor het zoetwaterplan niet meer in open verbinding staat tussen de bermsloot en het gehucht Nieuwstad. Voorts zal volgens hem waarschijnlijk verzilting optreden, met negatieve gevolgen voor zijn bedrijfsvoering. Provinciale staten hadden hieromtrent bepalingen moeten opnemen in het inpassingsplan. Er zal onder andere een 0-meting moeten plaatsvinden zodat gemonitord kan worden in hoeverre verzilting plaatsvindt. De verwijzing van provinciale staten naar de Breebaartpolder is onterecht, omdat dat om een heel ander gebied gaat, met onder meer een andere grondstructuur.

7. Provinciale staten bestrijden dat er onvoldoende onderzoek naar de gevolgen van het plan is verricht. Om de water af- en aanvoermogelijkheden te behouden wordt langs de nieuw te realiseren tweede dijk een nieuwe watergang gegraven met vergelijkbare dimensies als de bestaande watergang, de Watumertocht. Het bestaande peilregime wordt gehandhaafd. Het bestaande zoetwaterplan van het waterschap wordt van kracht voor de nieuw aan te leggen kwelsloot. De situatie zal dus in zoverre ongewijzigd blijven.

Voorts is een uitgebreid milieueffectrapport (MER) opgesteld, waarin alle effecten op de omgeving zijn onderzocht en beoordeeld. Onder meer is onderzoek gedaan naar verzilting; de conclusie is dat ten aanzien van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit geen verandering op zal treden. Voorts zal een nulmeting plaatsvinden voor de aanvang van de werkzaamheden voor de aanleg van de tweede dijk. Deze gegevens zijn voor belanghebbenden in te zien, aldus provinciale staten.

Ter zitting hebben provinciale staten toegelicht dat een monitoringsplan zal worden opgesteld, waarvoor [appellant] nog input kan leveren. Door middel van peilbuizen zal het grondwater en het oppervlaktewater, in vervolg op de nulmeting, worden gemonitord,

8. In het MER is specifiek aandacht besteed aan de gevolgen van het plan voor de landbouw door verzilting. De effecten van de dijkversterking op het grond- en oppervlaktewater worden als neutraal, dus geen effect hebbend, beoordeeld. Hetgeen [appellant] aanvoert geeft geen aanleiding om deze bevindingen in twijfel te trekken. Voorts ziet de Afdeling, ook gelet op het verhandelde ter zitting, geen aanleiding om te betwijfelen dat een nulmeting zal worden uitgevoerd en dat de samenstelling van het grond- en oppervlaktewater zal worden gemonitord. Gelet daarop is er geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten het plan, voor zover dat geen betrekking heeft op de gronden van [appellant], in verband met onzekerheid ten aanzien van verzilting in redelijkheid niet hadden kunnen vaststellen. Het betoog faalt.

9. Het beroep is gegrond. Het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan dient vernietigd te worden voor zover het betreft de gronden van [appellant] met de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap", overeenkomstig de schets waarover partijen ter zitting hebben bevestigd dat zij deze juist achten en die bij deze uitspraak is gevoegd.

10. Provinciale staten van Groningen dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van provinciale staten van Groningen van 28 september 2016 tot vaststelling van het inpassingsplan "Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl" voor zover dit betreft de gronden van [appellant] met de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap", overeenkomstig de bij de uitspraak gevoegde schets;

III. veroordeelt provinciale staten van Groningen tot vergoeding van bij [appellant] t.h.o.d.n. [landbouwbedrijf] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1047,79 (zegge: duizendzevenenveertig euro en negenenzeventig cent), waarvan € 990,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat provinciale staten van Groningen aan [appellant] t.h.o.d.n. [landbouwbedrijf] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.

w.g. Pans w.g. Postma

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017

539.