Home

Raad van State, 24-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1340, 201607259/1/A2

Raad van State, 24-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1340, 201607259/1/A2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
24 mei 2017
Datum publicatie
24 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:1340
Zaaknummer
201607259/1/A2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over het jaar 2009 definitief berekend en vastgesteld op € 7.304,00 en bepaald dat zij € 11.170,00 aan teveel ontvangen voorschotten dient terug te betalen.

Uitspraak

201607259/1/A2.

Datum uitspraak: 24 mei 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 augustus 2016 in zaak nr. 15/3199 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over het jaar 2009 definitief berekend en vastgesteld op € 7.304,00 en bepaald dat zij € 11.170,00 aan teveel ontvangen voorschotten dient terug te betalen.

Bij besluit van 11 februari 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 12 augustus 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2017, waar [appellante], bijgestaan door mr. W.A. Timmer, advocaat te Den Haag, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellante] heeft in het jaar 2009 voor haar twee kinderen gebruik gemaakt van kinderopvang. Daarvoor heeft zij kinderopvangtoeslag ontvangen in de vorm van voorschotten tot een bedrag van € 18.474,00. Later is deze toeslag definitief vastgesteld op € 7.304,00. De definitieve berekening ziet alleen op de door haar dochter C.K. [appellante] in 2009 genoten kinderopvang. Volgens de dienst zijn er onvoldoende gegevens om vast te stellen of [appellante] recht heeft op kinderopvangtoeslag over 2009 voor haar zoon. Zij heeft geen geldige jaaropgave van het betrokken gastouderbureau of andere documenten overgelegd waaruit het totaalbedrag aan gemaakte kosten blijkt.

Geschil

2.    Tussen partijen is in geschil of de Belastingdienst/Toeslagen bij de definitieve berekening de kinderopvangtoeslag over 2009 terecht heeft vastgesteld op € 7.304,00 en zich aldus terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] over dat jaar geen aanspraak had op kinderopvangtoeslag voor haar zoon.

Oordeel rechtbank

3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat dit het geval is. De Belastingdienst/Toeslagen heeft [appellante] verzocht om een jaaropgave van het gastouderbureau of facturen en daarmee corresponderende betalingsbewijzen over te leggen. De omstandigheid dat [appellante] geen jaaropgave kan overleggen, omdat het gastouderbureau niet bereid is deze aan haar te verstrekken zolang de openstaande facturen niet zouden zijn betaald, dient voor haar rekening en risico te komen. Met de in beroep overgelegde facturen heeft [appellante] niet aangetoond dat zij de kosten van kinderopvang daadwerkelijk heeft voldaan, nu de betalingsbewijzen ontbreken, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

4.    [appellante] betoogt dat haar zoon in 2009 kinderopvang heeft genoten en dat zij de kosten heeft voldaan. In hoger beroep heeft zij alsnog een jaaropgave over 2009 overgelegd waaruit het totaalbedrag aan kosten kinderopvang blijkt. Dat zij de kosten van kinderopvang heeft voldaan valt volgens [appellante] af te leiden uit de eveneens in hoger beroep overgelegde afschriften van haar spaarrekening. Zij voert aan dat uit deze afschriften blijkt dat zij regelmatig grote bedragen van haar betaalrekening naar haar spaarrekening overschreef. Zij nam deze bedragen op van de spaarrekening om de kosten voor kinderopvang contant aan de gastouder te betalen. Zij had geen vast tijdstip waarop zij de kosten van kinderopvang voldeed, aldus [appellante].     

4.1.    De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2519) overwogen dat degene die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wil komen moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Er bestaat geen aanspraak op kinderopvangtoeslag indien de vraagouder niet kan aantonen dat hij het volledige bedrag aan kosten ook daadwerkelijk heeft betaald.

4.2.    Volgens de door [appellante] in hoger beroep overgelegde jaaropgave over 2009 bedroegen de totale kosten van kinderopvang ten behoeve van haar zoon in 2009 € 10.269,60. Dit is tussen partijen niet meer in geschil. Het geschil spitst zich daarom toe op de vervolgvraag of [appellante] heeft aangetoond dat zij deze kosten heeft voldaan.

    Uitgaande van de jaaropgave en van de juistheid van de stelling van [appellante] dat een bedrag van in totaal € 1.603,95, zoals dat uit de overgelegde bankafschriften van haar betaalrekening blijkt, was bedoeld ter betaling van de opvang door de gastouder en dat zij de bureaukosten van € 420,00 volledig - giraal - heeft voldaan aan het gastouderbureau, dient [appellante] aan te tonen dat zij een bedrag van € 8.245,65 contant aan de gastouder heeft betaald. In hoger beroep voert [appellante] aan dat zij zelfs meer dan dat bedrag contant heeft betaald, namelijk ruim € 11.000,00. In haar hogerberoepschrift heeft [appellante] hiervan een overzicht gegeven. Ter zitting heeft [appellante] toegelicht dat de contante opnames van haar spaarrekening niet worden ondersteund door kwitanties, maar dat een deel van de gestelde betalingen wel direct te relateren is aan de overgelegde bankafschriften. Meestal is tussen de 20e en de 28e van elke maand het over de desbetreffende maand te betalen bedrag, of iets meer of iets minder dan dat, opgenomen. De overige betalingen zijn gelet op de hoogte van de bedragen niet direct te relateren aan de geldopnames, maar daar wel tot te herleiden, aldus [appellante].

    De Afdeling volgt [appellante] hierin niet. De bedragen die van de spaarrekening zijn opgenomen komen niet overeen met de in de desbetreffende periode aan de gastouder verschuldigde bedragen. Voor zover dat bij benadering wel het geval is, leidt dat nog niet tot de door [appellante] gewenste conclusie. Over het geheel van de geldopnames bezien zijn de verschillen te groot om enkel op basis van deze opnames aan te kunnen nemen dat de opgenomen bedragen zijn aangewend om de kosten van kinderopvang te voldoen. De Belastingdienst/Toeslagen mag daarvan wel

- aanvullend - bewijs verlangen. [appellante] heeft dit bewijs niet kunnen leveren. Nu [appellante] niet heeft aangetoond dat zij alle kosten van kinderopvang heeft voldaan, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] over het jaar 2009 geen aanspraak had op kinderopvangtoeslag voor haar zoon.

    Het betoog faalt.

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.

w.g. Hagen    w.g. Dallinga

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017

18-834.