Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3135, 12-705923-10

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3135, 12-705923-10

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
18 mei 2017
Datum publicatie
23 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:3135
Zaaknummer
12-705923-10

Inhoudsindicatie

Ontneming inzake oplichtingen; concentratie van verweer?; toepassen oud of nieuw recht?; ontbreken stukken van hoofdzaak

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

Parketnummer: 12/705923-10

beslissing van de rechtbank d.d. 18 mei 2017

in de ontnemingszaak tegen

[Veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,

wonende [adres] ,

raadsman mr. J.T. Willemsen, advocaat te Haarlem.

1 De procedure

Betrokkene is door deze rechtbank op 16 oktober 2014 wegens in totaal 205 oplichtingen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd

die betrokkene in buitenlandse detentie en in voorarrest in Nederland heeft doorgebracht, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met als proeftijd drie jaar, en met de bijzondere voorwaarde van –kort gezegd- verplicht reclasseringstoezicht tijdens de proeftijd.

Bij dit vonnis zijn de vorderingen van 83 benadeelde partijen toegewezen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) tot een totaalbedrag van € 13.361,50 subsidiair 242 dagen vervangende hechtenis.

Tegen het vonnis is geen rechtsmiddel aangewend. Het vonnis is onherroepelijk geworden op 31 oktober 2014.

De toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen, noch de schadevergoedingen aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers zijn door betrokkene betaald. De vervangende hechtenis is inmiddels ten uitvoer gelegd.

De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 8 oktober 2013 ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd, voorlopig begroot op € 110.000,00 en ter zitting d.d. 7 april 2014 vermeerderd tot € 133.601,00.

Op 7 april 2014 heeft de rechtbank een schriftelijke voorbereidingsprocedure bevolen.

In dat kader zijn schriftelijke conclusies gewisseld. Daarbij zij opgemerkt dat betrokkene zijn oorspronkelijk toegevoegde raadsman in de strafzaak en deze ontnemingsprocedure mr. M. van Dam, advocaat te ’s-Hertogenbosch, heeft laten vervangen door achtereenvolgens de (eveneens toegevoegde) raadslieden mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg (per 6 november 2015) en zijn huidige raadsman mr. J.T. Willemsen (per 22 februari 2016).

De ingediende schriftelijke stukken met daarin de standpunten van partijen over de berekening van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel (verder: wvv), respectievelijk het te betalen bedrag (verder: tbb) betreffen:- conclusie van eis, op basis van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36 e 2e lid Sr d.d. 12 augustus 2013 (verder: het rapport van de politie): wvv/tbb € 133.601,11;

- conclusie van antwoord (mr. Van Dam) d.d. 12 december 2014: wvv/tbb € 83.766,40;

- conclusie van repliek d.d. 24 december 2014: wvv/tbb € 128.736,61;

- conclusie van dupliek (mr. Van Dam) d.d. 11 februari 2015: wvv/tbb € 97.127,90;

- schriftelijke toelichting (mr. Willemsen) d.d. 31 augustus 2016: wvv € 61.772,59/tbb € 0.

De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2017, waarbij de officier van justitie mr. G.V. van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dat betrokkene

heeft verkregen door middel van de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld, alsmede

andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan, kan worden geschat op een bedrag van € 128.736,61. Hij vordert dat aan betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van dat geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is gebaseerd op het berekende voordeel in het rapport van de politie ad € 133.601,11 minus het gesaldeerd bedrag van opbrengsten en kosten in verband met de stortingen op bankrekening [rekeningnummer] , geopend door [naam 1] ad € 4.865,00, zoals nader in de conclusie van repliek genoemd.

3 Het standpunt van de verdediging

De raadsman is primair van mening dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, na aftrek van kosten, op nihil moet worden geschat. Subsidiair heeft hij gesteld dat betrokkene geen draagkracht heeft om enig bedrag aan justitie te betalen.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 De wettelijke voorschriften

6 De beslissing