Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3029, C/02/329572/ HA RK 17-92

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3029, C/02/329572/ HA RK 17-92

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 april 2017
Datum publicatie
18 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:3029
Zaaknummer
C/02/329572/ HA RK 17-92

Inhoudsindicatie

Wraking

Uitspraak

beslissing

Wrakingskamer

Locatie Breda

zaaknummer C/02/329572/ HA RK 17-92

Beslissing van 26 april 2017

inzake

het wrakingsverzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

thans gedetineerd in de [PI] ,

verder te noemen verzoeker,

raadslieden mr. E.C. Kerkhoven, advocaat te ’s-Gravenhage en mr. C.N.M. Dekker, advocaat te Amsterdam.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:

- het op 18 april 2017 van de raadsman van verzoeker, mr. Dekker, ingekomen wrakingsverzoek, gericht tegen mr. [voorletters 1] van der Weide, in zijn hoedanigheid van rechter-commissaris belast met de behandeling van na te melden strafzaak van verzoeker;

- de van mr. Van der Weide op het wrakingsverzoek ingekomen schriftelijke reactie d.d. 19 april 2017, met bijlagen;

- de van mr. Dekker op 20, 21 en 24 april 2017 ingekomen e-mailberichten;

- de relevante processtukken in na te noemen strafzaak;

- de behandeling van het wrakingsverzoek op 24 april 2017 ter zitting van de wrakingskamer, waarbij zijn verschenen: mrs. Kerkhoven en Dekker en mr. Van der Weide, alsmede mr. [voorl.] Bos, officier van justitie, en

- de bij gelegenheid van die behandeling door mr. Dekker overgelegde pleitnota.

2 Het verzoek

2.1.

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Van der Weide, voornoemd, in zijn hoedanigheid van rechter-commissaris in de tegen verzoeker dienende strafzaak met parketnummer [nummer] .

2.2.

Mr. Van der Weide, verder te noemen de rechter-commissaris, berust niet in het verzoek tot zijn wraking.

3 De feiten en de gronden van het wrakingsverzoek

3.1.

In de hiervoor genoemde strafzaak wordt verzoeker verdacht van het beïnvloeden van getuigen en het plegen van drugsdelicten en verblijft ter zake daarvan in voorlopige hechtenis.

3.2.

Bij e-mailbericht van 14 maart 2017 heeft de (tweede) raadsman van verzoeker, mr. Dekker, aan de rechter-commissaris (onder meer) verzocht om overeenkomstig de artikelen 30, lid 2, 34, lid 3 en 126aa, lid 5 Wetboek van Strafvordering aan de officier van justitie termijnen te stellen om aan verzoeker de in dat verzoek genoemde processtukken ter kennisneming te verstrekken dan wel aan het strafdossier toe te voegen.

3.4.

Verzoeker voert aan dat sinds de indiening van dit verzoek op 14 maart 2017 hierover niets van de rechter-commissaris is vernomen. Verzoeker betoogt dat hij inmiddels wederom aan de met zijn zaak belaste officieren van justitie een nader verzoek tot het verstrekken van processtukken heeft gedaan en dat nog verdere verzoeken zullen volgen, hetgeen naar zijn opvatting wederom zal leiden tot verzoeken aan de rechter-commissaris, gegrond op de hiervoor genoemde strafvorderlijke bepalingen. Verzoeker heeft er -objectief bezien- geen vertrouwen meer in dat de rechter-commissaris zijn strafzaak met de vereiste rechterlijke onpartijdigheid als bedoeld in artikel 6 EVRM (verder) zal behandelen.

3.5.

Daarbij geldt volgens verzoeker dat recente via de media vernomen ontwikkelingen in zijn zaak, te weten de aanhouding van een zus van de medeverdachte [naam] voor het beïnvloeden van getuigen, maakt dat het inmiddels een optelsom is geworden op grond waarvan verzoeker meent dat de rechterlijke onpartijdigheid al schade heeft geleden en nog zou kunnen lijden.

3.6.

Bij gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek nog doen toelichten, waarbij zijn belang om kennis te kunnen nemen van de processtukken in zijn zaak is benadrukt en het standpunt is ingenomen dat de rechter-commissaris dit belang willens en wetens heeft veronachtzaamd.

4 Het standpunt van de rechter-commissaris

5 Het standpunt van de officier van justitie

6 De beoordeling en de gronden daarvoor

7 De beslissing