Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3027, AWB 16_7726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3027, AWB 16_7726

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
11 mei 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:3027
Zaaknummer
AWB 16_7726

Inhoudsindicatie

Pools pensioen moet in beginsel worden gekort op de WIA-uitkering. Het UWV heeft niet over de hele periode met terugwerkende kracht de korting kunnen effectueren. Over een deel van deze periode was de uitkering niet door toedoen van eiseres teveel betaald en kon het haar ook niet redelijkerwijs duidelijk zijn dat er teveel werd betaald.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 16/7726 WIA

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 augustus 2016 (bestreden besluit) van het UWV inzake de korting van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Het beroep is op 19 december 2016 op zitting behandeld.

Bij tussenuitspraak van 2 januari 2017 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek te herstellen.

Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.

Eiseres heeft schriftelijk commentaar gegeven op de reactie van het UWV.

Bij brief van 2 maart 2017 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat de samenstelling van de meervoudige kamer is veranderd.

Op 24 april 2017 heeft in Breda een nieuwe zitting plaatsgevonden. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. K. van der Wal.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.

2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het UWV niet heeft gemotiveerd op grond waarvan de uitkering met terugwerkende kracht wordt gekort.

3. Met zijn reactie van 12 januari 2017 heeft het UWV zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er door toedoen van eiseres teveel uitkering is betaald. Subsidiair heeft het UWV gesteld dat, voor zover de rechtbank het UWV niet volgt in deze stelling, het eiseres gelet op de richtlijnen niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat er onverschuldigd uitkering werd betaald.

Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich bij het invullen van het aanvraagformulier heeft laten begeleiden door Jobsupport en dat zij in april 2014 al aan het UWV heeft doorgegeven hoe hoog haar pensioenuitkering uit Polen was.

4. Voor zover eiseres met haar opmerking ter zitting, dat zij nog steeds van mening is dat haar Poolse pensioen niet gekort mag worden, de bedoeling heeft gehad het oordeel in de tussenuitspraak over de korting van het pensioen te betwisten, merkt de rechtbank het volgende op. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van

11 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY8743. Uit wat eiseres in dit verband heeft aangevoerd volgt niet dat zich hier zo'n zeer uitzonderlijk geval voordoet. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding terug te komen op haar oordeel in de tussenuitspraak.

5. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het UWV het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek heeft hersteld.

Zoals ook al in de tussenuitspraak is opgenomen, is niet in geschil dat eiseres op het aanvraagformulier van 21 augustus 2013 niet heeft opgegeven dat zij een Pools pensioen ontvangt. Op het aanvraagformulier wordt expliciet gevraagd of eiseres een uitkering uit een ander land heeft. Eiseres heeft daar ‘nee’ ingevuld. Dat eiseres zich bij het invullen van het formulier heeft laten begeleiden door Jobsupport betekent niet dat het eiseres niet kan worden aangerekend dat het formulier onjuist is ingevuld. Eiseres heeft de aanvraag ondertekend, zodat het voor haar rekening en risico dient te blijven als er onjuiste informatie in de aanvraag is opgenomen. Nu op het aanvraagformulier niet is vermeld dat eiseres een buitenlands pensioen ontvangt, is de rechtbank van oordeel dat er door toedoen van eiseres onverschuldigd uitkering is betaald. Dit betekent dat het UWV de korting op de WIA-uitkering met terugwerkende kracht per 4 november 2013 heeft mogen effecturen.

6. Hetgeen hiervoor is overwogen betekent echter nog niet dat het UWV de korting op de WIA-uitkering onafgebroken heeft mogen voortzetten. Niet in geschil is immers dat eiseres in april 2014 een inlichtingenformulier heeft ingevuld, waarop zij heeft aangegeven een uitkering te ontvangen en daarbij een bankafschrift heeft gevoegd, dat door het UWV op 30 april 2014 is ontvangen. Op dit bankafschrift is te zien dat eiseres een Pools pensioen ontvangt. Vanaf dat moment had het UWV ervan op de hoogte kunnen en moeten zijn dat eiseres een buitenlands pensioen ontvangt. Voor zover nog nadere gegevens nodig zouden zijn geweest had het op de weg van het UWV gelegen om nader onderzoek te verrichten. Dat het inlichtingenformulier betrekking had op een aanvraag voor een uitkering in Polen betekent niet dat het UWV geen acht hoefde te slaan op de gegevens die zijn ingevuld. Het was immers het UWV dat eiseres heeft verzocht om de uitkering in Polen aan te vragen en het formulier moest ook aan het UWV worden teruggezonden. Dat het UWV zijn administratie zo heeft ingericht dat deze formulieren niet inhoudelijk worden bekeken en dat zij door een administratieve kracht worden doorgezonden, is een omstandigheid die voor rekening en risico van het UWV moet blijven. Dit betekent dat de uitkering die is betaald na 30 april 2014 niet meer door toedoen van eiseres onverschuldigd is betaald. Nu het UWV zelf heeft gesteld in zijn brief van 12 januari 2017 dat, als er geen sprake is van een ‘toedoen’ situatie het eiseres niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat er onverschuldigd uitkering is betaald, kan de uitkering over de periode 1 mei 2014 tot 1 april 2016 niet met terugwerkende kracht worden gekort. Vanaf 1 april 2016 was de uitkering nog niet uitbetaald, zodat de korting vanaf dat moment weer wel toegepast kan worden.

7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. Zoals onder punt 6 is overwogen heeft het UWV niet over de hele periode de korting mogen toepassen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen dan ook niet geheel in stand blijven. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en bepalen dat over de periode 1 mei 2014 tot 1 april 2016 de WIA-uitkering niet gekort wordt.

Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.

Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de korting van de WIA-uitkering betrekking heeft op de periode 1 mei 2014 tot 1 april 2016;

-

herroept het primaire besluit en bepaalt dat over de periode 1 mei 2014 tot 1 april 2016 de WIA-uitkering niet gekort wordt;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;

-

draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. R.P. Broeders, leden, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel