Home

Rechtbank Rotterdam, 06-06-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:5305, C/10/13/1114 F

Rechtbank Rotterdam, 06-06-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:5305, C/10/13/1114 F

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
6 juni 2017
Datum publicatie
10 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2017:5305
Formele relaties
Zaaknummer
C/10/13/1114 F
Relevante informatie
Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 184

Inhoudsindicatie

Verzet tegen de uitdelingslijst ongegrond: Deze procedure is niet bedoeld om bezwaar te maken tegen het beheer van de boedel door de curator en/of het toezicht door de rechter-commissaris. Slechts beklag kan worden gedaan over de handelwijze van de curator voor zover deze bij het opstellen en indelen van de uitdelingslijst in strijd met wettelijke voorschriften heeft gehandeld. De betwisting van vorderingen is aan de orde geweest tijdens verificatievergadering en renvooiprocedure.

Uitspraak

Team insolventie

insolventienummer: [nummer]

uitspraakdatum: 6 juni 2017

Beschikking op de bezwaarschriften van:

de besloten vennootschap

[naam 1],

gevestigd te Nieuwegein,

hierna: [naam 1],

advocaat: mr. J.W. Landman,

de besloten vennootschap

[naam 2],

gevestigd te Zwijndrecht,

hierna: [naam 2],

de besloten vennootschap

[naam 3],

gevestigd te Zwijndrecht,

hierna: [naam 3],

strekkende tot wijziging van de uitdelingslijst in het faillissement van:

de besloten vennootschap

[Gefailleerde] ,

[adres]

,

gefailleerde,

curator: mr. G.A. Krol.

1 De procedure

De door de rechter-commissaris goedgekeurde slotuitdelingslijst heeft met ingang van 27 maart 2017 gedurende 10 dagen ter griffie van deze rechtbank ter inzage gelegen.

De heer [naam 4] (hierna: [naam 4]), namens [naam 2] en [naam 3], is bij het op 6 april 2017 ter griffie ingekomen bezwaarschrift in verzet gekomen tegen de gedeponeerde uitdelingslijst. Bij brief van 14 april 2017 heeft [naam 4] een aantal onderbouwende documenten aan de rechtbank toegezonden.

Mr. J.W. Landman (hierna mr. Landman), namens [naam 1], is bij het op 6 april 2017 ter griffie ingekomen bezwaarschrift in verzet gekomen tegen de gedeponeerde uitdelingslijst.

Op 20 april 2017 heeft de rechtbank het verweer van de curator ontvangen.

De rechtbank heeft de bezwaarschriften behandeld ter terechtzitting van 21 april 2017.

Daarbij zijn verschenen de heer [naam 5] (hierna: [naam 5]), bestuurder van [naam 1], bijgestaan door mr. Landman. Ter zitting heeft mr. Landman verklaard dat hij door [naam 4], bestuurder van [naam 2] en [naam 3], gemachtigd is om tevens de belangen van deze twee vennootschappen te behartigen. Verder zijn verschenen de curator en mevrouw [naam 6], administrateur van gefailleerde.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de rechter-commissaris van 19 april 2017.

De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de schriftelijke reactie van [naam 4] van 21 april 2017 die ter zitting door mr. Landman is overgelegd.

De uitspraak is bepaald op 25 april 2017.

Bij faxbericht met bijlage van 24 april 2017 heeft mr. Landman om heropening van de zitting gevraagd aangezien [naam 4] ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek geen inzicht heeft gekregen in de staat van baten en kosten, behorende bij de uitdelingslijst.

Nu is gebleken dat [naam 4] inderdaad niet de volledige uitdelingslijst heeft kunnen inzien, heeft de rechtbank deze alsnog (via mr. Landman) aan hem doen toekomen. Daarbij heeft zij partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren, waarbij de uitspraak is bepaald op 30 mei 2017. Op 30 mei 2017 is de uitspraak aangehouden tot heden.

Bij e-mail met bijlagen van 5 mei 2017 heeft [naam 4] zijn reactie aan de rechtbank doen toekomen. Mr. Landman heeft bij faxbericht met bijlagen van 9 mei 2017 gereageerd. [naam 5] heeft bij e-mails met bijlagen van 9 en 15 mei 2017 gereageerd en de curator heeft bij brief met bijlagen van 11 mei 2017 haar reactie aan de rechtbank doen toekomen.

2 De standpunten

Mr. Landman heeft in zijn bezwaarschrift namens [naam 1] onder meer gesteld dat geen helderheid bestaat over de opbrengsten en de kosten van het faillissement alsmede het salaris van de curator. Verder is aangevoerd dat de curator heeft nagelaten een vordering op [naam 11] te incasseren en dat [naam 1] en de overige crediteuren hierdoor worden benadeeld. Voorts zijn de navolgende vorderingen betwist:

- [naam 7] van € 285,60;

- [naam 7] van € 65.945,--;

- [naam 7] van € 63.525,--;

- [naam 7] van € 7.436,96;

- [naam 8] van € 80,38;

- [naam 8] van € 802,41.

Tevens is gesteld dat sprake is van een onverklaarbaar verschil in het uitdelingspercentage voor en na de renvooiprocedure, te weten van 14% naar ruim 1%. Tenslotte heeft [naam 1] zich op het standpunt gesteld dat het faillissement destijds ten onrechte is uitgesproken en dat [naam 1] zich door de opstelling van de curator en de rechter-commissaris gedurende het faillissement geschaad voelt in haar belangen.

[naam 4] heeft in zijn bezwaarschrift dezelfde posten betwist als hiervoor vermeld bij het bezwaar van mr. Landman. Verder heeft ook hij bezwaar gemaakt tegen de door de curator gemaakte kosten, waaronder haar salaris, en heeft hij aangevoerd dat geen volledig beeld bestaat over de inkomsten en uitgaven in dit faillissement.

[naam 4] en [naam 5] hebben zich in de correspondentie na afloop van de zitting van 21 april 2017 onder meer op het standpunt gesteld dat van een veel hoger boedelactief sprake zou moeten zijn. Een aantal vorderingen zou door de curator niet zijn geïncasseerd. Verder hebben [naam 4] en [naam 5] onder ‘Overige’ in het bericht van [naam 4] van 5 mei 2017 een aantal posten genoemd waarvan het hen niet duidelijk is of daarbij baten zijn gerealiseerd. De opbrengsten zijn in elk geval niet verantwoord in de uitdelingslijst. Het gaat hierbij om het saldo van de directiekas, de opbrengst van de verkoop van laptops en telefoons, de teruggave vennootschapsbelasting 2012 en 2013 en een verzekeringsuitkering. Voorts hebben [naam 4] en [naam 5] onder meer vraagtekens geplaatst bij de reeds betaalde boedelvordering van [naam 9] en de boedelvordering van de verhuurder.

Onder verwijzing naar artikel 186 Faillissementswet (hierna: Fw) heeft de curator geconcludeerd dat [naam 1], [naam 2] en [naam 3] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat partijen ontvankelijk zijn in hun bezwaar, dan zou dit moeten worden afgewezen, aldus de curator. De curator heeft onder meer gesteld dat de inkomsten en uitgaven in dit faillissement blijken uit de periodiek ter inzage gelegde openbare verslagen, het financieel eindverslag en de uitdelingslijst. De curator heeft betwist dat sprake is van niet geïncasseerde vorderingen. De curator heeft verder aangevoerd dat het lagere uitkeringspercentage is veroorzaakt door haar salaris aangezien zij diverse procedures heeft moeten voeren. Zij heeft daarbij opgemerkt dat het salaris door de rechtbank is vastgesteld en dat daartegen geen rechtsmiddel openstaat. Voorts heeft de curator verklaard dat zij zowel [naam 4] als [naam 5] er steeds op heeft gewezen dat de rechtsmaatregelen die zij tegen de boedel instelden, gepaard zouden gaan met kosten die ten nadele zouden komen van de crediteuren. Verder heeft de curator aangevoerd dat het bezwaar tegen de uitdelingslijst geen betrekking kan hebben op het beheer van de boedel. Ten aanzien van de klachten over de noodzaak van het faillissement heeft de curator gesteld dat hierover thans geen oordeel meer kan worden gegeven nu de desbetreffende beslissing is gegeven en in hoger beroep is bekrachtigd. De curator heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de door partijen betwiste vorderingen tijdens de verificatievergadering en de daaropvolgende renvooiprocedure zijn komen vast te staan. In dit kader heeft de curator nog verklaard dat de vorderingen van [naam 7] en [naam 8] die zien op rentevorderingen over het laatste kwartaal van 2013, zouden moeten worden aangepast nu [Gefailleerde] op 1 november 2013 in staat van faillissement is verklaard. Mr. Landman heeft ter zitting verklaard dat hij deze wijzigingen in de uitdelingslijst doorgevoerd zou willen zien.

De curator heeft tot slot verzocht om [naam 1], [naam 2] en [naam 3] in de kosten te veroordelen.

De rechter-commissaris heeft de rechtbank geadviseerd het verzet ongegrond te verklaren.

3 De beoordeling

Allereerst merkt de rechtbank op dat de stukken die in de periode na de zitting van 21 april 2017 door partijen zijn ingediend geen aanleiding hebben gevormd een nieuwe zitting te gelasten.

De rechtbank stelt vast dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en dat [naam 1], [naam 2] en [naam 3] op grond van artikel 184 Fw ontvankelijk zijn in hun bezwaar.

De rechtbank stelt vast dat zij thans slechts moet beoordelen of de uitdelingslijst onjuistheden bevat. Deze procedure is niet bedoeld om bezwaar te maken tegen het beheer van de boedel door de curator en/of het toezicht door de rechter-commissaris. In dat kader staan tijdens het faillissement de mogelijkheden van de artikelen 69 en 67 Fw open. Slechts beklag kan worden gedaan over de handelwijze van de curator voor zover deze bij het opstellen en indelen van de uitdelingslijst in strijd met wettelijke voorschriften heeft gehandeld.

Door [naam 4] en [naam 5] is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat baten gerealiseerd zijn die niet in de uitdelingslijst zijn verantwoord, dan wel dat kosten ten onrechte in de uitdelingslijst zijn opgenomen. [naam 4] en [naam 5] hebben ten aanzien van de onderwerpen genoemd onder ‘Overige’ in het schrijven van 5 mei 2017 slechts gesteld dat het voor hen niet duidelijk is of opbrengsten zijn verkregen. [naam 4] heeft ten aanzien van de onverschuldigde betaling door [naam 9] aangevoerd dat hem onbekend is waar deze betaling voor is gedaan. Ten aanzien van de betaling aan [naam 10] heeft [naam 4] slechts gesteld dat hem onbekend is waarom het advies, waarop deze betaling ziet, is gegeven. Voor wat betreft de boedelkosten voor de huurverplichting heeft [naam 4] aangevoerd dat niet duidelijk is of door de curator een beroep is gedaan op de bankgarantie, maar dat hij vermoedt dat dit niet zal zijn gedaan.

Gedurende het faillissement hebben de door de curator opgestelde openbare verslagen inzage geboden in de opbrengsten en kosten van de boedel. Dat geldt ook voor het tussentijds financieel verslag van 25 augustus 2015 dat is opgesteld ten behoeve van de verificatievergadering. Voor zover het [naam 4] en [naam 5] niet duidelijk was of baten zijn gerealiseerd dan wel of en om welke reden door de curator kosten zijn gemaakt, dient de weg van artikel 69 Fw te worden bewandeld. Dit geldt eveneens voor de bezwaren van [naam 4] tegen een aantal vorderingen dat niet door de curator zou zijn geïncasseerd. De rechtbank moet concluderen dat door [naam 4] en [naam 5] in feite wordt geklaagd over het beheer van de boedel door de curator, hetgeen in deze procedure niet aan de orde kan worden gesteld.

De stelling van mr. Landman dat het faillissement ten onrechte zou zijn uitgesproken moet worden gepasseerd. De beslissing om het faillissement uit te spreken is destijds door de rechtbank genomen en door het gerechtshof te ’s-Gravenhage bekrachtigd, zodat daarover in deze procedure niet meer kan worden geklaagd.

Ten aanzien van de opnieuw betwiste vorderingen is de rechtbank van oordeel dat daarvoor buiten het kader van de verificatievergadering en renvooiprocedure geen ruimte bestaat, zodat de rechtbank aan die betwisting voorbij zal gaan. Ook de aanpassingen die de curator heeft voorgesteld ten aanzien van de vorderingen van [naam 7] en [naam 8] hadden bij de verificatievergadering aan de orde moeten komen, zodat daarover thans niet meer kan worden geklaagd.

Tegen het door de rechtbank vastgestelde salaris van de curator kan niet worden opgekomen. Datzelfde geldt voor de kosten van de renvooiprocedure.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. Voor een kostenveroordeling is in deze beschikking geen plaats en daarom zal dat verzoek van de curator worden afgewezen.

4 De beslissing