Home

Rechtbank Rotterdam, 16-02-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:4076, 10/770004-13 ontneming vonnis

Rechtbank Rotterdam, 16-02-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:4076, 10/770004-13 ontneming vonnis

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
16 februari 2017
Datum publicatie
30 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2017:4076
Zaaknummer
10/770004-13 ontneming vonnis

Inhoudsindicatie

Ontneming wedderrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling voor medeplegen van witwassen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10-770004-13

Datum uitspraak: 16 februari 2017

Tegenspraak gemachtigd raadsman

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ([geboorteland veroordeelde]) op [geboortedatum veroordeelde],

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres veroordeelde], [woonplaats veroordeelde],

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde

gedetineerd te Justitieel complex Schiphol,

gemachtigd raadsman mr. G. Roethof, advocaat te Amsterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2017.

VOORAFGAANDE VEROORDELING

Bij vonnis van deze rechtbank van 16 februari 2017 is de veroordeelde veroordeeld wegens het na te noemen strafbare feit. Van dat vonnis is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

VORDERING

De vordering van de officier van justitie, mr. C.A.M. van der Maas, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 7.000, -. De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld. De officier van justitie voert hiertoe aan dat er geen enkel aanknopingspunt is om te bepalen welk deel van het geld bij verdachte en welk deel bij een ander terecht gekomen is. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd. Daarom wordt uitgegaan van een verkregen voordeel ter hoogte van het gehele bedrag, te weten € 7.000, -.

STANDPUNT VERDEDIGING

Aangevoerd is dat er op enig moment inderdaad € 7.000, -, op de rekening van de verdachte heeft gestaan, maar dat dit bedrag niet kan worden aangemerkt als daadwerkelijk door de verdachte genoten voordeel. De raadsman voert daartoe aan dat de verdachte hem heeft verteld dat zij, nadat zij het bedrag van € 7.000,- in één keer heeft moeten opnemen bij de bank, daarvan € 250, - heeft mogen houden en zij de rest van het geld heeft moeten afstaan. De raadsman geeft aan dat hij weet dat hij niet kan verklaren voor de verdachte, maar dat deze verklaring wel ondersteuning vindt in de ping-gesprekken met een onbekend gebleven ander persoon.

STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD

Blijkens het vonnis van 16 februari 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:

medeplegen van witwassen.

In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat bovenstaande door de

veroordeelde is begaan.

VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL

Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het hiervoor vermelde strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Niet is immers vast te stellen of, en zo ja, welk deel van het witgewassen geldbedrag daadwerkelijk bij de verdachte is achtergebleven.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt

geschat, vast op nihil.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.H. Janssen, voorzitter,

en mrs. E.G. Fels en M. Cupido, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2017.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.