Home

Rechtbank Rotterdam, 28-02-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3012, 5500023 VZ VERZ 16-21986

Rechtbank Rotterdam, 28-02-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3012, 5500023 VZ VERZ 16-21986

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
28 februari 2017
Datum publicatie
26 april 2017
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2017:3012
Zaaknummer
5500023 VZ VERZ 16-21986

Inhoudsindicatie

verzoek ex art. 7:681 BW en voorwaardelijk tegenvezoek werkgever. Diefstal pakje koekjes en drinken door schoonmaakmedewerkster. Camerabeelden en getuigenverhoor. Ontslag op staande voet terecht gegeven.

Uitspraak

Zaaknummer: 5500023 VZ VERZ 16-21986

Uitspraak: 28 februari 2017

Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [plaatsnaam],

verzoekster, tevens verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. I. Ouwehand (FNV Individuele Belangenbehartiging) te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Dolmans Schoonmaakdiensten B.V.,

gevestigd te IJsselstein,

verweerster, tevens verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mw. mr. N. van den Berg te Amsterdam.

Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[verzoekster]” respectievelijk “Dolmans”.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:

- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen ter griffie op 9 november 2016;

- het verweerschrift, tevens inhoudende voorwaardelijk tegenverzoek, met bijlagen, ontvangen ter griffie op 5 januari 2017;

- het verweerschrift in het voorwaardelijk tegenverzoek, met bijlagen, ontvangen ter griffie op 10 januari 2017;

- het proces-verbaal van de op 11 januari 2017 gehouden enquête ingevolge de ambtshalve mondelinge beslissing van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek;

- het proces-verbaal van de op 1 februari 2017 gehouden contra-enquête ingevolge de ambtshalve mondelinge beslissing van de kantonrechter tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek.

1.2

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 januari 2017 en is -na een aanhouding daarvan op verzoek van beide partijen- voortgezet op 1 februari 2017.

[verzoekster] is daarbij in persoon verschenen, vergezeld van haar dochter, mevrouw [naam dochter], en bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Ouwehand en een tolk in de Turkse taal.

Dolmans is verschenen bij mevrouw [B.] (manager personeelszaken bij Dolmans) bij beide behandelingen, mevrouw

[C.] (objectleidster bij Dolmans) en de heer [D.] (projectmanager bij Dolmans), bijgestaan door de gemachtigde, mr. Van den Berg. Partijen hebben ieder hun standpunten mondeling toegelicht, waarbij de gemachtigde van Dolmans gebruik heeft gemaakt van een schriftelijke pleitnota. Van hetgeen op de terechtzitting is besproken, heeft de griffier aantekening gehouden.

1.3

De beschikking is nader bepaald op heden.

2 De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.

2.1

Dolmans exploiteert een schoonmaakonderneming.

2.2

[verzoekster], geboren op [geboortedatum], is sinds 1 april 2015 voor onbepaalde duur in dienst van Dolmans, laatstelijk in de functie van “medewerker algemeen schoononderhoud I” tegen een bruto uurloon groot € 11,69, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en emolumenten, bij een werkweek van 30,25 uur.

2.3

Eerder, direct voorafgaand aan het dienstverband bij Dolmans, was [verzoekster] op hetzelfde object als waar zij werkzaam is/was voor Dolmans - [naam ziekenhuis] - , in dienst van schoonmaakbedrijf Hago vanaf 1 september 2010.

2.4

In artikel 14 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:

Werknemer verklaart zich ermee bekend dat hij/zij het vertrouwen geniet met betrekking tot de eigendommen van de klant van werkgever. Indien werkgever constateert dat werknemer dit vertrouwen beschaamt door eigendommen van de klant van werkgever, waarbij de waarde geen rol speelt, weg te nemen, daaronder mede begrepen het gebruik maken van telefoon van de klant anders dan in noodgevallen, zal werkgever dit te allen tijde aanmerken als een dringende reden met ontslag op staande voet tot gevolg.

2.5

Het object [naam ziekenhuis], een psychiatrisch ziekenhuis, bestaat uit meerdere paviljoenen. [verzoekster] was tewerkgesteld op de locatie genaamd [naam locatie], zijnde de opdrachtgever van Dolmans. Op die locatie zijn zogeheten “Algemene gedrag- en huisregels” van toepassing. In die regels is, voor zover thans relevant, het volgende vastgelegd:

“(…)

Omgang eigendommen Dolmans

(…) je moet zorgvuldig omgaan met de spullen van Dolmans en mag niets meenemen wat niet van jou is. De spullen zijn bedoeld voor gebruik in het bedrijf en zijn dus ook bedrijfseigendom. Dus ook niet rolletjes plakband, dat melk- of suikerzakje of wat papier.

(…)

Gedrag tijdens uw werkzaamheden

-

Kom nooit in bureauladen of kasten die in gebruik zijn bij de klant.

-

Kom nooit aan eigendommen van cliënten.

(…)

Sanctiebeleid

Onder onacceptabel gedrag wordt verstaan: (…)

Diefstal

(…)

Bij alle hierboven genoemde vergrijpen zal in overleg met de Manager Personeelszaken in de regel ontslag volgen. (…)”

2.6

[verzoekster] maakt bij haar werkzaamheden gebruik van een werkkarretje/trolley van Dolmans, waarin de materialen en schoonmaakmiddelen liggen die [verzoekster] nodig heeft voor haar dagelijks werk, waaronder ook vuilniszakken.

2.7.

Op de locatie waar [verzoekster] te werk is gesteld is een werkkast van Dolmans aanwezig, met daarin de werkmaterialen van Dolmans opgeslagen. [verzoekster] dient voor haar werkzaamheden gebruik te maken van de werkmaterialen uit de werkkast van Dolmans.

2.8

[verzoekster] werkt gewoonlijk op zondagen 4,5 uur, te beginnen om 6.00 uur en eindigend op 10.30 uur. Op zondag 18 september 2016 heeft [verzoekster] op verzoek van Dolmans langer dan gebruikelijk doorgewerkt in verband met ziekte van een collega.

2.9

Tijdens haar werkzaamheden op de betreffende zondag 18 september 2016 heeft [verzoekster] uit de voorraadkast van [naam locatie] (derhalve niet zijnde de werkkast van Dolmans) een pakje koekjes, een pakje drinken en een rol vuilniszakken gepakt. Zij heeft deze spullen in een vuilniszak gestopt en op haar werkkarretje/trolley neergelegd. Een en ander is op camerabeelden waar te nemen, die zijn vastgelegd met de camera’s die binnen de locaties zijn geplaatst, onder meer boven de betreffende voorraadkast van [naam locatie].

2.10

Vervolgens heeft [verzoekster] een koekje en een bekertje sap genuttigd.

2.11

Op dinsdag 20 september 2016 heeft Dolmans telefonisch contact gehad met [verzoekster] en is zij uitgenodigd voor een gesprek. Dat gesprek vond plaats op woensdag 21 september 2016 ten kantore van Dolmans. In dat gesprek heeft de heer [D.] (projectmanager) aan [verzoekster] medegedeeld dat zij is geschorst en dat Dolmans nader onderzoek gaat verrichten naar hetgeen op 18 september 2016 is voorgevallen. Tegelijkertijd is zij uitgenodigd voor een gesprek, twee dagen later, op vrijdag

23 september 2016.

2.12

Partijen hebben elkaar vervolgens gesproken op 23 september 2016.

Namens Dolmans waren bij dat gesprek aanwezig mevrouw [B.] (manager personeelszaken), mevrouw [C.] (objectleidster) en de heer

[D.].

2.13

Tijdens meergenoemd gesprek is [verzoekster] geconfronteerd met de bevindingen als vastgelegd op de camerabeelden die zijn gemaakt op zondag 18 september 2016. Aan het eind van het gesprek is aan [verzoekster] medegedeeld dat zij op staande voet is ontslagen.

2.14

Bij brief, gedateerd 23 september 2016, is het aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet bevestigd. Die brief luidt, voor zover relevant, als volgt:

“(…)

4. Vanmorgen heb ik u meerdere keren gevraagd wat er was gebeurd. U bleef aangeven dat er niets was gebeurd. Op het moment dat de heer [D.] de kamer verliet gaf u toe dat u uit de kast drinken en iets te eten heeft gehaald. Als reden gaf u aan dat u geen geld heeft om eten te kopen. Ik heb u aangegeven dat u niets te zoeken heeft in de betreffende kast. Deze is immers van de klant.

5. Als gevolg van deze bekentenis hebben wij u de camerabeelden laten zien op het hoofdkantoor van [naam locatie]. Het was duidelijk te zien dat u 2 keer spullen uit de kast van de klant heeft weggenomen. U heeft erkend dat u inderdaad spullen uit de kast heeft weggenomen. Ik heb u nogmaals aangegeven dat u niets te zoeken heeft in de kast van onze klant.

6. U bent er door mij op aangesproken dat liegen voor ons als werkgever en door de opdrachtgever niet wordt getolereerd.

7. Ik heb u medegedeeld dat door deze diefstal de klant geen vertrouwen meer heeft in u en dat u met onmiddellijke ingang ontslag op staande voet krijgt vanwege diefstal. U heeft erkend dat u bij uw indiensttreding de houding en gedragsregels van [naam locatie] heeft ontvangen. In dit reglement staat dat bij diefstal ontslag volgt.

(…)

CONCLUSIE:

Met ingang van vrijdag 23 september 2016 hebben wij u op staande voet ontslagen in verband met diefstal, welke u heeft erkend te hebben gepleegd.

(…)”

3 Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1

[verzoekster] heeft (primair) verzocht -kort gezegd- het aan haar op 23 september 2016 gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en Dolmans te veroordelen tot betaling van enkele bedragen aan achterstallig loon (vermeerderd met rente en wettelijke verhoging), alsmede te veroordelen tot wedertewerkstelling, met veroordeling van Dolmans in de kosten van het geding.

3.2

Subsidiair heeft zij verzocht om veroordeling van Dolmans tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW groot € 25.000,- bruto, alsmede de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW groot € 3.309,44 bruto en voorts een bedrag aan loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren ex artikel 7:671 BW groot € 4.582,30 bruto, eveneens met veroordeling van Dolsmans in de kosten van het geding.

3.3

Aan dat verzoek heeft [verzoekster] het volgende (samengevat weergegeven) ten grondslag gelegd. Aangevoerd wordt dat geen sprake is geweest van diefstal door [verzoekster], zodat, daarop voortbordurend, evenmin gesproken kan worden van een dringende reden voor het ontslag. Op zichzelf genomen is wel juist dat, zoals ook op de camerabeelden die zijn gemaakt op zondag 18 september 2016 is te zien, [verzoekster] tijdens haar werkzaamheden de voorraadkast van [naam locatie] (de opdrachtgever waar zij werkte) is ingegaan om daar iets uit te pakken. Dat betrof een rol vuilniszakken, een pak koekjes en een pak drinken.

De rol vuilniszakken heeft [verzoekster] nodig voor haar werkzaamheden als schoonmaakster.

Zij weet niet beter dan dat zij, als zij werkspullen moet aanvullen, dat doet uit de voorraadkast van [naam locatie]. Dat is een gewoonte binnen haar werk. In die voorraadkast ligt toiletpapier, papieren handdoeken, vuilniszakken etc., die [verzoekster] nodig heeft.

Het pakje koekjes en pak drinken heeft [verzoekster] uit nood gepakt. Zij moest namelijk die zondag onverwachts langer doorwerken waardoor de noodzaak ontstond voor [verzoekster] om tijdens het werk en om medische reden iets te eten en te drinken, zodat zij haar medicijnen kon innemen. Dat heeft zij gedaan door een koekje en wat te drinken te nemen uit de voorraadkast van [naam locatie]. Het restant van de koekjes en het pak drinken heeft zij weggegooid in haar werkkarretje en dus niet meegenomen naar huis. Van de door Dolmans gestelde diefstal van eigendommen van [naam locatie] is geen sprake. [verzoekster] heeft niets gestolen. [verzoekster] heeft nooit eerder dan die bewuste zondag iets te eten gepakt uit de kast van [naam locatie]. Dat deed zij die dag voor het eerst en ook alleen vanwege haar medicatie. Daar komt nog bij dat [verzoekster] al sinds jaar en dag in de schoonmaakbranche werkt, dat zij altijd goed heeft gefunctioneerd (een onberispelijke staat van dienst) en dat zij die dag haar normale werk heeft gedaan, zoals zij dat altijd deed.

4 Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

5 De beoordeling van de beide verzoeken

6 De beslissing