Home

Rechtbank Overijssel, 28-06-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2625, C/08/200697 / KG ZA 17-120

Rechtbank Overijssel, 28-06-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2625, C/08/200697 / KG ZA 17-120

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
28 juni 2017
Datum publicatie
29 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2017:2625
Zaaknummer
C/08/200697 / KG ZA 17-120

Inhoudsindicatie

Opheffing van een deel van de door de Ontvanger gelegde conservatoire beslagen vanwege een ‘overkill’ aan zekerheden. Het bedrag waarvoor conservatoir beslag is gelegd overschrijdt de waarde van de belastingschuld fors.

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer / rolnummer: C/08/200697 / KG ZA 17-120

Vonnis in kort geding van 28 juni 2017

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. W.J. Lenstra te Utrecht,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF,

mede kantoorhoudende te Zwolle,

gedaagde,

advocaat mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en de Ontvanger genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding met producties

-

de producties 13 tot en met 18 aan de zijde van [eiser]

-

de mondelinge behandeling

-

de pleitnota van [eiser]

-

de pleitnota van De Ontvanger

-

de aanhouding ten behoeve van het beproeven van een schikking.

1.2.

Vervolgens heeft de Ontvanger verzocht vonnis te wijzen.

2 De feiten

2.1.

[eiser] staat bij de fiscus bekend als handelaar in vennootschappen. Bij onderzoek heeft een controlemedewerker van de fiscus op de privé- en zakelijke bankafschriften van [eiser] over de jaren 2011 tot en met september 2015 stortingen aangetroffen vanuit enkele vennootschappen waarin hij een (on)middellijk belang heeft (gehad) en vanuit een stichting waarvan hij bestuurder was. In de jaren 2011 tot en met 2014 heeft [eiser] nihil inkomen uit de vennootschappen aangegeven in zijn aangiften inkomstenbelasting, terwijl hij volgens de Ontvanger per vennootschap een gebruikelijk loon van € 41.000,- tot € 44.000,- had moeten opnemen. Ook heeft hij geen onttrekkingen aan de stichting vermeld. De Ontvanger houdt er rekening mee dat er mogelijk sprake was van meer inkomen, bijvoorbeeld door contante onttrekkingen door [eiser] uit de vennootschappen en de stichting. Omdat [eiser] een gebruikelijk loon en de onttrekkingen uit de stichting had moeten vermelden in zijn aangiften, is de Inspecteur voornemens aan [eiser] navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013, een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2014 en een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2015 op te leggen. Dit zal rekening houdend met een belastingtarief van 52%, leiden tot een totaalbedrag van circa € 350.000,- inclusief vergrijpboeten (correcties van in totaal

€ 461.512,-; 52% inkomstenbelasting over deze correcties = € 239.986,-, vermeerderd met 50% vergrijpboeten van € 119.993,- over de jaren 2011 tot en met 2014 en exclusief heffingsrente en invorderingsgarantie. Gelet hierop heeft de Ontvanger zijn vordering op [eiser] , inclusief invorderingsrente en kosten, voorlopig op € 462.000,- begroot.

2.2.

Op 11 februari 2016 en op 16 februari 2016 heeft de Ontvanger onder verwijzing naar het door de Inspecteur verrichtte onderzoek en zijn voornemen om navorderingsaanslagen inkomstenbelasting aan [eiser] op te leggen, aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om haar verlof te verlenen om ten laste van [eiser] conservatoir (derden)beslag te leggen onder een vijftal banken (Triodos Bank N.V., SNS Bank N.V. en ASN Bank N.V., KNAB en BinckBank N.V. en op (on)roerende zaken.

2.3.

De verzoeken zijn door de voorzieningenrechter toegewezen, met begroting van de vordering van de Ontvanger op [eiser] op € 462.000,- inclusief invorderingsrente en kosten.

2.4.

Op 18 februari 2016 heeft de Ontvanger conservatoir beslag laten leggen op de bankrekeningen van [eiser] , zijn aandeel in het woonhuis aan de [adres] te [plaats] , de inventaris en zijn auto.

2.5.

Op 18 april 2016 heeft [eiser] bij de Ontvanger een verzoek tot gedeeltelijke opheffing van de conservatoire beslagen ingediend. Bij brief van 2 mei 2016 heeft de Ontvanger [eiser] meegedeeld dat aan zijn verzoek niet tegemoet gekomen kan worden. De navorderingsaanslagen die door de Inspecteur zijn opgelegd zijn daarvoor voor de Ontvanger mede van belang. Ook het feit dat de Inspecteur nog niet alle aanslagen heeft vastgesteld, speelt een rol. Omdat [eiser] normaal gebruik kan blijven maken van zijn woning, auto en de inventaris, blijft ook het daarop rustende beslag van kracht, zo deelt de Ontvanger [eiser] mee.

2.6.

Op 2 mei 2016 heeft de Inspecteur aan [eiser] laten weten navorderingsaanslagen premies zorgverzekering over de jaren 2011 – 2016 op te leggen op basis van de volgende daartoe vastgestelde inkomsten:

2011: € 33.427,-

2012: € 50.064,-

2013: € 50.853,-

2014: € 5.414,-

2015: € 30.425,-

2016: €52.763,-.

Als [eiser] het niet eens is met deze (navorderings)aanslagen, dan kan hij een bezwaarschrift indienen binnen de op de aanslagbiljetten genoemde termijn.

2.7.

Bij brief van 8 maart 2017 heeft [eiser] zowel de Ontvanger als de Inspecteur een verzocht om de conservatoire beslagen gedeeltelijk op te heffen. Aan zijn verzoek legt hij ten grondslag dat beslag is gelegd voor € 317.948,-, terwijl - nadat de vergrijpboetes door de Belastingdienst op nihil zijn gesteld - het herberekende totaalbedrag aan aanslagen ib/ph € 186.097,- bedraagt. [eiser] verzoekt dan ook het beslag op de bankrekeningen op te heffen voor zover het de vordering overschrijdt.

[eiser] berekent de door de Belastingdienst uitgebrachte aanslagen als volgt:

IB Zvw

2011 € 52.114,- € 2.170,-

2012 € 45.016,- € 2.789,-

2013 € 46.718,- € 3.108,-

2014 € 33.002,- € 1.180,-

Totaal 176.805,- € 9.247,-

2.8.

Bij afzonderlijke beschikkingen van 22 maart 2017 heeft de Belastingdienst uitspraak op bezwaar gedaan en Rijnbeek meegedeeld dat de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekering over de jaren 2011 tot en met 2014 zijn verminderd, en wel in:

2011 met € 22.699,- terwijl de eerder vastgestelde navordering € 74.813,- bedroeg,

2012 met € 20.309,- terwijl de eerder vastgestelde navordering € 65.325,- bedroeg,

2013 met € 21.702,- terwijl de eerder vastgestelde navordering € 68.410,- bedroeg,

2014 met € 15.572,- terwijl de eerder vastgestelde navordering € 48.574,- bedroeg.

2.9.

In reactie op het verzoek 8 maart 2017 heeft de Ontvanger [eiser] bij brief van

23 maart 2017 laten weten dat zij op dat moment geen aanleiding heeft om de hoogte van het gelegde beslag aan te passen aan de op dat moment openstaande belastingschulden.

2.10.

[eiser] heeft zich naar eigen zeggen genoodzaakt gezien dit kort geding te entameren.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert samengevat - de opheffing van het gelegde conservatoire beslag op de SNS-bankrekening [xxxx] , op de woning en op de roerende zaken (auto en huisraad) en de Ontvanger te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2.

Daartoe stelt [eiser] dat het bedrag waarvoor beslag is gelegd de totale waarde van de belastingschuld fors overschrijdt, te meer daar de Belastingdienst bij vier uitspraken op bezwaar de eerdere aanslagen over de jaren 2011 tot en met 2014 substantieel heeft verlaagd. Hieruit volgt dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het inroepen van het beslag is gebleken, wat ingevolge artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) redenen zijn voor de opheffing van de conservatoire beslagen. [eiser] merkt nog op dat er voor de jaren 2015 en 2016 geen schulden aan de ontvanger open staan. Het beslag op de SNS-rekening dient derhalve volgens [eiser] geen in redelijkheid te respecteren belang, terwijl hij als natuurlijk persoon en ondernemer door het beslag op deze betaalrekening ernstig in zijn sociaal-maatschappelijke verkeer wordt belemmerd. [eiser] stelt dat automatische incasso’s niet meer worden afgeschreven en dat hij geen transacties meer kan doen. Ook het beslag op de woning, de inventaris en de auto dient volgens [eiser] geen in redelijkheid te respecteren belang en is zelfs vexatoir. [eiser] moet regelmatig naar het academisch ziekenhuis in Groningen en hij heeft daarvoor een auto nodig. Met betrekking tot de woning is het beslag gelegd op [eisers] ondeelbare aandeel in de woning, die mede aan zijn echtgenote in eigendom toebehoort. Er bestaat volgens [eiser] geen vrees voor verduistering met betrekking tot dit onroerend goed, zodat - nog los van de omstandigheid dat de beslagen op de Triodos- en KNAB rekeningen al voldoende zekerheid bieden - het beslag reeds hierom onredelijk is. Ter zitting heeft [eiser] nog betoogd dat de Ontvanger niet ontvankelijk is in zijn verweer, nu deze als overheidsinstelling heeft verzaakt met hem als belastingplichtige in overleg te treden, terwijl hij dat wel steeds tevergeefs heeft geprobeerd. Ook heeft [eiser] gesteld dat alle beslagen nietig zijn, aangezien zij zijn gelegd op basis van onbevoegd opgelegde aanslagen, die een strafrechtelijk doel hebben, namelijk het afromen van criminele winsten van [eiser] . [eiser] wijst erop dat hij enkel verdacht is en dat de gelden bovendien aantoonbaar afkomstig zijn uit de nalatenschap van zijn moeder.

3.3.

De Ontvanger voert gemotiveerd verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing