Home

Rechtbank Overijssel, 15-06-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2474, 07/996520-12 (P)

Rechtbank Overijssel, 15-06-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2474, 07/996520-12 (P)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
15 juni 2017
Datum publicatie
15 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2017:2474
Zaaknummer
07/996520-12 (P)

Inhoudsindicatie

Een 71-jarige man en zijn 37-jarige zoon zijn veroordeeld voor grootschalige beleggingsfraude. Samen verduisterden zij zo’n 3,2 miljoen euro. Deskundigen oordelen dat de vader door psychische problemen niet geschikt is voor een gevangenisstraf. De rechtbank veroordeelt hem tot de maximale taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke celstraf van 18 maanden met een proeftijd van 3 jaar.

De zoon is veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met eenzelfde proeftijd als zijn vader. Beide mannen moeten ruim 3 miljoen euro aan schadevergoedingen betalen aan de benadeelden.

De rechtbank matigt de straffen voor beiden in verband met het aanzienlijke tijdsverloop. De feiten dateren van 2007 tot 2011.

Uitspraak

Afdeling Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 07/996520-12 (P)

Datum vonnis: 15 juni 2017

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte A] ,

geboren op [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats] ,

wonende in [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 november 2015, 23 november 2015, 16 januari 2016, 22 mei 2017 en 1 juni 2017.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.H.J. Bollenen van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: in de periode van 1 juli 2007 tot en met 20 juli 2010, al dan niet samen met een ander, een geldbedrag van in totaal € 2.707.883,-- toebehorende aan Dutch Global Investments I, II en/of III BV heeft verduisterd,

dan wel dat hij in de genoemde periode feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan/tot het door Dutch Global Investments BV i.o. en/of Dutch Global Investments I, II en/of III BV, al dan niet samen met een ander, oplichten van een groot aantal personen;

feit 2: in de periode van 29 juli 2010 tot en met 3 augustus 2011, al dan niet samen met een ander, een geldbedrag van in totaal € 117.460,-- toebehorende aan Consumentendienst Financiën BV (handelend onder de naam Prince Projects) heeft verduisterd,

dan wel dat hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 9 februari 2011 feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan/tot het door Consumentendienst Financiën BV (handelend onder de naam Prince Projects), al dan niet samen met een ander, oplichten van een groot aantal personen;

feit 3: feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan/tot het door Dutch Global Investments BV i.o en/of Dutch Global Investments I, II en/of III BV, op 23 juli 2007, al dan niet samen met een ander, gebruik maken van een valse of vervalste factuur.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

(voornamelijk zaaksdossier 1 en zaaksdossier 4)

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 01 juli 2007

tot en met 20 juli 2010 in Ommen en/of Zwolle, althans in Nederland, tezamen

en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een

geldbedrag van in totaal 2.707.883 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk

geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan Dutch Global Investments

BV en/of Dutch Global Investments II BV en/of Dutch Global Investments III BV,

in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,

en welke geldbedragen/goederen verdachte en/of zijn mededader(s) telkens uit

hoofde van zijn/haar persoonlijke dienstbetrekking bij en/of als bestuurder

van Dutch Global Investments BV en/of Dutch Global Investments II BV en/of

Dutch Global Investments III BV en/of Alco Europe Beheer B.V., in elk geval

anders dan door misdrijf, te weten als inleggeld voor de aankoop van onroerend

goed in Duitsland, onder zich had(den), telkens wederrechtelijk zich

heeft/hebben toegeëigend en/of doen/laten toe-eigenen

en/of

Dutch Global Investments B.V. i.o., Dutch Global Investments BV en/of Dutch

Global Investments II BV en/of Dutch Global Investments III BV op één of meer

tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 01 juli 2007 tot en met 20 juli

2010 in Ommen en/of Zwolle en/of Garderen en/of Ulft en/of Rijssen en/of

Almere en/of Hengelo en/of Engwierum, althans in Nederland, tezamen en in

vereniging met elkaar en/of met een ander of anderen, althans alleen en/of

ieder voor zich, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)

wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van

een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door

een samenweefsel van verdichtsels, een of meer perso(o)n(en) heeft bewogen

en/of heeft doen bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), in elk geval

van enig goed,

immers heeft die Dutch Global Investments BV en/of Dutch Global Investments II

BV en/of Dutch Global Investments III BV en/of haar mededader(s) met

vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in

strijd met de waarheid een of meer perso(o)n(en) , (onder andere) voorgewend

en/of (doen) voorwenden dat:

- de/het deelnamebedrag(en) (grotendeels) zou(den) worden geïnvesteerd in

onroerend goed in Duitsland, en/of

- er met die investeringen winst werd en/of kon worden behaald, en/of

- die winst als rente (maandelijks) (de gehele looptijd) werd/zou worden

uitgekeerd, en/of

- de/het uitgekeerde bedrag(en) die rente betrof, en/of

- die perso(o)n(en) de/het deelnamebedrag(en) na de looptijd terug zou(den)

krijgen, en/of

- er niets mis kon gaan en/of er zouden geen risico’s zijn;

waardoor die perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot de afgifte van een

of meer geldbedrag(en),

onder andere werd(en)

- ( op of omstreeks 21 januari 2008) [slachtoffer 1] (AG-08) bewogen tot afgifte

van 20.000 euro en/of 45.000 euro en/of 45.000 euro, en/of

- ( op of omstreeks 20 juni 2008) [slachtoffer 2] (AG-24) bewogen tot

afgifte van 25.000 euro, en/of

- ( op of omstreeks 10 september 2008 en/of 6 april 2009) [slachtoffer 3] (AG-01)

bewogen tot afgifte van 40.000 euro en/of 50.000 euro en/of 50.000 euro,

en/of

- ( op of omstreeks 3 oktober 2008) [slachtoffer 4] (AG-02) bewogen tot afgifte van

90.000 euro, en/of

- ( op of omstreeks 24 december 2009) [slachtoffer 5] (AG-20) bewogen tot

afgifte van 50.000 euro, en/of

- ( op of omstreeks 5 februari 2010) [slachtoffer 6] (AG-19) bewogen tot afgifte

van 50.000 euro,

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan

niet tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opdracht heeft gegeven,

dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens)

feitelijke leiding heeft gegeven;

art 321 Wetboek van Strafrecht

2.

(voornamelijk zaaksdossier 2)

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 29 juli 2010

tot en met 3 augustus 2011 in Ommen en/of Lichtenvoorde, althans in Nederland

en/of Düsseldorf, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander

of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van in totaal 117.460

euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten

dele toebehorend aan Consumentendienst Financiën B.V. (handelend onder de naam

Prince Projects), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte

en/of zijn mededaders, en welke geldbedragen/goederen verdachte en/of zijn

mededader(s) telkens uit hoofde van zijn/haar persoonlijke dienstbetrekking

bij en/of als bestuurder en/of gevolmachtigde van Consumentendienst Financiën

B.V. (handelend onder de naam Prince Projects), in elk geval anders dan door

misdrijf, te weten als inleggeld voor goudwinning in Ghana, onder zich

had(den), telkens wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend en/of

doen/laten toe-eigenen.

en/of

Consumentendienst Financiën B.V. (handelend onder de naam Prince Projects) op

één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 april 2010 tot en

met 9 februari 2011 in Ommen en/of Lichtenvoorde en/of Nijverdal en/of Ede,

althans in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of met een ander

of anderen, althans alleen, (telkens) met liet oogmerk om zich en/of (een)

ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door liet aannemen van een valse naam

en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen

en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer perso(o)n(en) heeft

bewogen en/of heeft doen bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), in

elk geval van enig goed,

immers heeft die Consumentendienst Financiën B.V. en/of haar mededader(s) met

vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in

strijd met de waarheid [slachtoffer 7] (AG-15) en/of [slachtoffer 8] (AG-16)

voorgewend en/of (doen) voorwenden dat:

- de/het deelnamebedrag(en) (grotendeels) zou(den) worden geïnvesteerd in

goudwinning in Ghana, en/of

er met die investeringen winst werd en/of kon worden behaald, en/of

die winst als rente werd/zou worden uitgekeerd, en/of

- die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] de/het deelnamebedrag(en) na de looptijd terug

zou(den) krijgen;

waardoor die

- [slachtoffer 7] (op of omstreeks 26 mei 2010 en/of 27 mei 2010 en/of 19 juli 2010)

werd bewogen tot afgifte van 35.000 euro en/of 15.000 euro en/of 25.000

euro, en/of

- [slachtoffer 8] (op of omstreeks 11 november 2010 en/of 10 januari 2011) werd

bewogen tot afgifte van 15.000 euro en/of 10.000 euro;

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan

niet tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opdracht heeft gegeven,

dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging (en) verdachte (telkens)

feitelijke leiding heeft gegeven;

art 321 Wetboek van Strafrecht

art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.

Dutch Global Investments IO en/of Dutch Global Investments BV en/of Dutch

Global Investments II BV en/of Dutch Global Investments III BV op of omstreeks

23 juli 2007 in Ommen en/of Zwolle en/of Nijverdal en/of Apeldoorn, althans in

Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) factuur

- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -

als ware dat geschrift echt en onvervalst,

bestaande dat gebruikmaken hierin dat een factuur d.d. 23 juli 2007 (D-l42,

pag. 2165) van AFB Algemene Financiële Belangen in de bedrijfsadministratie

van Dutch Global investment IO en/of Dutch Global Investments BV en/of Dutch

Global Investments II BV en/of Dutch Global Investments III BV was opgenomen,

bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die factuur staat vermeld

dat er 119.000 euro (inclusief btw) aan opstartkosten ten behoeve van het

opzetten van een remisiers-netwerk zijn gemaakt (ten behoeve van Dutch Global

Investment IO) , terwijl het in werkelijkheid een afkoopsom was van hetgeen

[naam 1] tegoed had van Triple A en/of AFB Algemene Financiële Belangen

die kosten nimmer heeft gemaakt,

terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en)

bestemd was/waren voor zodanig gebruik;

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan

niet tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opdracht heeft gegeven,

dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens)

feitelijke leiding heeft gegeven;

art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

3 De voorvragen

De raadsman heeft gesteld dat de dagvaarding onder de feiten 1 en 2 nietig is, voor zover ten aanzien van die feiten zowel verduistering als oplichting is tenlastegelegd met de woorden “en/of”. Dit is volgens de raadsman tegenstrijdig, aangezien oplichting en verduistering elkaar volgens hem juridisch uitsluiten. Alleen legaal verkregen gelden kunnen verduisterd worden. Gelden die door oplichting zijn verkregen kunnen niet meer verduisterd worden in de optiek van de raadsman.

De officier van justitie heeft bestreden dat de tenlastelegging in zoverre nietig is. Zij heeft erop gewezen dat sprake kan zijn van twee fasen binnen de in de tenlastelegging genoemde periode. Een fase waarin verduistering aan de orde is en een fase waarin van oplichting sprake is.

De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien de feiten 1 en 2 dient te worden opgevat als een cumulatieve/alternatieve tenlastelegging. De tenlastelegging ziet dus op oplichting en/of verduistering met betrekking tot dezelfde aangevers. De rechtbank is voorts van oordeel dat nu, zoals de officier van justitie terecht heeft betoogd, binnen de tenlastegelegde tijdsperiode zowel sprake kan zijn van oplichting als van verduistering, er reeds daarom geen sprake is van een eventuele innerlijke tegenstrijdigheid.

Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De bewijsoverwegingen 1

4.1

Vaststelling van de feiten

Feit 1

Op 28 oktober 1975, 30 november 2007 respectievelijk 31 maart 2008 zijn de besloten vennootschappen Dutch Global Investments BV i.o, Dutch Global Investments II BV en Dutch Global Investments III BV (hierna: DGI I, II en III, gezamenlijk: DGI) opgericht. Bestuurder en enig aandeelhouder van DGI I is sinds 16 november 2007 Alco Europe Beheer BV. Bestuurder en enig aandeelhouder van DGI II en III is sinds 31 maart 2008 eveneens Alco Europe Beheer BV. Verdachte was van 11 september 2007 tot 1 januari 2009 bestuurder van Alco Europe Beheer BV. DGI I, II en III zijn op 10 januari 2011, 2 februari 2011 respectievelijk 26 oktober 2010 in staat van faillissement verklaard.2

De verdachte en zijn zoon, medeverdachte [verdachte B] , hebben gedurende de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 april 2010 als (middellijk) bestuurder van DGI gelden van particulieren aangetrokken waarbij aan de deelnemers is medegedeeld dat deze gelden slechts gebruikt zouden worden voor de aanschaf van onroerend goed voornamelijk in Duitsland.3

De informatie omtrent de investering in een DGI-product werd gecommuniceerd via internet,

een brochure en/of mondeling met de potentiële deelnemers. Middels deze

informatiekanalen werd telkenmale bij de deelnemers de indruk gewekt dat DGI serieus bezig was met de aanschaf van onroerend goed dan wel dat DGI reeds in het bezit was van onroerend goed.

Aan een aantal deelnemers is verteld dat de belegging een zekere "hypothecaire zekerheid" genoot. Daarmee gaf men aan dat een belegging in DGI geen risico met zich meebracht. Het kon niet mis gaan, hetgeen ook bleek uit de informatie vermeld op de website en in de brochures. Men beloofde de deelnemer wat op de website of in de brochure stond vermeld.4

Op deze wijze hebben uiteindelijk 48 deelnemers in totaal € 3.204.335,-- overgemaakt naar een rekening op naam van DGI. In de praktijk heeft DGI slechts twee panden in eigendom gehad.5Uit het dossier blijkt dat de gelden van de deelnemers een andere bestemming hebben gekregen. Deze gelden gingen naar aan verdachte gelieerde vennootschappen, zoals Alco Europe Beheer BV, Alco Real Estate BV, Alco Europe BV en Call Pri BV. Ook gingen gelden naar de privé-bankrekeningen van verdachte en medeverdachte [verdachte B] . Tevens komt naar voren dat de bedragen door de verschillende vennootschappen werden besteed aan bedrijfskosten, salariskosten en contante opnames.6

Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat met name medeverdachte [verdachte B] zich samen met de adviseurs [naam 2] en [naam 3] heeft beziggehouden met het aantrekken van de gelden en zij kwamen derhalve bij de mensen thuis. [naam 2] en [naam 3] bezochten potentiële deelnemers namens de DGI-bedrijven. Daarnaast was het met name verdachte die zich bezig heeft gehouden met het selecteren van mogelijke projecten in Duitsland.7 Deze projecten waren echter niet reëel, gelet op de aanschafprijzen van deze mogelijke projecten in verhouding tot het binnengehaalde totaalbedrag. Deze projecten konden gelet op de aanschafprijzen zonder meer niet aangeschaft worden.8

Voor de investering in een DGI-product zouden de deelnemers een rendementsvergoeding

ontvangen, variërend van 8,4% tot 12% per jaar. De rendementsvergoedingen werden betaald vanuit de inleggelden van andere deelnemers. Het geld voor de rendementen had moeten komen uit de winst van de aan- en verkoop van onroerend goed.9 Uit het dossier blijkt ook dat de deelnemers slechts een bepaalde periode de rendementsvergoeding hebben ontvangen. Met name vanaf de tweede helft van 2009 begonnen de financiële problemen te ontstaan en konden de rendementsvergoedingen niet meer uitgekeerd worden.10

Feit 2

Op 15 juli 2008 is de rechtspersoon Consumentendienst Financiën BV opgericht. Deze vennootschap maakte gebruik van de handelsnaam Prince Projects. Vanaf de oprichting is verdachte enig aandeelhouder en bestuurder. Op 1 april 2010 wordt medeverdachte [verdachte B] ook bestuurder van Consumentendienst Financiën BV.11

De vennootschap maakt gebruik van een bankrekening met nummer 66.10.55.973. Na onderzoek van deze bankrekening is vastgesteld dat er via deze bankrekening € 135.000,-- is ingelegd door drie verschillende investeerders.12

Nadat de deelnemers het inleggeld op de hiervoor genoemde bankrekening hadden gestort, zijn deze bedragen direct doorgestort naar de bankrekeningen van Alco Europe Beheer BV en de privérekeningen van de verdachte en medeverdachte [verdachte B] . Tevens zijn er bedragen contant opgenomen.13

Twee investeerders hebben een verklaring gegeven over de investering in Prince Projects. Beide investeerders hebben verklaard dat zij geld hebben ingelegd met als doel de exploitatie van goudmijnen in Ghana. Beide investeerders hebben een brochure ontvangen waarin staat dat Prince Projects volledig onder beheer staat van verdachte en medeverdachte [verdachte B] en dat de ter beschikking gestelde gelden worden geïnvesteerd in de aankoop en exploitatie van goudmijnen in Ghana.

Prince Projects beloofde een jaarlijks rendement van 15% van het ingelegde geld en daarnaast 30% winstdeling per jaar. De investeerders hebben nooit enig rendement of winstdeling ontvangen.14 Uit het financieel onderzoek is gebleken dat met het ingelegde geld van de beleggers niet is geïnvesteerd in de exploitatie van goudwinning in Ghana.15

Feit 3

In de administratie van DGI is een factuur ten bedrage van € 119.000,-- aangetroffen, gedateerd 23 juli 2007 en afkomstig van de eenmanszaak Algemene Financiële Belangen (AFB). Op de factuur is bij de omschrijving vermeld: Opstartkosten ten behoeve van het opzetten van een remisiersnetwerk”.16

AFB wordt gedreven voor rekening van [naam 1] . Deze onderneming is op 23 juli 2007 opgericht en op 1 januari 2008 zijn de activiteiten gestaakt.17

[naam 1] is tot omstreeks 2007 als buitendienst medewerker in dienst geweest van de eenmanszaak Triple A Hypotheken. Eigenaar van deze eenmanszaak is [verdachte A] .18

[naam 1] heeft verklaard dat zij na haar vertrek bij Triple A Hypotheken nog achterstallige provisie tegoed had van Triple A Hypotheken, dat medeverdachte [verdachte B] haar heeft gebeld om dit “probleem” voor [verdachte A] op te lossen, dat zij vervolgens om de tafel is gaan zitten met de verdachte en medeverdachte [verdachte B] en dat deze twee hebben besloten dat zij € 119.000,-- kreeg als afkoopsom. Verder heeft zij verklaard dat AFB is opgericht om de afkoopsom van Triple A Hypotheken te verantwoorden en dat zij hierin geen activiteiten heeft gehad.19 [naam 2] was ook tot omstreeks 2007 als buitendienst medewerker werkzaam bij Triple A Hypotheken. Hij heeft verklaard dat hij bij zijn vertrek nog achterstallige provisie tegoed had en dat hij wist dat dit voor [naam 1] ook gold.20 [verdachte B] heeft verklaard dat hij niet weet waar die factuur voor was en dat hij niet kan herinneren dat AFB remisiers heeft aangebracht.21

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd gelet op de inhoud van het dossier en daarin opgenomen getuigenverklaringen dat het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat verdachte schuldig is aan het verduisteren van de ingelegde gelden met dien verstande dat hij niet zich niet verantwoordelijk voelt voor de gelden die door zijn zoon medeverdachte [verdachte B] zijn verduisterd.

Ten aanzien van de oplichting heeft de raadsman betoogd dat verdachte ervan uitging dat men met de beste bedoelingen is gestart. Niet kan worden bewezen dat verdachte aan deze gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven omdat de verklaringen die daaromtrent zijn aangegeven te algemeen zijn. De raadsman heeft bepleit dan verdachte hiervan moet worden vrijgesproken nu hij zich niet actief en effectief met enige vorm van oplichting heeft bezig gehouden. Eveneens ontkent verdachte dat het aan het door hem gevoerde beleid te wijten is dat oplichting zou hebben plaatsgevonden of dat dit door zijn initiatieven heeft kunnen plaatsvinden. Tenslotte stelt de raadsman dat van verdachte niet kon worden gevergd dat hij de eventuele oplichting zou kunnen voorkomen, omdat hij simpelweg van deze oplichting niet op de hoogte was.

Ten aanzien van het vervalste geschrift heeft de raadsman bepleit dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte hierbij betrokken is geweest.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

Met betrekking tot de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting overweegt de rechtbank het volgende.

De rechtbank heeft in het dossier geen overtuigend bewijs aangetroffen op grond waarvan zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat bij verdachte en zijn medeverdachte van meet af aan het oogmerk heeft bestaan om de door de investeerders in DGI ingelegde gelden niet te investeren in onroerend goed in Duitsland, maar ten eigen bate aan te wenden. Niet bewezen is daarom dat het voorspiegelen van dergelijke investeringen aan de investeerders, zoals ten laste gelegd, valselijk is geweest.

Daarnaast kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat verdachte en zijn medeverdachten bij het aangaan van de investeringsovereenkomsten met de in de tenlastelegging genoemde personen nimmer de intentie hebben gehad om de ingelegde gelden terug te betalen.

De onder feit 1 ten laste gelegde oplichting acht de rechtbank derhalve niet bewezen en verdachte wordt dan ook vrijgesproken van dit feit.

Met betrekking tot de onder feit 1 ten laste gelegde verduistering overweegt de rechtbank dat verdachte de geldbedragen die DGI als financieel tussenpersoon van de verschillende investeerders heeft ontvangen, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.

De rechtbank merkt in dit verband op dat van toe-eigenen zoals ten laste is gelegd sprake is indien een persoon zonder daartoe gemachtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. Van zodanig beschikken kan – afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval – onder meer sprake zijn indien aan een ander dan verdachte toebehorende gelden aan verdachte zijn overgemaakt met een bepaald, al dan niet contractueel vastgelegd doel en verdachte deze gelden tegen de afspraken in beheert of voor andere doeleinden heeft aangewend, dan wel indien teruggave van die gelden door verdachte onmogelijk is gemaakt of aanmerkelijk is bemoeilijkt.

De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de geldbedragen die door de verschillende aangevers ter beschikking zijn gesteld aan DGI, teneinde deze te beleggen in onroerend goed in Duitsland in de ten laste gelegde periode nimmer zijn aangewend voor welk investeringsproject dan ook. In plaats van de ingelegde gelden te investeren in winstgevende projecten, en zo de betaling van de toegezegde rente en de terugbetaling van de ingelegde hoofdsommen mogelijk te maken, zijn de bedragen grotendeels gebruikt voor de financiering van de bedrijfsvoering van DGI alsmede voor de salarissen van verdachte en zijn medeverdachte, het afbetalen van schulden en daarnaast zijn grote bedragen contant opgenomen.

Verdachte heeft de verduistering bekend, uitsluitend voor zover de gelden hem ten goede zijn gekomen. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte als directeur feitelijk mede de leiding had over de algehele gang van zaken binnen DGI en Alco Europe Beheer BV en dat de verduistering van het gehele tenlastegelegde bedrag hem moet worden toegerekend. Verdachte en zijn medeverdachte hebben in strijd met hetgeen aan de aangevers is voorgehouden en/of tegen de met die aangevers gemaakte afspraken in, de ingelegde gelden beheerd en voor andere doeleinden aangewend. Door deze andere aanwending hebben de verdachten de teruggave van de ingelegde geldbedragen

– met de toegezegde rentevergoeding – door onmogelijk gemaakt of aanmerkelijk bemoeilijkt.

Verdachten hebben aldus zonder daartoe gemachtigd te zijn als heer en meester beschikt over de ingelegde gelden en zich die gelden toegeëigend.

De onder feit 1 ten laste gelegde verduistering acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

Feit 2

Hetgeen hierboven is overwogen geldt mutatis mutandis ook voor feit 2. Verdachte wordt derhalve van de onder feit 2 ten laste gelegde oplichting vrijgesproken en de rechtbank acht de onder feit 2 ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend bewezen.

Feit 3

Uit de verklaringen van de getuige [naam 1] en [naam 2] , afgelegd tegenover de opsporingsambtenaren en bij de rechter-commissaris, leidt de rechtbank af dat de omschrijving op de factuur niet de werkelijke lading dekt. Het factuurbedrag is bedoeld voor de afkoopsom van achterstallige provisie van Triple A Hypotheken en Assurantiën, die voornoemde [naam 1] nog tegoed had van Triple A Hypotheken en Assurantiën – en dus niet van DGI – en heeft niets te maken met het opstarten van een netwerk zoals op de factuur staat vermeld. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen dat AFB slechts een half jaar heeft bestaan en van bedrijfsactiviteiten niets is gebleken. Voorts heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [naam 1] dat verdachte en medeverdachte [verdachte B] tot deze constructie hebben besloten.

De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.5

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:

1.

verdachte in de periode vanaf 1 juli 2007 tot en met 20 juli 2010 in Nederland,

tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een geldbedrag toebehorend aan Dutch Global Investments BV en Dutch Global Investments II BV en Dutch Global Investments III BV en welk geldbedrag verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten als inleggeld voor de aankoop van onroerend goed in Duitsland, onder zich hadden, telkens wederrechtelijk zich hebben toegeëigend;

2.

verdachte in de periode vanaf 29 juli 2010 tot en met 3 augustus 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag toebehorend aan Consumentendienst Financiën BV (handelend onder de naam Prince Projects) en welk geldbedrag verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten als inleggeld voor goudwinning in Ghana, onder zich hadden, telkens wederrechtelijk zich hebben toegeëigend;

3.

Dutch Global Investments i.o. BV op 23 juli 2007 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse factuur – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat een factuur d.d. 23 juli 2007 van AFB Algemene Financiële Belangen in de bedrijfsadministratie van Dutch Global Investment i.o was opgenomen, bestaande die valsheid hierin dat op die factuur staat vermeld dat er 119.000 euro (inclusief btw) aan opstartkosten ten behoeve van het opzetten van een remisiersnetwerk zijn gemaakt (ten behoeve van Dutch Global Investment i.o), terwijl het in werkelijkheid een afkoopsom was van hetgeen [naam 1] tegoed had van Triple A, terwijl zij wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik,

tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6 De strafbaarheid van verdachte

7 De op te leggen straf of maatregel

8 De schade van benadeelden

9 De toegepaste wettelijke voorschriften