Home

Rechtbank Overijssel, 23-05-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2113, 07/005011-95

Rechtbank Overijssel, 23-05-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2113, 07/005011-95

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
23 mei 2017
Datum publicatie
23 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2017:2113
Zaaknummer
07/005011-95

Inhoudsindicatie

De rechtbank Overijssel verlengt de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met een termijn van 1 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Strafraadkamer

Parketnummer : 07/005011-95

Uitspraak : 23 mei 2017

Beslissing op de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,

thans verblijvende in de Oostvaarderskliniek te Almere,

hierna te noemen: betrokkene,

ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.

Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank te Zwolle d.d. 21 juni 1995 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 16 maart 1998. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van deze rechtbank d.d. 12 juli 2016 en eindigde behoudens nadere voorziening op 16 maart 2017.

Het Openbaar Ministerie heeft op 1 februari 2017 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met één jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.

In raadkamer zijn op 30 maart 2017 in het openbaar gehoord:

-

de officier van justitie mr. A.C. Waterman,

-

T. Hanneman, behandelcoördinator, verbonden aan de Dr. S. van Mesdagkliniek.

Betrokkene is op 7 april 2017 in de Oostvaarderskliniek gehoord, in bijzijn van zijn (waarnemend) raadsman mr. M.L. Sturkenboom, advocaat te 's-Gravenhage.

In raadkamer zijn op 9 mei 2017 in het openbaar gehoord:

- de (waarnemend) raadsman van betrokkene, mr. F.C. Knoef, advocaat te

's-Gravenhage,

-

de officier van justitie mr. E. Agelink,

-

E.I.J. Peters, hoofd behandeling, verbonden aan de Oostvaarderskliniek, als deskundige.

Op 12 januari 2017 hebben J. Hamel, GZ-psycholoog, en H.J. Beintema, psychiater, verbonden aan de Dr. S. van Mesdagkliniek, rapport en advies uitgebracht omtrent de eventuele verlenging van de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Geadviseerd is om deze maatregel met één jaar te verlengen. Op 5 april 2017 heeft de Oostvaarderskliniek aanvullend gerapporteerd.

De officier van justitie heeft in raadkamer van 9 mei 2017 gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor de duur van één jaar.

Betrokkene is op 7 april 2017 op de vordering gehoord en heeft toen onder meer verklaard zich te kunnen vinden in het advies om de maatregel met een jaar te verlengen. De raadsman van betrokkene heeft dit ter terechtzitting van 9 mei jl. genuanceerd, met dien verstande dat betrokkene bij voorkeur de maatregel voorwaardelijk beëindigd zou zien worden. De raadsman heeft daarom verzocht om de maatregel met een jaar te verlengen en de beslissing over de verpleging van overheidswege aan te houden, zodat de reclassering de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan onderzoeken.

Overwegingen

De rechtbank dient op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek

van Strafrecht te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.

De maatregel van terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van doodslag.

De vordering is op 1 februari 2017 en derhalve tijdig ingediend.

Uit het verlengingsadvies van de Dr. S. van Mesdagkliniek komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, narcistische en paranoïde trekken. In emotioneel opzicht is hij beperkt ontwikkeld en hij mist zowel sociale als oplossingsgerichte vaardigheden om op een adequate manier het contact met anderen aan te gaan en problemen op te lossen. Daarnaast is er sprake van middelenmisbruik. Medicatie is gezien de problematiek van betrokkene mogelijk geïndiceerd, maar betrokkene is hiervoor niet te motiveren. Behandelpogingen in drie verschillende klinieken hebben de problematiek van betrokkene slechts in zeer beperkte mate positief kunnen beïnvloeden.

In het advies wordt beschreven dat in de Dr. S. van Mesdagkliniek een impasse is ontstaan in het behandel- en resocialisatietraject. Er zijn in het verleden meerdere resocialisatiepogingen ondernomen, die telkens zijn gestrand omdat betrokkene zich niet aan voorwaarden en afspraken hield, hij zich lastig liet begrenzen en veel de strijd opzocht waardoor samenwerking lastig bleek. Ook is in het advies opgetekend dat betrokkene reeds in twee TBS-klinieken en op een longstay-afdeling heeft verbleven en dat in de FPC Dr. S. van Mesdagkliniek inmiddels drie resocialisatiepogingen zijn ondernomen, waarbij het de laatste keer in december 2014 tot een onttrekking aan het toezicht en tot strafbare feiten is gekomen. Gelet daarop heeft de kliniek geconcludeerd dat resocialisatie tot onaanvaardbare risico's leidt en daarmee onverantwoord is. Naar aanleiding van de onttrekking en de gepleegde strafbare feiten is er thans geen sprake meer van verlof. Het recidiverisico in geval van (voorwaardelijke) beëindiging van het bevel tot verpleging en bij beëindiging van het toezicht of van de maatregel wordt ingeschat als hoog. Daarnaast is er sprake van een verhoogde kans op onttrekking. Om voornoemde redenen heeft de kliniek in 2015 een longstay-aanvraag ingediend, welke in 2016 is afgewezen.

In haar vorige verlengingsbeslissing d.d. 12 juli 2016 heeft de rechtbank onder meer overwogen:

Of een nieuwe resocialisatiepoging in de rede ligt, dient te worden beoordeeld nadat eerst beter inzicht is verkregen in het (gedifferentieerd) recidiverisico. De rechtbank stelt vast dat het verschil van inzicht tussen deskundigen met name ziet op het herhalingsgevaar en welk vervolgtraject moet worden ingegaan. Uit de rapportages kan in zoverre worden afgeleid dat thans - onverkort - aan het gevaarscriterium is voldaan. De rechtbank ziet op basis daarvan thans voldoende grond om de termijn van de maatregel te verlengen. De rechtbank is van oordeel dat de verlenging van de termijn met één jaar passend is. In dit jaar kan onderzocht worden of en zo ja, welke mogelijkheden er nog zijn om de impasse te doorbreken.

In haar verlengingsadvies - van een half jaar later - constateert de kliniek dat de impasse ten aanzien van een geschikt vervolgtraject voor betrokkene sinds de beslissing van de rechtbank grotendeels ongewijzigd is gebleven. De kliniek acht het risico te hoog voor een voorwaardelijke beëindiging en behandeling in een ambulant kader, zoals door externe deskundigen voorafgaand aan de vorige verlengingsbeslissing is bepleit. Nu er binnen de kliniek geen gronden meer waren om opnieuw een resocialisatietraject met betrokkene te starten en hij aan zijn behandelplafond zit, is vervolgens een overplaatsingsverzoek ingediend. Betrokkene is per 2 januari 2017 overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek. Zolang er over het vervolgtraject in deze kliniek nog geen duidelijkheid is en het risico op recidive als hoog wordt ingeschat, acht de Dr. S. van Mesdagkliniek het noodzakelijk dat betrokkene in een FPC verblijft. Daarom wordt geadviseerd de maatregel met één jaar te verlengen.

De Oostvaarderskliniek heeft op 5 april 2017 aanvullende informatie verstrekt, waarin onder meer wordt bevestigd dat betrokkene aan zijn behandelplafond zit en dat hij opnieuw dient te resocialiseren. Daarbij wordt - onder meer - als complicerende factor gezien dat de kliniek een resocialisatietraject moet uitzetten voor een haar onbekende patiënt die meerdere mislukte resocialisatiepogingen achter de rug heeft. Ook dient betrokkene aan een aantal minimale voorwaarden te voldoen, waaronder het (doen) opstellen van een risicomanagementplan, voordat verlof kan worden aangevraagd. Verder zal er de komende periode aandacht zijn voor de schulden van betrokkene en loopt er nog een aangifte tegen verdachte naar aanleiding van een vechtpartij met een medepatiënt.

Ter terechtzitting van 9 mei 2017 heeft E.I.J. Peters nader toegelicht dat de Oostvaarderskliniek zich aansluit bij het advies om de maatregel met één jaar te verlengen, gelet op de tijd die nodig is om een nieuw resocialisatietraject op te starten. Een analyse van het risicomanagement is in gang gezet en op korte termijn zal begeleid verlof worden aangevraagd.

De rechtbank overweegt op grond van voornoemde rapportages en de aanvullende informatie van de Oostvaarderskliniek dat thans, vanuit oogpunt van beveiliging van de maatschappij en op grond van het recidivegevaar voor geweldsdelicten, de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege verlengd dient te worden. De rechtbank stelt op grond van het advies van de Dr. S. van Mesdagkliniek dan ook vast dat thans – nog onverkort – aan het gevaarscriterium is voldaan. De rechtbank constateert dat de overplaatsing van betrokkene naar de Oostvaarderskliniek een poging is om de impasse die in de Dr. S. van Mesdagkliniek was ontstaan te doorbreken. In een voor betrokkene nieuwe omgeving wordt het resocialisatietraject opnieuw bekeken en (zo mogelijk) vormgegeven, waarbij een eerste stap de aanvraag van begeleid verlof is. Het traject zal tijd vergen, onder meer omdat betrokkene nog onbekend is in de kliniek en de veiligheidsrisico's eerst zorgvuldig in kaart moeten worden gebracht, en omdat het verlof moet worden aangevraagd en op die aanvraag moet worden beslist. De rechtbank kan zich daarom verenigen met het advies om de maatregel met een jaar te verlengen. Het laten verrichten van nader onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, zoals door de raadsman is bepleit, acht de rechtbank prematuur, gelet op (de achtergronden van) de recente overplaatsing van betrokkene naar een nieuwe kliniek en de opstartfase waarin het nieuwe resocialisatietraject zich thans bevindt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de beslissing over het bevel tot verpleging van overheidswege aan te houden. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de maatregel van ter beschikkingstelling met het bevel tot verpleging van overheidswege verlengen met de duur van één jaar.

De rechtbank stelt ten slotte vast dat op de vordering tot verlenging niet uiterlijk twee

maanden na de dag van indiening van de vordering kon worden beslist ten gevolge van de omstandigheid dat het zittingsrooster van de rechtbank een eerdere – volledige – behandeling van de zaak niet toeliet. Daarbij is van belang dat pas op 23 maart 2017 uit de op die datum schriftelijk gedane verzoeken van de raadsman is gebleken van de noodzaak betrokkene rogatoir te horen. Ook was informatie van de huidige kliniek van betrokkene in aanvulling op het advies van de dr. Van Mesdagkliniek vereist alvorens een beslissing in deze zaak te kunnen nemen. Betrokkene is door de termijnoverschrijding niet in zijn belangen geschaad.

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 509o, 509p, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing