Home

Rechtbank Overijssel, 08-03-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:1086, ak_16 _ 2769

Rechtbank Overijssel, 08-03-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:1086, ak_16 _ 2769

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
8 maart 2017
Datum publicatie
23 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2017:1086
Zaaknummer
ak_16 _ 2769

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag woonvoorziening (traplift van de begane grond naar de eerste verdieping in de algemene ruimte van een appartementencomplex) op grond van de Wmo.

Uitspraak

Zittingsplaats Almelo

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/2769

gemachtigde: mr. E.W. Boerwinkel,

en

gemachtigde: R.C.M. Noordink.

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.

Bij besluit van 8 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2017.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en door haar dochter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is woonachtig op de eerste verdieping van een appartementencomplex. In het complex is geen algemene lift aanwezig. Op 30 november 2015 heeft eiseres zich (in verband met versleten knieën) bij verweerder gemeld voor de aanvraag van een traplift van de begane grond naar de eerste verdieping in de algemene ruimte van het appartementencomplex. In verband hiermee heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden, waarvan op 8 februari 2016 een verslag is opgemaakt. Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals die hierboven onder ‘Procesverloop’ is uiteengezet.

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat in het Financieel besluit Wmo (de

rechtbank begrijpt: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

gemeente Hengelo, hierna te noemen: het Besluit) is vastgelegd dat er geen voorzieningen

worden toegekend in algemene ruimten. Volgens verweerder kan eiseres haar probleem met

traplopen oplossen door naar een voor haar geschikte woning te verhuizen.

3. Eiseres voert aan dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, ondanks het beroep op de hardheidsclausule. De afwijzing is volgens haar zowel in strijd met de Wmo, als met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. In dat kader heeft zij

– samengevat – aangevoerd dat verweerder op grond van de Wmo verplicht is een maatwerkvoorziening te verstrekken om de beperkingen in de zelfredzaamheid te compenseren of participatie aan de samenleving te bevorderen. Het Besluit is in strijd met de letter en geest van de Wmo door de mogelijkheid van een traplift in een gemeenschappelijke ruimte uit te sluiten. Daarnaast laat verweerder zich vanaf de aanvang van de aanvraag niet consequent en zelfs tegenstrijdig uit. Verweerder gaat ervan uit dat er geschikte alternatieven zijn voor eiseres om zelfredzaam te zijn en om aan de samenleving deel te nemen door te verhuizen, maar dat er sprake is van onwil van eiseres. Verweerder gaat er echter aan voorbij dat er voor eiseres door regels van passend toewijzen geen reële mogelijkheid is om te verhuizen naar een geschikte woning.

Artikel 10c van het Besluit (de rechtbank begrijpt: artikel 3.2.4, 10de lid, aanhef en onder c) staat op gespannen voet met het VN Verdrag inzake rechten van personen met een handicap.

Verweerder voert in reactie hierop aan dat getracht is te onderzoeken of aan eiseres, in plaats van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, een bijdrage ter hoogte van die tegemoetkoming zou kunnen worden verstrekt, welke zij mag aanwenden voor de aanschaf van een traplift. In verband met een ingebrekestelling heeft verweerder besloten de resultaten van het onderzoek niet af te wachten. Inmiddels is door de verhuurder van de woning, Welbions, meegedeeld dat zij niet akkoord gaan met de plaatsing van de gevraagde traplift in de algemene ruimte. Zelfs wanneer verweerder bereid zou zijn om eiseres te compenseren dan bestaat hiertoe dus niet de mogelijkheid.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

4.1

Op grond van artikel 1.2.1, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit: door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.

Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Op grond van artikel 2.1.2, eerste lid, van de Wmo 2015 stelt de gemeenteraad periodiek een plan vast met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning.

Op grond van artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 stelt de gemeenteraad bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.

De gemeente Hengelo heeft deze regels vastgelegd in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Hengelo (hierna: Verordening). Artikel 4.1.1., eerste lid, van de Verordening luidt als volgt:

1. Een cliënt komt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking ter compensatie van de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen - naar het oordeel van het college - niet kan wegnemen of verminderen:

a. op eigen kracht, of;

b. met gebruikelijke hulp, of;

c. met mantelzorg, of

d. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, of

e. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, of

f. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.4. bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Artikel 1.3. van de Verordening bepaalt dat het college nadere regels en beleidsregels kan vaststellen ter uitvoering van de Verordening.

Deze nadere regels zijn vastgelegd in het eerdergenoemde Besluit. Artikel 3.2.4, 10de lid, aanhef en onder c van het Besluit bepaalt dat de aanvraag van een woonvoorziening wordt geweigerd indien deze betrekking heeft op woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan:

-

het verbreden van toegangsdeuren;

-

het aanbrengen van elektrische deuropeners;

-

aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel)

-

het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

-

het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning.

Ingevolge artikel 7.1 van het Besluit kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de nadere regels zoals gesteld in dit Besluit indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 2.3.7 van de Wmo 2015 luidt als volgt:

1. Indien het college heeft beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing aan een woning waarvan de cliënt niet de eigenaar is, dan wel een persoonsgebonden budget daarvoor, is het college dan wel de cliënt, bevoegd zonder toestemming van de eigenaar deze woningaanpassing aan te brengen of te doen aanbrengen.

2. Alvorens de woningaanpassing aan te brengen of te doen aanbrengen, stelt het college de eigenaar van de woning in de gelegenheid zich te doen horen.

3. Het college dan wel de cliënt is niet gehouden de woningaanpassing ongedaan te maken, indien de cliënt niet langer gebruik maakt van de woning.

4.2

Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres beperkingen ondervindt in haar mobiliteit als gevolg van versleten knieën (door artrose en diabetes) en dat het niet verantwoord en veilig voor haar is om zonder hulp de trap op en af te gaan. Daarmee is haar woning op de eerste verdieping, vanwege het feit dat deze enkel per trap bereikbaar is, niet meer adequaat voor haar en komt zij in beginsel in aanmerking voor een Wmo-voorziening ter compensatie van haar beperkingen in de zelfredzaamheid.

4.3

Naar het oordeel van de rechtbank komt artikel 3.2.4, 10de lid, van het Besluit als zodanig niet in strijd met de in de Wmo neergelegde compensatieplicht. Echter, nu vaststaat dat eiseres door het ontbreken van een (trap)lift beperkingen in haar zelfredzaamheid ondervindt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom toepassing van dit artikel in dit geval niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard en waarom aldus geen gebruik is gemaakt van de hardheidsclausule. De enkele omstandigheid dat Welbions als eigenaar van de woning heeft meegedeeld geen toestemming te zullen verlenen voor het plaatsen van een traplift in een gemeenschappelijke ruimte, acht de rechtbank in dat licht onvoldoende, mede gelet op het bepaalde in artikel 2.3.7, eerste lid, van de Wmo 2015. Daarnaast heeft verweerder er onvoldoende blijk van gegeven de gevolgen van een eventuele verhuizing in de beoordeling te hebben betrokken, ook nu eiseres heeft aangevoerd dat er voor haar, gelet op de regels van passend toewijzen, geen reële mogelijkheid is om te verhuizen naar een geschikte woning. Door verweerder is onvoldoende gemotiveerd dat niet van deze door eiseres verstrekte informatie kan worden uitgegaan.

5. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.

Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.

6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van

€ 495,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit;

-

draagt verweerder op binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres te vergoeden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.R. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van

mr. M.D. Moeke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel