Home

Rechtbank Overijssel, 21-12-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:5324, C/08/175233 / HA ZA 15-423

Rechtbank Overijssel, 21-12-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:5324, C/08/175233 / HA ZA 15-423

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
21 december 2016
Datum publicatie
18 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2016:5324
Zaaknummer
C/08/175233 / HA ZA 15-423

Inhoudsindicatie

“Conventie: Voormalig directeur wil betaling van werkzaamheden die hij na zijn terugtreden als directeur nog heeft verricht als “gedelegeerd commissaris”. Vordering wordt afgewezen omdat met een eerder in kort geding toegewezen bedrag van € 10.000,00 de verrichte werkzaamheden volledig zijn betaald.

Reconventie: verklaring voor recht dat oordeel voorzieningenrechter onterecht was, wordt afgewezen. Ook de daarop gebaseerde terugvordering van € 10.000,00 wordt afgewezen. De vordering van ongeveer € 150.000,00 wegens frauduleuze facturen en verduisteringen wordt ook afgewezen.”

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rolnummer: C/08/175233 / HA ZA 15-423

Vonnis van 21 december 2016

in de zaak van

[X] ,

wonende te [plaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. E. Tas te Deventer,

tegen

de stichting

STICHTING LANDSTEDE,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. H.G. Pomper te Zwolle.

Partijen zullen hierna [X] en Landstede genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding

-

de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie

-

de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie

-

akte overlegging productie d.d. 25 mei 2016

-

de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie

-

de conclusie van dupliek in reconventie.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[X] is in de periode 2001 tot 1 mei 2012 directeur geweest van de Internationale School Eerde (hierna: ISE).

2.2.

ISE is een stichting, waarvan Landstede bestuurder is.

2.3.

De heren [A] en [B] waren in 2012 leden van het College van Bestuur van Landstede.

2.4.

[X] is per 1 mei 2012 teruggetreden als directeur van ISE. Het directeurschap is toen overgenomen door mevrouw [C] en de heer [D] en [X] werd gedelegeerd commissaris.

2.5.

Op 26 april 2012 heeft [A] een brief verstuurd, waarin onder andere het volgende is vermeld:

Dear All,

During 2012 International School Eerde is looking to consolidate it’s Road to Success.

(…)

To guarantee the necessary professional leadership, the Board of the Landstede Group has decided to split the current function of the ISE Principal into 2 executive managerial positions. These 2 positions will be filled bij [D] and [C] .

(…)

Together they will take over the daily Directorship duties of ISE, working closely with [X] who will step into the position of Chief Commissioner (Gedelegeerd Commissaris) for the Landstede Group.

2.6.

Ten aanzien van de hiervoor onder 2.5. vermelde brief heeft mevrouw [C] tijdens het op 13 januari 2016 gehouden voorlopig getuigenverhoor het volgende verklaard:

De Engelse brief van 26 april 2012 (productie 1 verzoekschrift) is door mij opgesteld. In deze brief staat Landstede Group, omdat ik hierop heb aangedrongen. Ik wilde dat de brief werd ondertekend door een lid van het College van Bestuur en dat de brief geschreven werd namens de Landstede Group. [A] heeft aan mij gevraagd of ik de brief wilde opstellen. Hij zou het dan laten nakijken en vervolgens zou het op Landstede-papier en ondertekend door Rob [A] worden verstuurd.

2.7.

Door [B] is een “voorstel taakafbakening directie Eerde en bestuur/toezicht Eerde” opgesteld, waarin het volgende is vermeld:

[X]

Overdracht

-het zorgdragen voor de overdracht van financiën, binnen circa 3 maanden

-het zorgdragen voor de overdracht van de contacten met buitenlandse agenten en andere relevante contacten voor leerlingenwerving, binnen circa 6 maanden

Het zorgdragen voor de overdracht van contacten met de IB organisatie en accreditatie organisaties zoals ECIS en de organisatie van principals van IB scholen, binnen circa 6 maanden

Blijvend

-Voeren van voortgangsgesprekken met de directie, gezamenlijk met CvB Landstede (i.c. [A] en [B] )

Voor de laatste activiteit is een flexplek beschikbaar op het Rechterland. Er is geen werkplek voorzien binnen ISE.

2.8.

Op 21 september 2012 heeft [B] een mailbericht aan [X] gestuurd, waarin onder andere het volgende is vermeld;

Via P&O krijg ik je mail. Als ik me niet vergis zou je na Dublin als directeur uit beeld gaan. Op dit moment krijg ik uit de mails de je druk dat je nog operationeel directeur bent. Voor het Management voortgangsgesprek binnenkort heb ik je uitgenodigd als toezichthouder. We denken aan een interimrol voor iemand naast [C] . Zullen we daar bij het voortgangsgesprek aandacht aan besteden?

2.9.

Op 22 oktober 2012 heeft het bestuur van ISE een brief aan [X] geschreven, waarin het volgende is vermeld:

Zoals wij onlangs hebben besproken beëindigen wij, het bestuur van de stichting International School eerde (ISE), uw opdracht verband houdende met de International School Eerde en Joan Cele.

Wij zijn al eerder overeengekomen, met de benoeming van de heer [D] tot directeur van de ISE op 01 mei jl. dat u uw werkzaamheden voor de ISE en Joan Cele zou beëindigen.

2.10.

[X] heeft ter verkrijging van een vergoeding voor zijn werkzaamheden als gedelegeerd commissaris een kort geding-procedure opgestart tegen Landstede. Bij vonnis in kort geding van 15 mei 2014 is Landstede veroordeeld om aan [X] een bedrag van

€ 10.000,-- te betalen, welk bedrag Landstede aan [X] heeft betaald.

in reconventie

2.11.

Tussen Landstede en ISE is op 23 mei 2016 een akte van cessie opgesteld en ondertekend, waarin onder andere het volgende is vermeld:

1. Partijen zijn overeengekomen dat ISE aan Landstede overdraagt de vordering ter zake al hetgeen ISE te vorderen heeft van de heer [X] , uit welke hoofde dan ook, maar specifiek al hetgeen ISE te vorderen heeft uit hoofde van (mogelijke) onttrekkingen aan het vermogen van ISE in de jaren 2001 t/m 2013.

(…)

3. Levering vindt plaats door de ondertekening van de onderhavige akte (alsmede mededeling aan de schuldenaar)

3 Het geschil

3.1.

[X] vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Landstede tot betaling van € 72.522,-- (inclusief BTW), vermeerderd met rente en kosten.

3.2.

[X] legt hieraan - samengevat - ten grondslag dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten op basis waarvan hij in de periode van 1 mei tot en met

31 oktober 2012 werkzaamheden heeft verricht als gedelegeerd commissaris. Voor deze werkzaamheden heeft hij een bedrag van € 82.522,-- inclusief BTW (620 uren a € 110,-- (excl. BTW)) in rekening gebracht bij Landstede. Hiervan is een bedrag van € 10.000,- (zie 2.10) betaald. Het gehanteerde uurtarief dient als redelijk en passend te worden beschouwd en Landstede is gehouden het resterende bedrag van € 72.522,-- te betalen, aldus [X] .

3.3.

Landstede voert verweer. Hiertoe stelt zij dat [X] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Voorts betwist zij dat zij of ISE met [X] een overeenkomst van opdracht heeft gesloten en dat zij of ISE een vergoeding verschuldigd is voor de door [X] gestelde werkzaamheden. Het uurtarief en het aantal uren wordt betwist. Indien en voor zover Landstede al enig bedrag aan [X] verschuldigd zou zijn, dan kan [X] hierop geen aanspraak meer maken, omdat partijen in januari 2013 finale kwijting zijn overeengekomen, aldus Landstede. Daarnaast wordt een beroep op opschorting en verrekening gedaan.

in reconventie

3.4.

Bij conclusie van repliek heeft Landstede, naar de rechtbank begrijpt, haar eis verminderd en vordert zij samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:

  1. voor recht verklaart dat het tussen partijen gewezen oordeel van de voorzieningenrechter d.d. 14 mei 2014 onterecht was, in die zin dat [X] geen aanspraak heeft op enige betaling van Landstede;

  2. [X] veroordeelt tot betaling van € 10.000,--, vermeerderd met rente;

  3. voor recht verklaart dat Landstede althans ISE uit hoofde van onrechtmatige daad dan wel onverschuldigde betaling, een vordering op [X] heeft, ten bedrage van

€ 150.370,14, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;

[X] veroordeelt tot betaling van € 150.730,14, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met rente;

[X] veroordeelt in de kosten van de reconventionele vordering, alsmede eventuele kosten van beslaglegging en nakosten.

3.5.

Landstede legt hieraan - samengevat - ten grondslag primair dat [X] jegens ISE onrechtmatig heeft gehandeld en subsidiair dat ISE aan [X] onverschuldigd heeft betaald, op basis waarvan Landstede aanspraak maakt op vergoeding van de door ISE geleden schade dan wel terugbetaling van het onverschuldigd betaalde. Landstede stelt dat deze vorderingen aan haar zijn gecedeerd en dat ISE aan haar hiervoor een lastgeving heeft verstrekt.

3.6.

Volgens Landstede is [X] jarenlang op basis van een overeenkomst van opdracht door ISE ingehuurd als interim-manager en hield ISE rekening met een vergoeding van maximaal € 90.000,-- per jaar. Zij betwist dat [X] minimaal € 90.000,-- per jaar zou ontvangen, dat dit bedrag geindexeerd zou worden en/of vergoeding van bepaalde onkosten of reis- of telefoonkosten is overeengekomen. De feitelijke gang van zaken was dat [X] enerzijds facturen stuurde en dat anderzijds daarnaast allerlei privé- uitgaven van [X] werden voldaan vanaf de bankrekeningen van ISE. Deze betalingen werden opgenomen in de administratie, door de heer [E] voorgelegd aan de heer [A] en zolang de totale kosten onder de € 90.000,-- bleven werd hier in de regel niet al te zwaar aan getild, aldus Landstede.

3.7.

Ten aanzien van een aantal onttrekkingen is expliciet geen toestemming gegeven. ISE heeft deze onttrekkingen nimmer willen accepteren. Het betreft de aanschaf van een privé-auto, verduistering van gelden via een Duitse bankrekening en het in het zicht van zijn vertrek als interim-manager nog laten overmaken van diverse, veelal niet of onvoldoende gespecificeerde, “kosten” over periodes die boekhoudkundig reeds waren afgewikkeld. In totaal betreft het een bedrag van € 150.730,14, welk bedrag niet aangemerkt kan worden als vooruitbetaling of verrekening met mogelijk aan [X] toekomende bedragen.

3.8.

Ten aanzien van het door [X] gedane beroep op verrekening van de vordering met een vermeende loonvordering van [X] op ISE, betwist Landstede deze loonvordering en betwist zij dat sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Tevens beroept zij zich op artikel 6:135 BW en rechtsverwerking. Ten aanzien van de jaren voorafgaand aan 2007 beroept zij zich op verjaring.

3.9.

[X] voert verweer. Hij betwist dat de vermeende vorderingen van ISE zijn gecedeerd aan Landstede en/of dat ISE hiervoor een lastgeving aan Landstede heeft verstrekt.

3.10.

Voorts stelt hij dat hij in 2001 is aangesteld als directeur van ISE op basis van een arbeidsovereenkomst en dat was afgesproken dat hij hiervoor jaarlijks een bedrag van

fl. 200.000,-- netto zou krijgen, te vermeerderen met inflatie en exclusief reis-, verblijf- en telefoonkosten. [X] stelt dat hij deze betalingen niet jaarlijks kreeg, maar dat deze vergoeding werd verrekend met betalingen van privé-uitgaven of -opnamen voor of door [X] . Er is dus geen sprake van onrechtmatige onttrekkingen of onverschuldigde betalingen, aldus [X] . Voorts betwist hij de gestelde schade.

3.11.

Ten aanzien van de Duitse rekening stelt [X] dat hij deze heeft geopend op zijn eigen naam, omdat het openen van een rekening op naam van ISE moeilijker bleek dan gedacht en een Duitse rekening geopend moest worden in verband met betalingen voor een leerling van ISE door Jugendambt.

3.12.

[X] doet een beroep op rechtsverwerking althans afstand van recht, omdat alle betalingen bekend waren bij ISE en deze verwerkt zijn in de grootboeken en jaarrekeningen, welke zijn goedgekeurd en waarvoor decharge is verleend. Ten aanzien van de vorderingen die betrekking hebben op de periode voor 18 november 2010 beroept [X] zich op verjaring.

3.13.

Daarnaast stelt [X] dat hij nog een vordering heeft op ISE ter zake van achterstallig salaris en pensioenverplichtingen over de periode 2001 tot 30 april 2012 van meer dan € 500.000,-- en beroept hij zich in dat kader tevens op verrekening.

in conventie en in reconventie

3.14.

Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing