Home

Rechtbank Noord-Nederland, 22-05-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1854, 18/730365-16

Rechtbank Noord-Nederland, 22-05-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1854, 18/730365-16

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
22 mei 2017
Datum publicatie
22 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2017:1854
Zaaknummer
18/730365-16
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 420bis

Inhoudsindicatie

Onderzoek Arville. Witwassen. De Noordelijke Fraudekamer heeft verdachte veroordeeld voor haar rol bij het verbergen van een grote hoeveelheid zwart geld in een grondkluis in haar woning. Nu haar rol in verhouding tot die van de hoofdverdachten relatief beperkt is geweest, legt de rechtbank een werkstaf op van 120 uur, waarvan de helft voorwaardelijk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/730365-16

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 22 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats],

wonende te [straatnaam], [woonplaats].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2017.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

zij op of omstreeks 21 mei 2014, althans in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 21 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, van een voorwerp, te weten 749.920,- euro, althans een hoeveelheid geld, de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat bovengenoemde

voorwerp was,

bestaande hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, dat voorwerp heeft verborgen (gehouden) in een vaste en/of afsluitbare en/of (goed) verstopte (vloer/grond)kluis in de (bijkeuken van de) woning van verdachte en/of haar medeverdachte aan de [straatnaam] te Leeuwarden,

terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

[medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] op of omstreeks 21 mei 2014, althans in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 21 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten 749.920,- euro, althans een hoeveelheid geld,

de vindplaats heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die bovengenoemde voorwerp(en) was,

bestaande hierin dat die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2], tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verborgen (gehouden) in een vaste en/of afsluitbare en/of (goed) verstopte (vloer/grond)kluis in de (bijkeuken van de) woning van verdachte en/of haar medeverdachte aan de [straatnaam] te Leeuwarden,

terwijl die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of die ander(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar, tezamen en in vereniging met haar medeverdachte, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] opzettelijk

-toe te staan dat in opdracht van die [medeverdachte1] een (grond/vloer)kluis

(door een ander) werd geplaatst op een heimelijke en/of verborgen plek in de (bijkeuken van de) woning van verdachte en/of haar medeverdachte aan de [straatnaam] te Leeuwarden, en/of

-toe te staan dat verdachte en/of haar medeverdachte geen toegang tot die kluis kreeg/kregen/had(den), maar alleen die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] het bezit van de kluissleutel te laten, en/of

-(vervolgens) toe te staan dat die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] gebruik maakte(n) en/of gebruik kon(den) (blijven) maken van een/die (grond/vloer)kluis in de woning van verdachte en/of haar medeverdachte, en/of

-(aldus) te helpen aan/met (een mogelijkheid tot) het verbergen en/of verborgen houden van de vindplaats van (zwart) geld en/of andere waardevolle goederen van die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2], althans van een ander dan verdachte, althans van (een) voorwerp(en), en/of het (blijven) verbergen en/of verhullen wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en) was;

2.

zij op of omstreeks 21 mei 2014 in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk Glock, kaliber 9 mm, en/of een (bijbehorende) patroonhouder, en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 70, althans een of meerdere, patroon/patronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen nu daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs is.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar heeft toegestaan dat de kluis werd ingebouwd in haar woning, maar dat zij geen opzet had op het medeplegen van of medeplichtig zijn aan een witwashandeling. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet wist dat er in de tassen die zij van [medeverdachte1] had gekregen een wapen zat en dat zij dit wapen dus niet voorhanden heeft gehad.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte wist wat er zich in de tassen bevond die door de politie in haar woning zijn aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat zij in deze tassen heeft gekeken of dat vanaf de buitenzijde zichtbaar was dat er (mogelijk) een vuurwapen tussen zat. Hoewel de omstandigheden waaronder deze tassen in de woning terecht zijn gekomen bij verdachte wel vraagtekens hadden kunnen en moeten oproepen – [medeverdachte1] had immers aan haar partner te kennen gegeven dat hij de inhoud van deze tassen niet in zijn woning wilde hebben liggen omdat hij vreesde voor een huiszoeking na de aanhouding van zijn kennis Kiers in verband met de invoer van een partij cocaïne – was er ook daarin geen directe aanleiding voor verdachte om aan te nemen dat het zou gaan om een vuurwapen. Dat betekent dat niet gezegd kan worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij door het toestaan dat de tassen op de zolder van haar woning werden bewaard, een vuurwapen voorhanden zou krijgen.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (ZD-008) van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juli 2015, opgenomen op pagina 9912 van map 40 van het dossier met nummer 02UFO13001-Arville d.d. 7 oktober 2015, inhoudende als verklaring van de verbalisanten:

De bewoners van de [straatnaam] te Leeuwarden zijn [medeverdachte3] en [verdachte], zijnde de huidige overburen van [medeverdachte4] en voorheen de overburen van [medeverdachte1]. Naar aanleiding van de verklaring van verdachte [medeverdachte5] heeft er op woensdag 21 mei 2014 een doorzoeking plaatsgevonden van perceel [straatnaam] te Leeuwarden. De bewoner [medeverdachte3] bevestigde de aanwezigheid van een in de woning verborgen kluis. De vloerkluis was gevestigd in de bijkeuken/schuur die is verbonden met de woning. In de schuur stonden onder andere drie kunststof voorraadkasten en drie ijzeren rekken. De vloer in de schuur was met tapijttegels bedekt. De kluis bevond zich onder één van de aanwezige kasten. In de kluis bevonden zich diverse pakketten bestaande uit bankbiljetten van hoofdzakelijk 50 euro. Na telling bleek het een bedrag van € 749.920 te zijn.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 21 mei 2014, opgenomen op pagina 6725 van map 31 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte5]:

Ik heb een kluis geplaatst aan de [straatnaam] bij de familie [naam]. Dit is tegenover het huis waar [medeverdachte4] woont. Ik heb deze kluis in het najaar van 2012 in opdracht van [medeverdachte1] geplaatst. De vrouw des huizes was thuis tijdens het plaatsen van de kluis. Ik heb haar verteld dat als de specie om de kluis hard was, ze de wasmachine of koelkast er weer op kon zetten. Ik heb dat tegen haar gezegd, omdat zij de wetenschap moet hebben gehad dat de kluis moest worden afgedekt omdat er iets in moest worden gestopt waar niemand van wist.

3.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 mei 2014, opgenomen op pagina 7999 van map 35 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte3]:[medeverdachte5] heeft de kluis twee jaar terug geplaatst. [medeverdachte1] woonde toen nog tegenover ons. Ik wist dat de kluis kwam. [medeverdachte1] bood mij aan om een kluis in de grond te plaatsen. Hij bood mij hiervoor € 2.500,- en hij heeft mij persoonlijk betaald met biljetten van 50 en 20 euro. De kluis was van [medeverdachte1] en hij had toegang tot de kluis. Hij is er twee keer bij geweest.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 mei 2014, opgenomen op pagina 8015 van map 35 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:De kluis is van [medeverdachte1] .

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Forensisch onderzoek, met bijlagen, d.d. 14 december 2014, nummer FO-001-00, opgenomen op pagina 3844 van map 9 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de verbalisant:

[straatnaam] LEEUWARDEN:

Na de door mij uitgevoerde willekeurige selectie werden twee verpakkingen met

elastieken ingezet voor DNA onderzoek bij het NFI.

Ingezonden sporendragers:

Elastieken AAGP5665NL

Elastieken AAGP5666NL.

Uitslag DNA onderzoek NFI elastieken1:

Van het DNA in de bemonstering AAGP5665NL#01 werd het DNA hoofdprofiel van een man (verdachte [medeverdachte1]) aangetroffen met een matchkans van kleiner dan één op één

miljard. Ook warden er additionele DNA-kenmerken van minimaal één andere persoon

aangetroffen die vooralsnog niet geschikt waren voor vergelijkend DNA onderzoek.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen AH-089-00 d.d. 18 maart 2014, opgenomen op pagina 769 van map 2 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van de verbalisant:

Om de hoogte van het onverklaarbaar vermogen van [medeverdachte1] te kunnen bepalen is het noodzakelijk om een beginsaldo van zijn vermogen te bepalen. De start van het onderzoek is gesteld op 23 oktober 2008 omdat op die dag de detentie van [medeverdachte1] ten einde is.

[medeverdachte1] ontving vanaf 1 juli 2003 tot 14 januari 2008 een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand. Uit de opgevraagde bankafschriften van rekening [nummer] op naam van [medeverdachte1] en/of zijn echtgenote [medeverdachte2], blijkt dat op 23 oktober 2008 de rekening een negatief saldo had van € 339,33. Uit de opgevraagde bankafschriften van rekening [nummer], op naam van [naam] en/of [medeverdachte1] blijkt dat op 23 oktober 2008 de rekening een saldo had van € 373,75. Op grond hiervan kan gesteld worden dat [medeverdachte1] op 23 oktober 2008 een geregistreerd vermogen van ten hoogte € 34,42 beschikte.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 02UFO13001 d.d. 8 april 2016, opgenomen in map 29 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de verbalisanten:

Uit de bij de Belastingdienst beschikbare informatie omtrent loongegevens blijkt dat [medeverdachte1] en [medeverdachte2] over de jaren 2008 tot en met 2013 de volgende bedragen aan brutoloon hebben genoten:

Jaartal 2008 2009 2010 2011 2012 2013

[medeverdachte1] 3.435 13.372 13.812 16.610 23.949 34.399

[medeverdachte2] 10.500 6.518 -2.029 -1.910 -1.675 -40.214.

Bewijsoverwegingen

Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte5] in opdracht van [medeverdachte1] een kluis heeft aangebracht in de woning van verdachte. Verdachte heeft daarvoor een vergoeding van € 2.500,- ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden – het in de eigen woning laten plaatsen van een goed verstopte grondkluis ten behoeve van een ander – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij betrokken was bij het witwassen van crimineel geld. Het in de eigen woning laten plaatsen van een goed verstopte grondkluis ten behoeve van een ander en vervolgens toestaan dat deze kluis daar gedurende een langere periode aanwezig blijft, acht de rechtbank een bijdrage van dermate groot gewicht dat dat in dit geval als medeplegen kan worden aangemerkt. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de aard van het verwijt en in het bijzonder ook dat onder het verbergen in de zin van artikel 420bis Sr tevens het verborgen houden kan worden begrepen.

Bewezenverklaring

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Strafbaarheid van verdachte

Strafmotivering

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.