Home

Rechtbank Noord-Nederland, 22-05-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1852, 18/750023-14

Rechtbank Noord-Nederland, 22-05-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1852, 18/750023-14

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
22 mei 2017
Datum publicatie
22 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2017:1852
Formele relaties
Zaaknummer
18/750023-14
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 57, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 420bis

Inhoudsindicatie

Onderzoek Arville. Witwassen. De Noordelijke Fraudekamer heeft verdachte veroordeeld voor haar rol bij het witwassen van een auto en een tatoeëerstoel. De rechtbank houdt bij de strafoplegging aan de ene kant rekening met het feit dat deze bestedingen vermoedelijk slechts het topje van de ijsberg vormden, nu verdachte jarenlang een luxe leven heeft geleid dankzij het zwarte geld van haar vader. Aan de andere kant houdt de rechtbank rekening met haar jeugdige leeftijd. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/750023-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 22 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,

wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2017.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.E.G. Duijts.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 15 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, van een voorwerp, te weten 149.050,- euro, althans een hoeveelheid geld, de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat bovengenoemde voorwerp was,

bestaande hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, dat voorwerp heeft verborgen (gehouden) in een vaste en/of afsluitbare en/of (goed) verstopte (vloer/grond)kluis in de bijkeuken van verdachtes woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden,

terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

[medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 15 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,

(van) een voorwerp, te weten 149.050,- euro, althans een hoeveelheid geld,

de vindplaats heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die bovengenoemde voorwerp(en) was,

bestaande hierin dat die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] , tezamen en in vereniging met

een of meer ander(en), althans alleen, dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verborgen (gehouden) in een vaste en/of afsluitbare en/of (goed) verstopte (vloer/grond)kluis in de bijkeuken van verdachtes woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden,

terwijl die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] en/of die ander(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] , zijnde haar ouders, opzettelijk

-toe te staan dat verdachte geen toegang tot die kluis kreeg/had maar alleen die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] het bezit van de kluissleutel te laten, en/of

-toe te staan dat die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] gebruik maakte(n) en/of gebruik kon(den) (blijven) maken van een/die (grond/vloer)kluis (geplaatst op een heimelijke en/of verborgen plek) in de bijkeuken van de woning van verdachte aan de [straatnaam] te Leeuwarden, en/of

-(aldus) te helpen aan/met (een mogelijkheid tot) het verbergen en/of verborgen houden van de vindplaats van (zwart) geld en/of andere waardevolle goederen van die [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] , althans van een ander dan verdachte, althans van (een) voorwerp(en), en/of het (blijven) verbergen en/of verhullen wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en) was;

2.

zij in of omstreeks de periode van 25 februari 2011 tot en met 13 mei 2014, te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

een voorwerp, te weten een auto, merk [auto] , kenteken [nummer] , heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, althans van een voorwerp, te weten een auto, merk [auto] , kenteken [nummer] , gebruik heeft gemaakt,

terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

3.

zij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 13 mei 2014, te Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een roze tatoeëerstoel, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, althans van een voorwerp, te weten een roze tatoeëerstoel, gebruik heeft gemaakt,

terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen nu daar voor voldoende wettig en overtuigend bewijs is.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de kluis in haar woning en dat uit het dossier niet blijkt van bewijs dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat de auto of de tatoeëerstoel gefinancierd zijn met crimineel geld. Met betrekking tot dat laatste heeft de raadsman verder betoogd dat aannemelijk is dat verdachte meende dat het geld afkomstig was van de bandenpaleizen van haar vader. Zo zij al een vermoeden had over een mogelijk criminele herkomst, zal dat hooguit vermenging van legaal en crimineel geld betreffen. In zo’n situatie is volgens de Hoge Raad in veel gevallen geen sprake van witwassen.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1

De rechtbank acht het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier onvoldoende kan worden afgeleid dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de kluis in haar woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Vast staat dat de kluis is geplaatst op het moment dat de ouders van verdachte in deze woning woonden en verdachte pas daarna haar intrek in deze woning genomen heeft. Tevens staat vast dat de kluis zeer goed verborgen was en daardoor verdachte niet heeft hoeven opvallen toen zij, naar eigen zeggen direct en zonder aanpassingen of verbouwing, de woning betrok of toen zij haar ouders bezocht in de periode dat deze nog aan de [straatnaam] woonden. Dat medeverdachte [medeverdachte3] verklaard heeft dat verdachte wel degelijk wist van het bestaan van de kluis doet aan het voorgaande niet af, nu [medeverdachte3] dit verder niet heeft onderbouwd en uit zijn verklaring ook niet blijkt hoe hij aan deze wetenschap komt.

Feit 2

Bewijsmiddelen

De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Nationale Politie d.d. 26 mei 2014, opgenomen op pagina 1209 van map 9 van het dossier met nummer 02UFO13001-Arville d.d. 7 oktober 2015, inhoudende als verklaring van de verbalisant:

De personenauto [nummer] , een roze [auto] , is op 25 februari 2011 aangeschaft voor een bedrag van € 14.000,00, welk bedrag cash is betaald aan het garagebedrijf.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor V004-05 d.d. 21 mei 2014, opgenomen op pagina 7457 van map 33 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van verdachte:Ik heb een auto, een roze [auto], op naam staan. Het kenteken daarvan is [nummer] . Deze [auto] heb ik 3 jaar. Ik was bij de aankoop aanwezig. Ik was samen met [naam] , vader, moeder en broertje. Ik heb zelf € 3.000,- aan de auto betaald. De rest werd door mijn vader, [medeverdachte1] , betaald.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor V004-02 d.d. 20 mei 2014, opgenomen op pagina 7443 van map 33 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van verdachte:

Ik weet dat mijn ouders in maart 2013 heel veel geld moesten terugbetalen aan de gemeente Leeuwarden.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor V004-07 d.d. 23 mei 2014, opgenomen op pagina 7473 van map 33 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van verdachte:

Ik wist dat mijn vader die hele dikke boete van ruim 2 ton moest terugbetalen.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen AH-089-00 d.d. 18 maart 2014, opgenomen op pagina 769 van map 2 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van de verbalisant:

Om de hoogte van het onverklaarbaar vermogen van [medeverdachte1] te kunnen bepalen is het noodzakelijk om een beginsaldo van zijn vermogen te bepalen. De start van het onderzoek is gesteld op 23 oktober 2008 omdat op die dag de detentie van [medeverdachte1] ten einde is.

[medeverdachte1] ontving vanaf 1 juli 2003 tot 14 januari 2008 een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand. Uit de opgevraagde bankafschriften van rekening [nummer] , op naam van [medeverdachte1] en/of zijn echtgenote [medeverdachte2] , blijkt dat op 23 oktober 2008 de rekening een negatief saldo had van € 339,33. Uit de opgevraagde bankafschriften van rekening [nummer] , op naam van [naam] en/of [medeverdachte1] blijkt dat op 23 oktober 2008 de rekening een saldo had van € 373,75. Op grond hiervan kan gesteld worden dat [medeverdachte1] op 23 oktober 2008 een geregistreerd vermogen van ten hoogte € 34,42 beschikte.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 02UFO13001 d.d. 8 april 2016, opgenomen in map 29 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de verbalisanten:

Uit de bij de Belastingdienst beschikbare informatie omtrent loongegevens blijkt dat [medeverdachte1] en [medeverdachte2] over de jaren 2008 tot en met 2013 de volgende bedragen aan brutoloon hebben genoten:

Jaartal 2008 2009 2010 2011 2012 2013

[medeverdachte1] 3.435 13.372 13.812 16.610 23.949 34.399

[medeverdachte2] 10.500 6.518 -2.029 -1.910 -1.675 -40.214.

Bewijsoverwegingen

Op grond van voormelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank er vanuit dat de vader van verdachte, [medeverdachte1] , een bedrag van € 11.000,- aan de [auto] voor verdachte heeft betaald. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig is, omdat uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte1] niet de beschikking had over een bekend hoog legaal inkomen of vermogen op grond waarvan hij kon beschikken over een contant geldbedrag van € 11.000,- en ook overigens van een legale bron voor het geld niet gebleken is.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de [auto] (voornamelijk) met crimineel geld is aangeschaft. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte, gezien haar leeftijd en het feit dat zij lange tijd tegenover haar ouders woonde en veelvuldig contact met hen had, wist dat haar vader noch haar moeder [medeverdachte2] op het moment van de aanschaf een legale baan en inkomsten had. Verdachte wist ook, gezien voormelde bewijsmiddelen, dat haar vader in dezelfde periode twee vorderingen van grote bedragen (waarvan één van ruim € 200.000,-) moest aflossen. Dat haar vader desondanks kon beschikken over een grote hoeveelheid contant geld om uit te geven aan haar auto, maakt dat de rechtbank geen geloof hecht aan haar verklaring dat zij dacht dat het geld uit legale bron afkomstig was.

Uit het voorgaande volgt dat verdachte zich in vereniging met haar vader schuldig heeft gemaakt aan witwassen, door de bedoelde [auto] te verwerven en voorhanden te hebben, zodat het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Feit 3

De rechtbank past ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 18 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Mijn vader, [medeverdachte1] , heeft op 23 november 2013 een roze tatoeëerstoel voor mijn tattooshop gekocht voor € 2.500.00.

2. De hierboven onder feit 2 als nummer 5 en 6 opgenomen bewijsmiddelen met betrekking tot het inkomen en vermogen van de medeverdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] .

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor V-004-00 d.d. 20 mei 2014, opgenomen op pagina 7430 van map 33 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:

Ik heb 20.000 euro van [naam] geleend voor mijn tattooshop.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 mei 2014, opgenomen op pagina 7864 van map 35 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :

Ik heb 8.000 euro van [medeverdachte1] ontvangen als vergoeding voor het verstrekken van een lening van 20.000 euro aan [verdachte] . Ik zou per jaar 4.000 euro extra als vergoeding ontvangen. Deze afspraak met betrekking tot de vergoeding zou voor het eerste en tweede jaar gaan gelden. [medeverdachte1] betaalde de 8.000 euro in bankbiljetten van 500 euro. Ik wist dat [medeverdachte1] zwart geld had en dit wit wilde maken.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 mei 2014, opgenomen op pagina 6789 van map 31 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van [medeverdachte3] :

[naam] heeft [verdachte] een zakelijk krediet van 20 duizend euro geleend.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen OVC-001-10 d.d. 20 december 2013, opgenomen op pagina 4481 van map 11 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van de verbalisant:

Door mij verbalisant warden de geluidsbestanden van de OVC uitgeluisterd en uitgewerkt

Hierbij werd het volgende vastgelegd d.d. 09-11-2013.

13:23 [medeverdachte1] [verdachte] [medeverdachte2] Ze rijden langs [naam] om de sleutel terug te

brengen. De zaak van [verdachte] komt [naam] te heten op het [straatnaam] . [medeverdachte1] zegt dat hij normaal 1200 kwijt was. Hij heeft betaald voor [verdachte] . [verdachte] zegt: Dus die 8000 is voor 2 jaar. Ja voor 2 jaar zegt [medeverdachte1] .

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen OVC-001-24 d.d. 7 januari 2014, opgenomen op pagina 4515 van map 11 van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van de verbalisant:

Door mij verbalisant werden de geluidsbestanden van de OVC-001 d.d. 23-11-2013

uitgeluisterd en uitgewerkt. Hierbij werd het volgende vastgelegd:

9:59:00 OVC in [auto] igb [medeverdachte1] : [medeverdachte1] zegt dat het de laatste waarschuwing is dat ze het even over de telefoon zegt. Dit is de allerlaatste waarschuwing. Anders krijg je van mij nooit weer een euro. [verdachte] zegt dat ze er niet bij nadenkt. [medeverdachte1] zegt dat ze dat wel moet doen, dat doe je toch ook niet op het politiebureau of wel. [medeverdachte2] zegt dat als ze haar mochten vragen dat ze moet zeggen dat ze het geld van oma heeft gehad.

Bewijsoverwegingen

Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen staat vast dat de tatoeëerstoel gekocht is door [medeverdachte1] , de vader van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank staat evenzeer vast dat hierbij gebruik is gemaakt van crimineel geld. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat [medeverdachte1] enige tijd legale inkomsten heeft genoten vanuit de ondernemingen (de bandenpaleizen) die hij tussen 13 februari 2012 en 12 juli 2013 zou hebben gedreven – hetgeen gezien de bevindingen van de politie in de processen-verbaal ZD-004-01 en ZD-004-02 overigens zeer valt te betwijfelen – is het daarmee verkregen geld zodanig vermengd geraakt met de grote geldbedragen waarover [medeverdachte1] blijkens de in het dossier genoemde bestedingen in de voorliggende periode kon beschikken en waarvoor geen legale bron valt aan te wijzen, dat al het geld waarover [medeverdachte1] in de onderzoeksperiode van 23 oktober 2008 tot aan zijn aanhouding op 13 mei 2014 heeft kunnen beschikken, geacht moet worden een criminele herkomst te hebben gehad.1

Dat sprake was van geld met een criminele herkomst wordt bovendien ondersteund door de gang van zaken rond de financiering van de tattooshop zelf, waarbij – zoals wel vaker in dit dossier – gebruik is gemaakt van een fictieve lening, om zodoende de herkomst van het geld een zweem van legaliteit te geven. Uit de in de bewijsmiddelen aangehaalde OVC-gesprekken blijkt bovendien dat verdachte van één en ander goed op de hoogte was, onder meer omdat zij gemaand wordt haar mond te houden over de herkomst van het geld en opgedragen wordt om bij navraag te zeggen dat zij het geld van haar oma zou hebben gekregen. De verklaring van verdachte dat zij meende of in ieder geval mocht menen dat het geld voor de stoel afkomstig was uit legale bron, kan dus alleen al om die reden als volstrekt ongeloofwaardig terzijde worden geschoven,

Het voorgaande betekent dat verdachte zich in vereniging met [medeverdachte1] schuldig heeft gemaakt aan witwassen, door het verwerven en voorhanden hebben van een tatoeëerstoel die aangeschaft is met crimineel geld, zodat het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Strafbaarheid van verdachte

Strafmotivering

Inbeslaggenomen goederen

Toepassing van wetsartikelen

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen personenauto [auto] .