Home

Rechtbank Noord-Nederland, 22-05-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1851, 18/750021-14

Rechtbank Noord-Nederland, 22-05-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1851, 18/750021-14

Inhoudsindicatie

Onderzoek Arville. Witwassen en cocaïnehandel. De Noordelijke Fraudekamer heeft verdachte veroordeeld voor het witwassen van enkele miljoenen euro’s. Verdachte heeft een bedrag van ruim drie miljoen euro ondergebracht in goed verborgen grondkluizen bij familie en kennissen. Verder heeft hij een vergelijkbaar bedrag aan allerlei luxeuitgaven besteed, waaronder de aankoop van auto’s en onroerend goed. Daarbij is veelal gebruik gemaakt van verschillende schijnconstructies en katvangers. Behalve aan witwassen heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aantal wapens en aan het organiseren en financieren van de invoer van een partij cocaïne van 500 kilogram uit Colombia. Gelet op de ernst van de feiten en de omvang van het witwassen legt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van twaalf jaar.

Zie ook eclinummers 1852, 1853, 1854, 1855, 1856, 1858 en 1860.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/750021-14

ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730190-15

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 22 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,

wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 augustus 2014, 24 november 2014, 14 september 2016, 27 maart 2017 en 28 maart 2017.

De inhoudelijke behandeling van de strafzaken heeft plaatsgevonden op 27 en 28 maart 2017. Verdachte is op deze zittingen verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.E.G. Duijts en mr. S. Kromdijk.

Aan verdachte is, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/750021-14, ten laste gelegd dat:

Parketnummer 18/750021-14:

hij in of omstreeks de periode 1 november 2009 tot en met 22 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte

I)

in of omstreeks de periode van 13 mei 2014 tot en met 22 mei 2014, althans de periode van 1 november 2009 tot en met 22 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten

- 149.050,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte1] ),

- 148.500,- euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een horloge, merk Zenith, M1000, Defy Xtreme, althans een horloge, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte2] ),

- 279.950,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [naam] ),

- 599.250,- euro, althans een hoeveelheid geld, en/of zeventien goudstaven, althans een of meerdere goudstaven, aangetroffen in een kluis in een kelderbox behorende bij een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [naam] ),

- 749.920,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte7] en/of [medeverdachte3] ),

- 1.000.500,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in de een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte8] ), en/of

- 100.050,- euro, althans een hoeveelheid geld, aangetroffen in een kluis in een unit van een loods aan of nabij de [straatnaam] te Leeuwarden (loods in gebruik bij verdachte),

zijnde in totaal 3.027.220,- euro,

zeventien goudstaven, en/of

een horloge, merk Zenith, M1000, Defy Xtreme,

-de vindplaats verborgen en/of verhuld, en/of

-verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die bovengenoemde voorwerp(en) was,

bestaande hierin dat verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte6] en/of een of meer ander(en), althans alleen, dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verborgen (gehouden) in een of meer vaste en/of afsluitbare en/of (goed) verstopte en/of alleen voor verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte6] toegankelijke (vloer/grond)kluis/kluizen, op een of meerdere verschillende (bovengenoemde) locatie(s) en/of adres(sen) in de gemeente Leeuwarden,

terwijl hij, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

EN/OF

II)

in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 5 september 2011, in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,

-(van) een voorwerp(en), te weten

(in totaal ongeveer) 205.000 euro,

althans (ongeveer) 70.000 euro en/of 70.000 euro en/of 65.000 euro, in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,

bestaande hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte6] en/of een of meer anderen, althans alleen,

- dat/die geldbedrag(en) heeft/hebben overgedragen of ter beschikking gesteld of doen/laten overdragen of ter beschikking stellen aan [naam] en/of [naam] , en/of tevens (deels) in de vorm van contante (maandelijkse) vergoeding(en) en/of aflossing(en) van een door die [naam] en/of [naam] afgesloten persoonlijke lening, en/of

-(daarbij) heeft/hebben afgesproken dat die [naam] en/of [naam] (vervolgens) dat/die geldbedrag(en) ten behoeve van verdachte zou(den) overmaken aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden, en/of

-(aldus) heeft/hebben bewerkstelligd dat die [naam] en/of [naam] dat/die geldbedrag(en) heeft/hebben ontvangen en/of (deels ook) vergoed gekregen en/of (in drie betalingen) heeft/hebben overgemaakt aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden, conform de instructie(s) van verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte6] , te weten ten behoeve van de betaling van een (totaal) bedrag/schuld van 205.000 euro van verdachte aan de Staat, in het kader van de afwikkeling van een procedure tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel van verdachte,

terwijl hij, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

EN/OF

IIIa)

in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot 10 april 2012, te Leeuwarden en/of Bergschenhoek en/of Harderwijk, althans in de gemeente(n) Leeuwarden en/of Lansingerland en/of Harderwijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,

-verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was op (een) voorwerp(en), te weten (een) auto('s), merk [auto] , kenteken [nummer] , en/of [auto] , kenteken [nummer] of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had,

bestaande hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte6] en/of een of meer anderen, althans alleen,

-heeft/hebben bewerkstelligd dat die auto('s), [auto] en/of [auto] , op naam van [medeverdachte5] , althans op naam van een ander dan verdachte of zijn medeverdachte [medeverdachte6] , werd(en) gesteld, en/of

-terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte6] (steeds) de feitelijke eigendom en/of het gebruik van die auto('s) had(den);

terwijl hij, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

EN/OF

IIIb)

in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot 13 mei 2014, te Leeuwarden en/of Steenwijkerwold, althans in de gemeente(n) Leeuwarden en/of Steenwijkerland en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,

-verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was op een voorwerp, te weten een auto, merk [auto] , kenteken [nummer] , of wie dat voorwerp voorhanden had,

bestaande hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte6] en/of een of meer anderen, althans alleen,

-heeft/hebben bewerkstelligd dat die auto op naam van [naam] en/of (vervolgens) op naam van die [naam] , althans op naam van een ander dan verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte6] , werd gesteld, en/of

-terwijl (daarbij) verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte6] (steeds) de feitelijke eigendom en/of het gebruik van die auto had(den), en/of de overige auto-gerelateerde kosten steeds (contant) werden vergoed/betaald door verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte6] aan die [naam] en/of [naam] ,

terwijl hij, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

EN/OF

IV)

in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot 13 mei 2014, in de gemeente

Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,

-(van) een voorwerp(en), te weten

(in totaal ongeveer) 90.000 euro,

ten behoeve van de aankoop en/of de hypothecaire financiering van de woning [straatnaam] te Leeuwarden, en/of

(vervolgens)

(in totaal ongeveer) 120.000 euro, en/of

(in totaal ongeveer) 294.896 euro, althans 253.000 euro,

ten behoeve van (de) verbouwing(en) en/of inrichting van de woning [straatnaam] te Leeuwarden, althans (telkens) een hoeveelheid geld,

overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,

en/of

-(van) een voorwerp, te weten de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden

verworven en/of gebruik gemaakt,

terwijl hij, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Parketnummer 18/730190-15:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 16 oktober 2013, te Leeuwarden en/of Vlissingen en/of Meppel en/of Weesp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1031,53 kilogram, althans 500 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

[naam] , tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 16 oktober 2013, te Leeuwarden en/of Vlissingen en/of Meppel en/of Weesp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 500 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk

- de aankoop en/of het vervoer van die cocaïne (mede) te financieren en/of (mede) te organiseren, en/of (tevens)

- een grote hoeveelheid (contant) geld ter beschikking te hebben en/of te stellen ten behoeve van de (verdere) financiering en/of de (verdere) organisatie van de aankoop en/of het vervoer van die cocaïne, en/of (tevens)

- met een of meer van zijn medeverdachte(n), heimelijk en/of versluierd en/of al dan niet via app- en/of sms- en/of ping-berichten, contact te hebben en/of informatie uit te wisselen ten behoeve van de (verdere) financiering en/of de (verdere) organisatie van de aankoop en/of het vervoer van die cocaïne;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij in de periode van 24 november 2009 tot en met 16 oktober 2013, althans in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 16 oktober 2013, te Leeuwarden en/of Vlissingen en/of Meppel en/of Weesp en/of elders in Nederland en/of in Colombia, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of

- een of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze/zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),

hebbende verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met dat opzet

- ( meermalen) Colombia, Spanje en/of Thailand, althans het buitenland, bezocht en/of daar overleg gevoerd en/of contact gelegd en/of onderhouden met (een) leverancier(s) van cocaïne, en/of

- de aankoop van cocaïne (mede)gefinancierd, en/of (tevens)

- een grote hoeveelheid (contant) geld ter beschikking gehad en/of gesteld ten behoeve van de financiering van cocaïne, en/of (tevens)

- ( meermalen) met zijn medeverdachte(n) (heimelijk en/of versluierd) contact gehad (al dan niet via app-, sms- en/of ping-berichten) en/of informatie uitgewisseld en/of

- ( daarbij ook) gebruik gemaakt van (een) mobiele (Blackberry) telefoon(s) (geschikt om gecodeerd of versleuteld te communiceren), en/of

- ( meermalen) contact onderhouden met zijn medeverdachte(n) en/of afspraken gemaakt over het vervoeren van cocaïne en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne,

- ( daartoe) geld beschikbaar gesteld en/of de financiering (deels) geregeld;

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 21 mei 2014 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen en/of munitie van categorie III, te weten

- een semiautomatisch pistool, merk Glock, model 26, kaliber 9 mm, en/of een patroonhouder en/of 70 centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd,

en/of

een of meerdere wapens van categorie I, te weten

- een (kunststof) veerdruk machinepistool, merknaam Doubleeagle, type M37, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en/of

- een (kunststof) veerdruk pistool, merknaam Q.L.S. Shinden, type Tactical Master, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en/of

- een (kunststof) veerdruk pistool, merknaam Airsoftgun, type Gun, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en/of

- een (kunststof) veerdruk geweer, merknaam Doubleeagle, type M47, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en/of

- een (kunststof) veerdruk machinepistool, merknaam Galaxy, type G50, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en/of

- een (kunststof) gasdruk revolver, merknaam WinGun, type Super Sport 701S, en/of meerdere (bijbehorende) patroonnabootsingen, zijnde (een) voorwerp(en) zodanig op een wapen gelijkend dat het/deze geschikt is/zijn voor be- of afdreiging, en/of

- een ploertendoder, merk Cop, en/of

- een ploertendoder, merk Monadnock, en/of

- een boksbeugel,

voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover

daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het in de zaak met parketnummer 18/750021-14 onder I, II, IIIa, IIIb en IV en het in de zaak met parketnummer 18/730190-15 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen, nu daarvoor voldoende wettig en overtuigend bewijs is. De door de officier van justitie in haar schriftelijk requisitoir opgeworpen punten worden hieronder door de rechtbank besproken.

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/750021-14:

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder I ten laste gelegde, omdat geen sprake is van een handeling die het verbergen en verborgen houden of verhullen van voorwerpen inhoudt. Het enkel opbergen van grote hoeveelheden geld of goud, al of niet van criminele herkomst, op een veilige plek levert nog geen witwassen op, aldus de raadsman.

Ten aanzien van het onder II ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het voldoen van een ontnemingsvordering per definitie geschiedt met gelden die uit misdrijf afkomstig zijn. [verdachte] is daartoe destijds ook veroordeeld door het gerechtshof Leeuwarden. Indien [verdachte] nu veroordeeld zou worden voor witwassen omdat hij de vordering heeft betaald, leidt dit tot een onterechte dubbele bestraffing. Dit deel van de tenlastelegging kan derhalve volgens de raadsman niet als witwassen gekwalificeerd worden.

Ten aanzien van het onder III ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat voldoende bewijs bestaat voor het verhullen van de rechthebbende op de [auto] , de [auto] en de [auto] .

De raadsman heeft met betrekking tot het onder IV ten laste gelegde feit aangevoerd dat niet van alle genoemde bedragen bewezen kan worden dat die uit misdrijf afkomstig zijn, nu het bewijs daarvoor berust op de verklaringen van [medeverdachte5] , die op dit punt echter wisselend en evident niet conform de waarheid zijn. In zoverre dient derhalve van dit feit vrijspraak te volgen.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/730190-15:

Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet gebleken is van enige rechtstreekse betrokkenheid van [verdachte] bij een drugstransport in oktober 2013, in welk stadium en in welke vorm – medeplegen, medeplichtigheid of strafbare voorbereidingshandelingen – dan ook. De verdenking jegens [verdachte] berust uitsluitend op de de auditu-verklaring van [medeverdachte5] , die bovendien medeverdachte in het onderzoek is en derhalve een belang heeft om over anderen belastend te verklaren.

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het vuurwapen van het merk Glock niet bij [verdachte] , maar in andermans woning is aangetroffen en dat ook voor het overige niet vast is komen te staan dat dit wapen van [verdachte] zou zijn.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/750021-14

Onder de naam “Arville” is door de politie onderzoek gedaan naar de financiële positie van verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ). In de periode van 2012-2013 kwam bij de politie onder de aandacht dat [verdachte] en zijn echtgenote [medeverdachte6] (hierna: [medeverdachte6] ) zich een levensstijl veroorloofden die in geen verhouding stond met hun officieel bekende inkomsten of vermogen. Het onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in de aanhouding op 13 mei 2014 van – onder meer – [verdachte] en [medeverdachte6] op verdenking van witwassen. Op de dag van de aanhouding, en op verschillende dagen later in de maand mei 2014, zijn doorzoekingen verricht in woningen en andere panden van [verdachte] en [medeverdachte6] zelf en van familieleden en bekenden. Daarbij heeft de politie een aanzienlijk aantal verborgen grondkluizen gevonden, waarin grote contante geldbedragen (in totaal ruim 3 miljoen euro), goudstaven en een waardevol horloge werden aangetroffen.

Ten aanzien van de ten laste gelegde witwasfeiten gaat de rechtbank op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen uit van het navolgende.

Juridisch kader

Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of de betreffende voorwerpen, middellijk of onmiddellijk afkomstig is of zijn uit enig misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid uit welk misdrijf dat desbetreffende voorwerp afkomstig is. De vaststelling dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf volstaat.

Indien, zoals in deze zaak het geval is, op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald, nauwkeurig aangeduid misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.

Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien een dergelijke verklaring door de verdachte niet wordt gegeven, kan de rechter concluderen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft, en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.1

Aanwijzingen voor een criminele herkomst

Vooropgesteld moet worden dat uit het financiële onderzoek naar [verdachte] en [medeverdachte6] is komen vast te staan dat zij in de onderzoeksperiode (23 oktober 2008 tot en met 13 mei 2014) slechts konden beschikken over beperkte financiële middelen. Het saldo van hun gezamenlijke bankrekeningen op 23 oktober 2008 – de dag dat [verdachte] vrijkwam uit detentie na een veroordeling voor de smokkel van softdrugs – bedroeg € 34,42. Tot zijn detentie genoten hij en [medeverdachte6] (vanaf 1989) een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand van de gemeente Leeuwarden. Geen van beiden heeft over de daaropvolgende jaren 2008 tot en met 2013 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting. Uit de ambtshalve bij de Belastingdienst bekende gegevens blijken de volgende bruto inkomsten uit arbeid:

Jaartal 2008 2009 2010 2011 2012 2013

[verdachte] 3.435 13.372 13.812 16.610 23.949 34.399

[medeverdachte6] 10.500 6.518 -2.029 -1.910 -1.675 -40.214.2

Het gaat derhalve om bescheiden inkomsten, waarbij opgemerkt moet worden dat [medeverdachte6] een negatief inkomen had in verband met het feit dat zij de eerder genoten bijstandsuitkering aan de gemeente terug diende te betalen. Van enig vermogen bij [verdachte] of [medeverdachte6] is over deze jaren niets bekend.

Niettemin heeft, zoals eerder opgemerkt, de politie in de maand mei 2014 op verschillende locaties in Leeuwarden grondkluizen aangetroffen, waarin zich grote contante geldbedragen en in een enkel geval ook andere waardevolle goederen bevonden. De rechtbank zal hieronder nader overwegen dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de inhoud van deze kluizen aan [verdachte] toebehoorde. Daar komt bij dat de politie de (traceerbare) bestedingen, onder meer (zoals hieronder nader zal worden uiteengezet) ten behoeve van de voldoening van vorderingen, de aankoop van voertuigen en de aankoop en verbouwing van een woning, van [verdachte] en [medeverdachte6] heeft becijferd op een bedrag van nog eens ruim 3 miljoen euro. Nu het overgrote deel van deze bestedingen niet terug kan worden gevonden op de bankafschriften van de rekeningen van [verdachte] en [medeverdachte6] , kan worden aangenomen dat deze bestedingen eveneens met contant geld zijn gedaan.

Het enkele feit dat iemand zonder bekend (hoog) legaal inkomen of vermogen kan beschikken over een contant geldbedrag van ruim 3 miljoen euro en in een periode van vijf jaar nog eens bedrag van een dergelijke omvang contant kan besteden, rechtvaardigt op zichzelf al het vermoeden dat al dit geld uit misdrijf afkomstig is. Een andere manier om dergelijke hoeveelheden contant geld te genereren laat zich immers moeilijk voorstellen. Dit vermoeden wordt in het onderhavige geval nog eens versterkt door de wijze waarop de aangetroffen geldbedragen werden bewaard, namelijk in zeer goed verstopte grondkluizen die waren aangebracht op verschillende locaties en bij verschillende personen uit de kring rondom [verdachte] en [medeverdachte6] . Nog afgezien van het feit dat er aanzienlijke risico’s zijn verbonden aan het op deze schaal bewaren van contant geld, duidt de manier van verbergen erop dat beoogd werd om de aanwezigheid van dit contante geld aan het oog van de bovenwereld te onttrekken.

Onder deze omstandigheden kan – zoals uit de hierboven aangehaalde rechtspraak van de Hoge Raad volgt – van een verdachte worden gevergd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft, die het vermoeden dat sprake is van een criminele herkomst kan weerleggen. In het onderhavige geval hebben [verdachte] en [medeverdachte6] zich beiden, zowel bij de politie als ter terechtzitting, beroepen op hun zwijgrecht, ook na herhaalde confrontatie met de bevindingen van het onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat het contante geld waarover [verdachte] en [medeverdachte6] in de jaren 2008 tot en met hun aanhouding hebben kunnen beschikken, middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is.

Wetenschap

Zoals hiervoor overwogen, kan op grond van de beschikbare bewijsmiddelen niet met zekerheid worden vastgesteld van welk concreet misdrijf of misdrijven het contante geld dat [verdachte] voorhanden heeft gehad de opbrengst is geweest, en evenmin of dit geld verkregen is door een door hemzelf gepleegd misdrijf, hoewel voor dat laatste – zoals hieronder nog nader zal worden overwogen – wel de nodige aanwijzingen bestaan. Desondanks staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte] wist dat het geld van enig misdrijf afkomstig was, alleen al omdat een andere (legale) herkomst zich onder de gegeven omstandigheden niet laat voorstellen. De rechtbank laat daarbij in belangrijke mate meewegen dat [verdachte] zelf op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in de herkomst van het geld of zijn gedachtes daarover.

Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte5]

De rechtbank zal hieronder ingaan op het bewijs ten aanzien van de verschillende ten laste gelegde feiten. Daarbij zullen ook verklaringen die medeverdachte [medeverdachte5] (hierna [medeverdachte5] ) heeft afgelegd tot het bewijs worden gebezigd. [medeverdachte5] heeft over de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten meerdere uitgebreide en zeer gedetailleerde verklaringen afgelegd, die voor de politie aanleiding zijn geweest om nader onderzoek te doen. In die gevallen waarin de verklaringen concreet verifieerbaar waren, bleken zij vrijwel steeds in overeenstemming te zijn met de werkelijkheid. In het bijzonder wijst de rechtbank op het feit dat op aanwijzing van [medeverdachte5] diverse goed verborgen grondkluizen zijn aangetroffen, die eerder niet waren ontdekt. De rechtbank is daarnaast niet gebleken dat [medeverdachte5] een persoonlijk voordeel heeft gehad bij de door hem afgelegde verklaringen. Integendeel, door te verklaren als hij heeft gedaan heeft [medeverdachte5] grote nadelige gevolgen voor zichzelf en zijn gezin ondervonden. Immers, als gevolg van bedreigingen heeft [medeverdachte5] met zijn gezin de bescherming van justitie moeten inroepen. Bovendien heeft [medeverdachte5] in zijn verklaringen ook uitgebreid belastend over zichzelf en zijn eigen aandeel in de strafbare feiten verklaard.

De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om, zoals door de verdediging is betoogd, de verklaringen van [medeverdachte5] , ondanks zijn rol als medeverdachte in dit onderzoek, als onbetrouwbaar te bestempelen en niet te gebruiken als bewijsmiddel.

Ten aanzien van het onder parketnummer 18/750021-14 onder I ten laste gelegde

In de bijlage, gevoegd bij dit vonnis, zijn zakelijk weergegeven de door de rechtbank toegepaste bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.

Bewijsoverwegingen

Het samenstel van feiten en omstandigheden zoals dat uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen volgt maakt dat de rechtbank er niet aan twijfelt dat de kluizen en de daarin aangetroffen geldbedragen en goederen van [verdachte] zijn. Medeverdachte [medeverdachte5] heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde kluizen, met uitzondering van die aan de [straatnaam] , verklaard dat dit kluizen betrof die hij in opdracht van [verdachte] heeft geplaatst en/of waarvan hij gezien heeft dat hier door [verdachte] geld in werd gedaan of uit werd gehaald. De verklaring van [medeverdachte5] wordt ten aanzien van de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] , de [straatnaam] en de [straatnaam] ondersteund door de resultaten van het DNA-onderzoek dat heeft plaatsgevonden aan de elastiekjes die om de bankbiljetten waren gebonden en waaruit het DNA-profiel van [verdachte] naar voren komt. In de kluis aan de [straatnaam] , waarvan [medeverdachte5] geen wetenschap had, zijn eveneens met elastieken samengebonden bankbiljetten aangetroffen. Uit DNA-onderzoek aan deze elastiekjes blijkt dat ook deze in verband kunnen worden gebracht met [verdachte] . Ten aanzien van de [straatnaam] geldt bovendien dat de bewoners van dit pand, [medeverdachte3] en [medeverdachte7] , uitdrukkelijk hebben verklaard dat de kluis van [verdachte] was.

Voor nagenoeg alle kluizen geldt dat deze zijn geplaatst bij familieleden of andere bekenden van [verdachte] . Eén van de in de tenlastelegging genoemde kluizen is niet geplaatst bij een familielid of vriend in huis, maar in een pand aan de [straatnaam] te Leeuwarden dat bij [verdachte] zelf in gebruik was als fitnessruimte. Deze kluis is op dezelfde wijze geplaatst en verstopt als de kluizen in de andere panden. In het gegeven dat [verdachte] in zijn eigen pand aan de [straatnaam] op dezelfde wijze te werk is gegaan met betrekking tot het plaatsen van een kluis als in de andere in de tenlastelegging opgenomen panden ziet de rechtbank een verdere bevestiging van de conclusie dat de kluizen in de andere panden ook in opdracht van of ten behoeve van [verdachte] zijn geplaatst.

De hierboven besproken kluizen waren in alle gevallen zeer goed verborgen en konden in de meeste gevallen pas na specifieke aanwijzingen van [medeverdachte5] worden gevonden. Door op deze wijze ontdekking van de kluizen (vrijwel) onmogelijk te maken, heeft [verdachte] de in deze kluizen aangetroffen hoeveelheden contant geld, het horloge en de goudstaven voor anderen verborgen. Door de kluizen niet in zijn eigen woning, maar in de woning van anderen te laten plaatsen, heeft [verdachte] tevens het rechtstreekse verband tussen de inhoud van deze kluizen en zijn persoon doorbroken en daarmee verhuld wie de rechthebbende op het geld en de goederen was.

Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] deze witwashandelingen voor wat betreft de contante geldbedragen die zijn aangetroffen in de kluizen aan de [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] tezamen en in vereniging met [medeverdachte6] heeft gepleegd. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte6] wist van de kluizen op voormelde locaties, dat zij ervan op de hoogte was dat in deze kluizen bankbiljetten werden opgeborgen en dat zij actief bij deze kluizen betrokken was.

De rechtbank acht voorts bewezen dat de witwashandelingen ten aanzien van het geldbedrag in de kluis aan de [straatnaam] tevens tezamen en in vereniging met [medeverdachte6] en die ten aanzien van de contante geldbedragen in de kluis aan de [straatnaam] tezamen en in vereniging met [medeverdachte3] en [medeverdachte7] zijn gepleegd. De betreffende kluizen zijn immers met hun medeweten in hun woning aangebracht, terwijl zij onder de gegeven omstandigheden – het laten plaatsen van een goed verborgen grondkluis ten behoeve van een ander – bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat deze kluizen gebruikt zouden worden ten behoeve van het witwassen van uit misdrijf afkomstig geld.

Ten aanzien van het onder II ten laste gelegde:

In de bijlage, gevoegd bij dit vonnis, zijn zakelijk weergegeven de door de rechtbank toegepaste bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte]

€ 65.000,- en twee maal € 70.000,- heeft witgewassen door deze bedragen via de bankrekeningen van [naam] en [naam] over te laten maken aan het CJIB ten behoeve van de voldoening van de aan hem opgelegde ontnemingsmaatregel. De rechtbank acht daarbij bewezen dat [verdachte] telkens wist dat deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren. Ter onderbouwing van dit laatste verwijst de rechtbank naar de hiervoor opgenomen algemene bewijsoverwegingen.

De rechtbank acht onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen.

Ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat er kort gezegd op neer komt dat de redenering van de officier van justitie tot gevolg heeft dat een tot terugbetaling van wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde verdachte zich altijd schuldig zou maken aan witwassen, overweegt de rechtbank het volgende.

Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat van witwassen geen sprake kan zijn als de betaling aan het CJIB bestaat uit de opbrengst van het misdrijf of de misdrijven waarvoor een ontnemingsmaatregel is opgelegd. In dat geval is immers geen sprake van een (wederrechtelijke) besteding van geld met een criminele herkomst, maar wordt voldaan aan een rechterlijke beslissing. Deze situatie doet zich hier echter niet voor. [verdachte] heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat de door hem (via [naam] en [naam] ) betaalde geldbedragen de opbrengst waren van het door hem gepleegde misdrijf waarvoor hij in 2006 door het gerechtshof Leeuwarden is veroordeeld tot (onder meer) terugbetaling van een bedrag van € 205.000,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel. Integendeel, [verdachte] heeft zich ook op dit punt consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Ook overigens biedt het dossier geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat het geldbedrag dat aan het CJIB is betaald, afkomstig is uit het misdrijf waarvoor de ontnemingsmaatregel is opgelegd. De door [verdachte] gekozen constructie – betaling via derden – duidt er veeleer op dat hij getracht heeft te verhullen dat hij zelf over dergelijke bedragen kon beschikken.

Het verweer van de raadsman faalt derhalve.

Ten aanzien van het onder IIIa ten laste gelegde:

In de bijlage, gevoegd bij dit vonnis, zijn zakelijk weergegeven de door de rechtbank toegepaste bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.

Bewijsoverwegingen

Uit de voorgaande bewijsoverwegingen volgt dat de [auto] en [auto] door [verdachte] zijn aangekocht. Gelet op de eerder opgenomen algemene overwegingen, waarin de rechtbank heeft geconcludeerd dat al het contante geld waarover [verdachte] in de jaren 2008 tot en met zijn aanhouding kon beschikken van enig misdrijf afkomstig moet zijn geweest, kan het niet anders zijn dan dat ook deze beide auto’s gefinancierd zijn met crimineel geld. [verdachte] wist dat uiteraard, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft ook [medeverdachte5] onder de gegeven omstandigheden (met een grote hoeveelheid contant geld van een ander voor die ander auto’s aankopen, die vervolgens niet op naam van die ander maar op zijn eigen naam moesten worden gezet) op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij betrokken was bij het witwassen van crimineel geld, in dit geval door mee te werken aan een schijnconstructie die tot doel had om te verhullen wie de werkelijke rechthebbende op de auto’s was.

Ten aanzien van het onder IIIb ten laste gelegde:

In de bijlage, gevoegd bij dit vonnis, zijn zakelijk weergegeven de door de rechtbank toegepaste bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.

Bewijsoverwegingen

Hoewel [naam] blijkens de bewijsmiddelen het geld voor de aankoop van de [auto] van “ [naam] ” (de rechtbank begrijpt: [naam] , de voormalige partner van de dochter van [verdachte] ) zegt te hebben gekregen, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat het geld afkomstig was van [verdachte] . Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat [naam] na de aankoop van deze auto daar nog enige bemoeienis mee heeft gehad, terwijl uit de bewijsmiddelen wel volgt dat de auto na de aankoop doorlopend in gebruik is geweest bij [medeverdachte6] . Dat [verdachte] en [medeverdachte6] de feitelijk eigenaar c.q. gebruiker van deze auto waren, wordt verder bevestigd door de verklaring van [naam] dat de lasten van de auto door [verdachte] en [medeverdachte6] (contant) aan hem werden vergoed.

Gelet op de eerder opgenomen algemene overwegingen, waarin de rechtbank heeft geconcludeerd dat al het contante geld waarover [verdachte] in de jaren 2008 tot en met zijn aanhouding kon beschikken van enig misdrijf afkomstig moet zijn geweest, kan het niet anders zijn dan dat ook deze auto gefinancierd is met crimineel geld. [verdachte] wist dat uiteraard, en dat geldt ook voor [medeverdachte6] , die bij vonnis van heden door de rechtbank voor haar aandeel in het witwassen van deze auto is veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank hebben ook [naam] en [naam] onder de gegeven omstandigheden (een auto voor een ander op naam nemen, waarvan de aankoop c.q. de lasten contant door die ander werden vergoed) op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij betrokken waren bij het witwassen van crimineel geld, in dit geval door mee te werken aan een schijnconstructie die tot doel had om te verhullen wie de werkelijke rechthebbende op de auto was.

Ten aanzien van het onder IV ten laste gelegde:

In de bijlage, gevoegd bij dit vonnis, zijn zakelijk weergegeven de door de rechtbank toegepaste bewijsmiddelen die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (hierna: de woning) is aangekocht door en ten behoeve van [verdachte] en [medeverdachte6] en dat zij ook daadwerkelijk, na een grootschalige verbouwing, daar zijn gaan wonen, terwijl deze woning op naam van [medeverdachte5] stond. [medeverdachte5] heeft de koopovereenkomst en akte van levering op zijn naam gesteld en getekend. Daarnaast is hij – aan de hand van vervalste stukken – op zijn naam een hypothecaire lening voor de aanschaf van voormelde woning aangegaan.

Ten aanzien van de aankoop en de financiering

De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte5] , bij de aankoop en financiering van de woning een bedrag van € 90.000 heeft witgewassen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de financiering van de woning gebruik is gemaakt van het genoemde bedrag van € 90.000, waarvan de schijn is gewekt dat dit eigen middelen van [medeverdachte5] waren. Blijkens de verklaring van [medeverdachte5] is een deel hiervan, € 55.000, door [verdachte] contant aan hem betaald, waarna dit geld afgestort is op de bankrekening van [medeverdachte5] ( [nummer] ). Vervolgens is het geld doorgeboekt naar de derdengeldrekening van de betrokken notaris. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte5] dat het geld van [verdachte] afkomstig was. Dit geldbedrag heeft immers betrekking op de financiering van een woning die bestemd was voor [verdachte] en er is geen aanwijzing dat het bedrag van een ander afkomstig is. [verdachte] heeft bovendien zelf geen verklaring voor deze gang van zaken willen geven.

Het overige deel van de gepretendeerde eigen inbreng, te weten een bedrag van € 35.000, is blijkens de verklaring van [medeverdachte5] verkregen door middel van een schijnconstructie met de [auto] die bij [verdachte] in gebruik was. [medeverdachte5] heeft hierover verklaard dat deze auto zogenaamd verkocht werd aan [naam] voor een bedrag van € 35.000. [naam] heeft dit bedrag vervolgens per bank aan [medeverdachte5] betaald, terwijl [naam] in werkelijkheid niet de beschikking over de auto kreeg. In plaats daarvan heeft [naam] het bedrag van € 35.000 contant van [verdachte] ontvangen. Dit bedrag heeft [naam] later aan [verdachte] terugbetaald, nadat [medeverdachte5] dit in 18 deelbetalingen aan hem had terugbetaald. De bedragen voor deze deelbetalingen ontving [medeverdachte5] blijkens zijn verklaring telkens voorafgaand aan de betaling aan [naam] van [verdachte] . Door deze constructie verkreeg [medeverdachte5] een bedrag van € 35.000 op de bank waarna hij dat geld ten behoeve van [verdachte] kon besteden voor de aankoop van de woning.

De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte5] over de hierboven beschreven schijnconstructie geloofwaardig. De verklaring die [naam] hierover heeft afgelegd, namelijk dat het om een lening ging waarvoor de auto als zekerheid diende, acht de rechtbank niet aannemelijk. Immers, niet valt in te zien waarom [medeverdachte5] een lening van € 35.000 bij [naam] zou zijn aangegaan voor de financiering van een woning die bestemd was voor [verdachte] en [medeverdachte6] , terwijl de auto in kwestie bovendien niet bij [medeverdachte5] maar bij [verdachte] in gebruik was. Daar komt bij dat de verklaring van [medeverdachte5] bevestigd wordt door de in het dossier opgenomen gegevens over de bij- en afschrijvingen op zijn rekening. Uit deze lijst blijkt immers dat hij inderdaad het genoemde bedrag in 18 deelbetalingen aan [naam] heeft terugbetaald, terwijl er telkens voorafgaand aan elke deelbetaling een contante storting van het terug te betalen bedrag op de rekening van [medeverdachte5] plaats heeft gevonden.

Gezien voorgaande overwegingen acht de rechtbank bewezen dat zowel het bedrag van

€ 55.000 als het bedrag van € 35.000 uiteindelijk afkomstig was van [verdachte] . Zoals de rechtbank hiervoor in haar algemene bewijsoverwegingen heeft geconcludeerd is het geld waarover [verdachte] in de jaren 2008 tot en met zijn aanhouding kon beschikken afkomstig uit misdrijf en wist [verdachte] van deze illegale herkomst van zijn geld. De rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van de onderhavige bedragen anders te concluderen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [verdachte] ook omtrent deze bedragen geen alternatieve verklaring gegeven heeft.

Voor [medeverdachte5] moet onder de gegeven omstandigheden (het aankopen van een woning voor een ander, waarbij voor de financiering gebruikt werd gemaakt van een grote hoeveelheid contant geld van die ander, van een hypothecaire lening aan de hand van valse stukken en een gefingeerde lening met als onderpand een auto die ook al via een schijnconstructie op zijn naam was gezet) overduidelijk zijn geweest dat hij betrokken was bij het witwassen van crimineel geld, zoals de rechtbank bij vonnis van heden ook in zijn strafzaak overwogen heeft.

De conclusie is dan ook dat [verdachte] en [medeverdachte5] in vereniging het eerdergenoemde bedrag van € 90.000,-- hebben witgewassen door het op bovenomschreven wijze te besteden aan de aankoop van de woning aan de Okkingastate en dat [verdachte] en [medeverdachte6] op deze wijze de woning in kwestie hebben verworven.

Ten aanzien van de verbouwing en de inrichting

Uit de verklaringen van [medeverdachte5] blijkt dat hij met zijn bouwbedrijf de verbouwing (casco werk en installaties) van de woning in opdracht van [verdachte] heeft verricht voor een bedrag van € 120.000 en dat [verdachte] en [medeverdachte6] daarnaast voor een bedrag van € 253.000 hebben geïnvesteerd in de verdere verbouw en de inrichting van de woning. Dat laatste bedrag is een schatting, maar vindt steun in het gegeven dat [medeverdachte5] (vanuit zijn ervaring als aannemer) een onderbouwde berekening heeft gemaakt van de verschillende verbouwings- en inrichtingsposten en in het eerdergenoemde rapport van [naam] , die heeft aangegeven dat er minimaal een dergelijk bedrag aan de verbouwing en inrichting van deze woning is besteed. De rechtbank merkt overigens opnieuw op dat [verdachte] en [medeverdachte6] , hoewel daartoe uitgenodigd, deze bedragen niet hebben bestreden maar zich opnieuw op hun zwijgrecht hebben beroepen.

Uit de bewijsmiddelen (in het bijzonder de verklaring van [medeverdachte5] , maar ook die van Van [naam] en [naam] ) volgt dat het grootste deel van de bestede geldbedragen (de genoemde € 253.000 en een bedrag van € 85.000 van de genoemde € 120.000) rechtstreeks (contant) afkomstig waren van [verdachte] . De rechtbank heeft ook geen reden om hieraan te twijfelen, nu het geld gebruikt is voor de verbouwing en inrichting van de woning die door [verdachte] en [medeverdachte6] werd gebruikt. Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen in haar algemene bewijsoverwegingen, kan het niet anders zijn dan dat al het geld dat [verdachte] in de periode van 2008 tot en met zijn aanhouding tot zijn beschikking heeft gehad, van enig misdrijf afkomstig was. [verdachte] en [medeverdachte6] waren daar uiteraard van op de hoogte, maar dat geldt naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden, zoals hiervoor al geschetst bij de overwegingen over de aankoop en financiering van de woning, ook voor [medeverdachte5] . Dat betekent dat [verdachte] en [medeverdachte6] zich door deze geldbedragen op de bovenomschreven wijze te besteden schuldig hebben gemaakt aan witwassen. Voor [medeverdachte5] geldt hetzelfde, voor zover het de € 85.000 betreft die aan hem is betaald.

Ten aanzien van het overige deel van de € 120.000, te weten een bedrag van € 35.000, heeft [medeverdachte5] verklaard dat dit afkomstig is uit het bouwdepot. Dit bouwdepot is naar het oordeel van de rechtbank onderdeel van de hypotheek die [verdachte] en [medeverdachte5] onder valse voorwendselen verkregen hebben. Immers, uit de verklaring van [medeverdachte5] en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen 17 tot en met 21 blijkt dat [medeverdachte5] , met hulp van [verdachte] , op de loonlijst kwam van een bedrijf, [naam] , terwijl hij nooit voor dit bedrijf gewerkt heeft. Door een valse salarisspecificatie en valse werkgeversverklaring van het bedrijf waar [medeverdachte5] zogenaamd werkzaam was bij de hypotheekverstrekker in te dienen, is een hypotheek ten behoeve van de financiering woning verstrekt. Door aldus te handelen is het bedrag van € 35.000 bewust door middel van oplichting door [verdachte] en [medeverdachte5] verkregen. De besteding door [verdachte] van dit geldbedrag aan de verbouwing van de woning kan derhalve eveneens als witwassen worden gekwalificeerd, waarbij de rechtbank voor zover nodig opmerkt dat het hier niet gaat om een situatie waarbij de verweten witwashandeling en het grondmisdrijf zodanig samenvallen dat sprake is van een kwalificatieuitsluitingsgrond.3

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/730190-15 als feit 1 ten laste gelegde:

Aan [verdachte] is – in verschillende juridische varianten – ten laste gelegd dat hij betrokken zou zijn geweest bij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne in Nederland. De rechtbank zal hieronder bespreken welke concrete feiten en omstandigheden het dossier met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij dit feit bevat, waarbij uit oogpunt van leesbaarheid in dit geval gebruik is gemaakt van verwijzingen via voetnoten in plaats van een opsomming van bewijsmiddelen.

In de eerste helft van oktober 2013 kwam bij de politie Rotterdam informatie binnen van de Franse douane en de Amerikaanse Drug Enforcement Agency (DEA)4, die – kort gezegd en voor zover van belang voor de beoordeling van het onderhavige feit – inhield dat:

-

het zeeschip [naam] , afkomstig uit Medellín (Colombia) en met als eindbestemming Rotterdam, op 14 oktober 2013 de haven van Vlissingen zou aandoen;

-

zich aan boord van dit schip een viertal pallets met bananen zou bevinden, met daarin verstopt een hoeveelheid van 1033 kilogram cocaïne;

-

de coördinator van het drugstransport gebruik zou maken van een Nederlands mobiel telefoonnummer, namelijk [nummer] met PIN-nummer [nummer] ;

-

een andere betrokkene gebruik zou maken van een mobiele telefoon van het merk Blackberry met het Nederlandse mobiele telefoonnummer [nummer] .

Naar aanleiding van deze informatie is – onder meer door middel van het plaatsen van een tap – nader onderzoek gedaan naar het gebruik van de genoemde telefoonnummers. Uit dit onderzoek kwam onder meer naar voren dat de telefoon met het PIN-nummer [nummer] gebruikt werd door een persoon die zich “ [naam] ” noemde en dat deze persoon in de periode van 11 tot en met 16 oktober 2013 contacten onderhield met een persoon die zich “ [naam] ” noemde en die gebruik maakte van een telefoon met PIN-nummer [nummer] .5

Uit informatie van de Colombiaanse autoriteiten is gebleken dat de betrokken personen deel uitmaken van een Colombiaanse criminele groepering genaamd “ [straatnaam] ”. Op verzoek van de Nederlandse politie hebben de Colombiaanse autoriteiten een groot aantal door hen onderschepte berichten verstrekt, die door de leden van deze groepering onderling zijn verstuurd. Voor zover voor de onderhavige zaak relevant, betreft dit onder meer berichtenverkeer tussen de gebruiker van de telefoon met het hierboven genoemde PIN-nummer [nummer] en de gebruiker van een telefoon met PIN-nummer [nummer] op 1 oktober 2013. Dit berichtenverkeer houdt – vertaald vanuit het Spaans – onder meer het volgende in:6

[nummer] : Heeft niet opgemerkt dat zij 48 p in aantocht zijn

Hij maakt altijd voor 24 over

Hij heeft niet gemerkt dat ze hem 48 p hebben gestuurd

En geen 24

En hij moet voor elke zending het dubbele overmaken

[nummer] : OK, en wat kosten die 48 vriend?

[nummer] : 33.868,8 USD

[nummer] : Iedere zending kost 33.868,8 USD

Daarnaast betreft het berichtenverkeer tussen de gebruiker van de telefoon met het hierboven genoemde PIN-nummer [nummer] en de gebruiker van de telefoon met het PIN-nummer [nummer] ( [naam] ) op 14 oktober 2013, de dag van aankomst van de [naam] in Vlissingen. Dit berichtenverkeer houdt – vertaald vanuit het Spaans – onder meer het volgende in:7

[nummer] : Vandaag is een feestdag

Met bananen, hahahaha

[nummer] : Hij komt straks aan

Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat dit berichtenverkeer betrekking heeft op het transport van de zending cocaïne die verborgen zat in de lading bananen in de [naam] .

Na aankomst van de [naam] op 14 oktober 2013, heeft de politie de in Vlissingen geloste lading bananen doorzocht. De lading bleek te bestaan uit een zending van 48 pallets bananen – overeenkomstig het hierboven weergegeven berichtenverkeer – waarbij in de dozen op vier van deze pallets een groot aantal groene tassen werden aangetroffen, die op hun beurt pakketten met wit poeder bevatten. In totaal ging het om 1033 pakketten, waarvan de inhoud een gewicht had van ruim 1031 kilogram.8 Een aantal monsters van het witte poeder in deze tassen is onderzocht door het Douane Laboratorium in Amsterdam, dat vaststelde dat het in alle gevallen ging om cocaïne.9 De aangetroffen tassen zijn vervolgens door de politie voorzien van ander vulmateriaal en teruggeplaatst in de dozen.

Uit observatie door de politie bleek dat de pallets bananen op 15 oktober 2013 door twee vrachtauto’s van Vlissingen zijn vervoerd naar een bedrijf in Meppel, waar de lading werd gelost in een loods. De pallets werden vervolgens ingeladen in een andere vrachtauto, die eerst naar een parkeerplaats bij Muiden reed en de volgende ochtend, 16 oktober 2013, naar een loods aan de [straatnaam] in Weesp.10

Op 16 oktober 2013 om 09.00 uur heeft de politie een inval in deze loods gedaan. Daarbij zijn vier personen aangehouden, te weten [naam] en [naam] , beiden afkomstig uit Rotterdam, en [naam] en [naam] , beiden afkomstig uit Leeuwarden. In de loods bevonden zich – naast de dozen waarin op 14 oktober 2013 de tassen met cocaïne zaten – twee bestelauto’s, te weten een [auto] en een [auto] . Deze laatste bleek te zijn gehuurd door [naam]11, bij wie verder – net als bij [naam] – een mobiele telefoon van het merk Blackberry werd aangetroffen, waarvan de inhoud versleuteld was.12 Het NFI heeft deze versleuteling doorbroken; uit onderzoek naar het gebruik van deze telefoons blijkt dat in beide gevallen kort voor de aanhouding van [naam] en [naam] berichten worden verstuurd naar derden waarin de verzenders hun ongeloof uitdrukken dat er een andere inhoud in de dozen bananen zit dan zij hadden verwacht.13

[medeverdachte5] heeft over de gebeurtenissen op 16 oktober 2013 onder meer het volgende verklaard:14

Op 16 oktober 2013 is er iets gebeurd in het midden van Nederland. Hierbij is [naam] aangehouden met nog drie anderen. Dit weet ik omdat [verdachte] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] ] mij belde.15

[verdachte] vroeg of ik even bij hem wilde komen. Tijdens het gesprek vertelde [verdachte] mij dat [naam] was gepakt bij een coca-transport, welke bij de haven in Vlissingen was aangekomen. Het ging hier om 1030 kilo. [verdachte] vertelde mij dat [naam] op heterdaad was betrapt met drie anderen bij een loods in Weesp met een vrachtwagen met een lading bananen waarin de cocaïne was verstopt.

[verdachte] trad ook in detail over het coca-transport. Dit had maar 500 kilo moeten zijn maar het was 1030 zoals [verdachte] aangaf. [verdachte] gaf aan dat [naam] en [naam] waarschijnlijk 530 kilo hadden meegelift op zijn transport zonder medeweten van [verdachte] . En dat dit hem heel veel geld had gekost.

Mijns inziens was het cocaïne transport van [verdachte] . Omdat [verdachte] duidelijk aangaf in zijn verhaal dat dit transport maar 500 kilo had moeten zijn. Dat [naam] en [naam] vermoedelijk 530 kilo cocaïne hadden meegelift op ‘zijn’ transport. Wat ik van [verdachte] begreep organiseerde [naam] het transport van de haven naar de loods op de weg. [verdachte] was de financier. [verdachte] heeft mij immers verteld dat hij er heel veel geld in had zitten.

In een later verhoor heeft [medeverdachte5] nog het volgende verklaard:16

[verdachte] zei als eerste tegen mij: ‘Ze hebben die ‘Grote’ ook opgepakt”. [verdachte] vertelde mij dat [naam] was opgepakt met een groot coca-transport in Weesp. [verdachte] vertelde mij dat het zijn transport was. [verdachte] vertelde dat 500 kilo van hem was en dat er nog 500 kilo was meegelift op zijn transport.

Dat sprake was van een onverwacht “dubbel” transport, zoals [medeverdachte5] stelt van [verdachte] te hebben vernomen, past naadloos in het hierboven aangehaalde berichtenverkeer op 1 oktober 2013 tussen de twee leden van de Colombiaanse organisatie die gebruik maken van de telefoons met de PIN-nummers [nummer] en [nummer] , waarin onder meer wordt opgemerkt dat de ontvanger “niet heeft gemerkt dat ze hem 48 p hebben gestuurd en geen 24” en waarbij de rechtbank er op wijst dat – zoals blijkt uit de hiervoor al aangehaalde bevindingen van de politie in Rotterdam – de lading bananen inderdaad (in totaal) bestond uit 48 pallets.

Het gaat hier naar het oordeel van de rechtbank om zeer specifieke en bijzondere informatie die alleen bekend kon zijn bij de direct betrokkenen bij het cocaïnetransport. De bovengenoemde berichten die de verklaring van [medeverdachte5] op dit punt bevestigen, werden immers zelfs bij de politie pas bekend na verwerking van de resultaten van het onderzoek in Colombia in de maanden april tot en met augustus 2015, dat wil zeggen geruime tijd na de verhoren van [medeverdachte5] . Voor de veronderstelling van de verdediging dat [medeverdachte5] deze informatie mogelijk zou hebben verkregen uit een andere bron dan [verdachte] biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt.

Daarentegen bevat het dossier wel aanwijzingen, anders dan de verklaring van [medeverdachte5] , die diens verklaring over de betrokkenheid van [verdachte] bij dit cocaïnetransport versterken. De rechtbank wijst in dit verband in de eerste plaats op de bevindingen van het onderzoek naar het gebruik door [verdachte] van zijn mobiele telefoon met nummer [nummer] , waaruit blijkt dat hij op 16 oktober 2013 zes keer probeert om de telefoon van [naam] te bereiken.17 Verder wijst de rechtbank op de verklaring van [medeverdachte3] , die inhoudt dat [verdachte] vrijwel direct na de aanhouding van [naam] aan hem vroeg om bepaalde spullen (waaronder, zo bleek later, een vuurwapen) te bewaren, omdat [verdachte] bang was in verband te worden gebracht met [naam] en vreesde voor een huiszoeking,18 en op de vergelijkbare verklaring van [naam] , die inhoudt dat [verdachte] hem ergens in het najaar van 2013 vroeg om een tas in bewaring te nemen, waarin een boksbeugel, een holster en een kogelwerend vest bleken te zitten.19 Deze laatste twee verklaringen bevestigen het door [medeverdachte5] geschetste beeld dat [verdachte] er serieus rekening mee hield dat het spoor van het mislukte cocaïnetransport naar hem zou leiden, iets waarvoor op dat moment op basis van de in de media bekende informatie20 in ieder geval geen aanleiding bestond.

Daarnaast bevat het dossier ook andere aanwijzingen die meer in zijn algemeenheid de betrokkenheid van [verdachte] bij de invoer van verdovende middelen aannemelijk maken. De rechtbank wijst daartoe op het volgende:

- de veroordeling van [verdachte] door het Gerechtshof Leeuwarden van 16 maart 2006 voor het medeplegen van – kort gezegd – de smokkel van softdrugs;21

- de reizen van [verdachte] naar Colombia in 2009 en 2010;22

- de hierboven door de rechtbank reeds besproken grote hoeveelheden contant geld die bij de doorzoekingen in mei 2014 zijn aangetroffen en aan [verdachte] te relateren zijn en die niet verklaarbaar zijn uit legale inkomsten, in combinatie met het feit dat algemeen bekend is dat de invoer en handel in verdovende middelen veel (contant) geld oplevert.23

In het licht van al het voorgaande, in samenhang bezien, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte5] over hetgeen hij van [verdachte] heeft vernomen met betrekking tot diens rol bij het mislukte cocaïnetransport. De rechtbank zal deze verklaring dan ook bezigen tot het bewijs, ook al gaat het om een de auditu-verklaring van een medeverdachte.

Op grond van deze verklaring van [medeverdachte5] , in samenhang met de overige genoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken is geweest bij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, zij het dat zijn opzet – naar uit de verklaring van [medeverdachte5] blijkt – gericht zal zijn geweest op de invoer van 500 kilogram en niet op de volledige ten laste gelegde hoeveelheid.

De rol van [verdachte] is, zo volgt uit de verklaring van [medeverdachte5] , die van organisator en financier van het transport geweest, hetgeen ondersteund wordt door het gegeven dat [verdachte] bekend was met zeer specifieke informatie over het transport en een zeer grote hoeveelheid contant geld tot zijn beschikking had. Een dergelijke rol is van een zodanig gewicht en vergt een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met de overige betrokkenen bij het transport, dat – hoewel van feitelijke uitvoeringshandelingen bij het transport niet is gebleken – zijn handelen als medeplegen kan worden aangemerkt, zoals primair aan hem is tenlastegelegd.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/730190-15 als feit 2 ten laste gelegde:

In de bijlage, gevoegd bij dit vonnis, zijn zakelijk weergegeven de door de rechtbank toegepaste bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] alle in zijn tenlastelegging opgenomen wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Daarbij betrekt de rechtbank dat de meeste wapens in de woning of in de auto van [verdachte] zijn aangetroffen waardoor [verdachte] de beschikking had over deze wapens. Enkel de boksbeugel en de Glock zijn in de woning van respectievelijk [naam] en [medeverdachte3] aangetroffen. De rechtbank acht bewezen dat deze wapens van [verdachte] waren. Dit blijkt ten aanzien van de boksbeugel uit de verklaring van [naam] dat deze boksbeugel van [verdachte] was. Bovendien is deze eigendom door de verdediging niet betwist. Ten aanzien van de Glock overweegt de rechtbank dat dit wapen is aangetroffen tussen de door [verdachte] bij [medeverdachte3] ondergebrachte goederen die volgens [medeverdachte3] allemaal van [verdachte] waren, dat [medeverdachte5] heeft verklaard dat hij de Glock van [verdachte] heeft schoon gemaakt en dat DNA-sporen van [verdachte] zijn aangetroffen op de Glock.

Dat [verdachte] zijn boksbeugel en Glock in de woningen van anderen had ondergebracht, doet, nu hij de beschikkingsmacht over deze wapens behouden heeft, niet af aan de conclusie dat hij deze wapens voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/750021-14 onder I, II, IIIa, IIIb en IV, en het in de zaak met parketnummer 18/730190-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:

Parketnummer 18/750021-14:

hij in de periode 1 november 2009 tot en met 22 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere perso(o)n(en) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte

I)

in de periode van 13 mei 2014 tot en met 22 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met één of meer andere perso(o)n(en), van voorwerpen, te weten

- 149.050,- euro, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte1] ),

- 148.500,- euro en een horloge, merk Zenith, M1000, Defy Xtreme, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte2] ),

- 279.950,- euro, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [naam] ),

- 599.250,- euro en zeventien goudstaven, aangetroffen in een kluis in een kelderbox behorende bij een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [naam] ),

- 749.920,- euro, aangetroffen in een kluis in een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte7] en [medeverdachte3] ),

- 1.000.500,- euro, aangetroffen in een kluis in de een woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden (woning [medeverdachte8] ), en

- 100.050,- euro, aangetroffen in een kluis in een unit van een loods aan de [straatnaam] te Leeuwarden (loods in gebruik bij verdachte),

zijnde in totaal 3.027.220,- euro, zeventien goudstaven en een horloge, merk Zenith, M1000, Defy Xtreme,

-de vindplaats verborgen, en

-verhuld wie de rechthebbende op die bovengenoemde voorwerpen was,

bestaande hierin dat verdachte telkens tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte6] en/of een of meer anderen, die voorwerpen verborgen heeft gehouden in vaste en afsluitbare en (goed) verstopte en alleen voor verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte6] toegankelijke (vloer/grond)kluizen op bovengenoemde locaties in de gemeente Leeuwarden,

terwijl hij, verdachte, en/of diens medeverdachte(n) telkens wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,

EN

II)

in de periode van 1 november 2009 tot en met 5 september 2011, in de gemeente Leeuwarden, een voorwerp, te weten in totaal 205.000 euro bestaande uit 70.000 euro en 70.000 euro en 65.000 euro, overgedragen en omgezet, bestaande hierin dat verdachte

- die geldbedragen heeft overgedragen of ter beschikking gesteld of laten overdragen of ter beschikking stellen aan [naam] en/of [naam] en

- daarbij heeft afgesproken dat die [naam] en/of [naam] vervolgens die geldbedragen ten behoeve van verdachte zouden overmaken aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden, en

- aldus heeft bewerkstelligd dat die [naam] en/of [naam] die geldbedragen hebben ontvangen en in drie betalingen hebben overgemaakt aan het CJIB te Leeuwarden conform de instructies van verdachte, te weten ten behoeve van de betaling van een totaal bedragvan 205.000 euro van verdachte aan de Staat, in het kader van de afwikkeling van een procedure tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel van verdachte,

terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,

EN

IIIa)

in de periode van 1 juli 2011 tot 25 januari 2012, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander verhuld wie de rechthebbende was op voorwerpen, te weten een auto merk [auto] , kenteken [nummer] , en een auto [auto] , kenteken [nummer] bestaande hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft bewerkstelligd dat die auto's, [auto] en [auto] , op naam van [medeverdachte5] werden gesteld, terwijl verdachte steeds de feitelijke eigendom en het gebruik van die auto’s had,

terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,

EN

IIIb)

in de periode van 1 februari 2011 tot 13 mei 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met andere personen verhuld wie de rechthebbende was op een voorwerp, te weten een auto, merk [auto] , kenteken [nummer] , bestaande hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte6] en anderen heeft bewerkstelligd dat die auto op naam van [naam] en vervolgens op naam van [naam] werd gesteld, terwijl daarbij verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte6] steeds de feitelijke eigendom en het gebruik van die auto hadden, en de overige auto-gerelateerde kosten steeds contant werden vergoed/betaald door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte6] aan die [naam] ,

terwijl hij, verdachte, en diens medeverdachte [medeverdachte6] wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,

EN

IV)

in de periode van 1 december 2011 tot 13 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met één of meer andere perso(o)n(en),

-voorwerpen, te weten in totaal ongeveer 90.000 euro, ten behoeve van de aankoop en de hypothecaire financiering van de woning [straatnaam] te Leeuwarden, en vervolgens

in totaal ongeveer 120.000 euro en in totaal ongeveer 253.000 euro, ten behoeve van de verbouwing en inrichting van de woning [straatnaam] te Leeuwarden,

overgedragen en omgezet,

en

-een voorwerp, te weten de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden, verworven en daarvan gebruik gemaakt,

terwijl hij, verdachte, en diens medeverdachte(n) telkens wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

Parketnummer 18/730190-15:

1.

hij in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 16 oktober 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 500 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

2.

hij in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 21 mei 2014 te Leeuwardeneen wapen en munitie van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool, merk Glock, model 26, kaliber 9 mm, en een patroonhouder en 70 centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad

en

wapens van categorie I, te weten

- een kunststof veerdruk machinepistool, merknaam Doubleeagle, type M37, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en

- een kunststof veerdruk pistool, merknaam Q.L.S. Shinden, type Tactical Master, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en

- een kunststof veerdruk pistool, merknaam Airsoftgun, type Gun, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en

- een kunststof veerdruk geweer, merknaam Doubleeagle, type M47, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en

- een kunststof veerdruk machinepistool, merknaam Galaxy, type G50, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en

- een kunststof gasdruk revolver, merknaam WinGun, type Super Sport 701S, en bijbehorende patroonnabootsingen, zijnde een voorwerp zodanig op een wapen gelijkend dat het geschikt is voor be- of afdreiging, en

- een ploertendoder, merk Cop, en

- een ploertendoder, merk Monadnock, en

- een boksbeugel,

voorhanden heeft gehad.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18/750022-14:

medeplegen van gewoontewitwassen

Parketnummer 18/730190-15:1. primair medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A

van de Opiumwet gegeven verbod;

2. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, waarvan het feit eenmaal begaan is met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

De rechtbank acht [verdachte] strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Vordering van de officier van justitie

Officier van justitie mr. Duijts heeft gevorderd dat [verdachte] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/750021-14 onder I, II, IIIa, IIIb en IV en het in de zaak met parketnummer 18/730190-15 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meerdere witwasfeiten komt, aansluiting kan worden gezocht bij de uitspraak in de zaak [naam] (ECLI:NL:GHAMS:2012: LJN BW6216), waarbij het gerechtshof voor het witwassen van € 17 miljoen uitkwam op een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar. Omgerekend naar het in deze zaak ten laste gelegde witwasbedrag zou dan een gevangenisstraf van maximaal twee jaar passend zijn, ook als rekening wordt gehouden met een eventuele veroordeling voor het bezit van wapens. In de visie van de verdediging dient daarnaast als strafverminderend te werken het feit dat [verdachte] tweemaal in voorlopige hechtenis heeft gezeten en al sinds 2014 leeft onder vrijheidsbeperkende maatregelen.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van [verdachte] zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

[verdachte] heeft jarenlang geprofiteerd van de opbrengsten van wat vermoedelijk zware criminaliteit is geweest. Zijn luxueuze levensstijl bestond onder meer uit het aanschaffen van prijzige auto’s, het doen van dure aankopen, het maken van verre reizen en het bewonen van een uitvoerig verbouwde villa. Daarnaast heeft de politie op verschillende plaatsen in Leeuwarden in goed verborgen grondkluizen contante geldbedragen van in totaal ruim drie miljoen euro, goudstaven en een luxe horloge aangetroffen. Officieel beschikte [verdachte] niet over enig legaal inkomen. Om voor de buitenwereld te verhullen over hoeveel geld hij in werkelijkheid kon beschikken, heeft hij allerlei schijnconstructies opgezet.

Op deze wijze heeft [verdachte] zich op uitgebreide schaal bezig gehouden met witwassen. Van witwassen is algemeen bekend dat dit een ontwrichtend effect heeft op de maatschappij en het economische verkeer. Het moet voor mensen die wel op legale wijze hun geld verdienen onverteerbaar zijn dat [verdachte] kennelijk enerzijds meent zich buiten de maatschappij te kunnen plaatsen door met criminele activiteiten zijn geld te verdienen, maar anderzijds zich wel in die maatschappij begeeft door grote hoeveelheden geld uit te geven en een luxueus leven te leiden. Ten aanzien van de grondkluizen, die in de woningen van familie en bekenden van [verdachte] werden geplaatst, geldt dat de rechtbank [verdachte] aanrekent dat hij ‘gewone’ mensen heeft betrokken bij en heeft meegezogen in zijn criminele activiteiten.

Naast de witwasfeiten heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan de invoer van 500 kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid vertegenwoordigt een zeer aanzienlijke straatwaarde en samen met de bij [verdachte] aangetroffen (imitatie) wapens vormt dit een nadere aanwijzing dat hij er kennelijk niet voor terugdeinst om zich te begeven in de wereld van de zware, georganiseerde criminaliteit. Dit terwijl aan [verdachte] eerder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd, onder meer ter zake van drugsdelicten.

Gelet op de ernst van de feiten, alsmede gelet op de omstandigheid dat [verdachte] hiervoor geen enkele verantwoording heeft willen nemen, vindt de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf zonder meer gerechtvaardigd. Die straf zal de rechtbank dan ook aan [verdachte] opleggen.

De officier van justitie heeft verbeurdverklaring verzocht van de volgende voorwerpen:

- personenauto [auto] , [nummer] ,

- geld € 88.500 (E-03-01-01);

- geld € 60.000 (E-03-01-03);

- geld € 20.000 (Z-01-21);

- geld € 20.000 (Z-01-23);

- geld € 20.000 (Z-01-25);

- geld € 20.050 (Z-01-27);

- geld € 20.000 (Z-01-29);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A1);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A10);

- geld € 50 (DC-01-01);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A12);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A13);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A14);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A15);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A16);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A2);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A3);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A4);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A5);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A6);

- geld € 9.000 (DC-01-01-A7);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A8);

- geld € 10.000 (DC-01-01-A9);

- geld € 50.000 (HC-01-06);

- geld € 99.500 (HC-01-04-A);

- geld € 50.000 (HC-01-05-A);

- geld € 100.000 (HC-01-07-A);

- geld € 100.000 (HC-01-08-A);

- geld € 99.750 (HC-01-01-A);

- geld € 49.000 (HC-01-02-A);

- geld € 51.000 (HC-01-03-A);

- geld € 10.000 (GB-04-01-A);

- geld € 50.000 (GB-04-10-A);

- geld € 50.000 (GB-04-11-A);

- geld € 10.000 (GB-04-02-A);

- geld € 10.000 (GB-04-03-A);

- geld € 10.000 (GB-04-03-A);

- geld € 9.950 (GB-04-04-A);

- geld € 10.000 (GB-04-05-A);

- geld € 10.000 (GB-04-05-A);

- geld € 10.000 (GB-04-06-A);

- geld € 20.000 (GB-04-07-A);

- geld € 50.000 (GB-04-08-A);

- geld € 50.000 (GB-04-09-A);

- geld € 50.000 (RB-01-03-A);

- geld € 50.000 (RB-01-11-A);

- geld € 50.000 (RB-01-04-A);

- geld € 300.500 (RB-01-05-4);

- geld € 200.000 (RB-01-05-E);

- geld € 100.000 (RB-01-06-A);

- geld € 50.000 (RB-01-07-A);

- geld € 100.000 (RB-01-08-A);

- geld € 50.000 (RB-01-09-A);

- geld € 50.000 (RB-01-10-A);

- horloge Zenith;

- 4 stk goud;

- 4 stk goud;

- 11 stk goud;

- geld € 10.000 (U-01-01-A);

- geld € 10.000 (U-01-10);

- geld € 10.000 (U-01-11-A);

- geld € 10.050 (U-01-12);

- geld € 10.000 (U-01-13-A);

- geld € 10.000 (U-01-14-A);

- geld € 10.000 (U-01-15-A);

- geld € 10.000 (U-01-16-A);

- geld € 10.000 (U-01-17-A);

- geld € 10.000 (U-01-18-A);

- geld € 10.000 (U-01-19-A);

- geld € 10.000 (U-01-02-A);

- geld € 10.000 (U-01-20-A);

- geld € 10.000 (U-01-21-A);

- geld € 10.000 (U-01-22A);

- geld € 10.000 (U-01-23A);

- geld € 10.000 (U-01-24A);

- geld € 10.000 (U-01-25A);

- geld € 10.000 (U-01-03-A);

- geld € 10.000 (U-01-04-A);

- geld € 10.000 (U-01-05-A);

- geld € 10.000 (U-01-06-A);

- geld € 9.950 (U-01-07-A);

- geld € 9.970 (U-01-08-A);

- geld € 10.000 (U-01-09-A);

- geld € 49.950 (U-1-26A);

- geld € 50.000 (U-1-27A);

- geld € 50.000 (U-1-28A);

- geld € 50.000 (U-1-29A);

- geld € 50.000 (U-1-30A);

- geld € 50.000 (U-1-31A);

- geld € 50.000 (U-1-32A);

- geld € 50.000 (U-1-33A);

- geld € 50.000 (U-1-34A);

- geld € 50.000 (U-1-35A).

De rechtbank acht deze inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring nu met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde witwasfeiten zijn begaan.

Daarnaast acht de rechtbank de inbeslaggenomen wapens en munitie vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot deze voorwerpen het in de zaak met parketnummer 18/750021-14 onder 4 bewezen verklaarde feit is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door [verdachte] in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Voorlopige hechtenis

Nu vonnis wordt gewezen, zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 18/750021-14 met ingang van heden opheffen.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 maart 2017 gevorderd dat de rechtbank bij uitspraak tevens de gevangenneming van [verdachte] zal bevelen.

De rechtbank heeft eerder, in de zaak met parketnummer 730190-15, de voorlopige hechtenis van [verdachte] opgeheven, nu er naar haar oordeel weliswaar ernstige bezwaren, doch niet langer gronden voor voorlopige hechtenis aanwezig waren.

Met het vonnis van heden staat vast dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het invoeren vanuit het buitenland van een grote hoeveelheid verdovende middelen, een feit dat door de samenleving dermate ernstig wordt gevonden dat daarop door de wetgever een maximale gevangenisstraf is gesteld van twaalf jaar. Naar het oordeel van de rechtbank valt aan de samenleving niet uit te leggen dat een verdachte die in verband met een dergelijk feit tot een langdurige vrijheidsstraf wordt veroordeeld, en waarvan verder is vastgesteld dat hij jarenlang heeft geprofiteerd van de opbrengsten van andere misdrijven, vooralsnog van zijn vrijheid zou kunnen blijven genieten. Onder de gegeven omstandigheden zou de rechtsorde daardoor ernstig geschokt raken. Dat betekent dat er thans sprake is van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, die de onverwijlde vrijheidsbeneming van [verdachte] vordert.

De rechtbank zal derhalve de gevangenneming van [verdachte] bevelen voor de duur van 90 dagen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/750021-14 onder I, II, IIIa, IIIb en IV en het in de zaak met parketnummer 18/730190-15 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen voormelde geldbedragen, horloge, goud en [auto] .

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen wapens en munitie.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/750021-14:

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, 22 mei 2017.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/730190-15:

Beveelt de gevangenneming van [verdachte] met ingang van heden, 22 mei 2017.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en

mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2017.

Mrs. Oostdam en Van der Lelie zijn buiten staat om de uitspraak mede te ondertekenen.