Home

Rechtbank Noord-Holland, 16-06-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:5032, 15/872305-16

Rechtbank Noord-Holland, 16-06-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:5032, 15/872305-16

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
16 juni 2017
Datum publicatie
19 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:5032
Zaaknummer
15/872305-16

Inhoudsindicatie

Brandstichting in zorginstelling voor mensen met verstandelijke beperking. Toepassing jeugdstrafrecht. 12 maanden jeugddetentie opgelegd, waarvan 5 voorwaardelijk. Verplichte behandeling en opname in beschermde woonvorm als bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/872305-16 (P)

Uitspraakdatum: 16 juni 2017

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2017 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]

thans gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) [naam JJI] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. M. van Oosten en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 4 december 2016 te Schagen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een zorginstelling De Schar (behandelcentrum voor mensen met een verstandelijke beperking) (perceel: Schar 8) door open vuur in aanraking te brengen met een bankstel, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de omliggende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in die zorginstelling aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die zorginstelling aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

2.

hij op of omstreeks 30 november 2016 te Schagen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een zorginstelling De Schar (behandelcentrum voor mensen met een verstandelijke beperking) (perceel: Schar 1) door open vuur in aanraking te brengen met een bankstel, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de omliggende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in die zorginstelling aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die zorginstelling aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

3.

hij op of omstreeks 23 oktober 2016 te Schagen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een kippenhok (op het terrein van zorginstelling De Schar, zich bevindend naast het pand van perceel 8), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan dat kippenhok geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de omliggende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Bewijs

3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat bij de betreffende brandstichting gemeen gevaar voor omliggende panden te duchten is geweest.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat zij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.

3.2

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.

3.3.

Vrijspraak

Vrijspraak feit 3

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 3 ten laste is gelegd. Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij op 23 oktober 2016 een kippenhok op het terrein van zorginstelling De Schar te Schagen in brand heeft gestoken, maar het dossier bevat geen bewijs dat hierdoor gemeen gevaar voor omliggende panden of andere goederen in het leven is geroepen. Het handelen van verdachte levert daarom geen strafbare brandstichting in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht op.

Partiële vrijspraak feiten 1 en 2: geen medeplegen

Verdachte heeft verklaard dat hij brand heeft gesticht in de gebouwen Schar 8 en Schar 1 op aandringen van [betrokkene] , een medebewoner. Verdachte en [betrokkene] zouden dit beide keren van tevoren met elkaar hebben besproken en [betrokkene] zou verdachte een van de groepsleiding gestolen ‘tag’ (een elektronische sleutel) hebben gegeven, waarmee hij in de groepsruimten kon komen waar hij brand heeft gesticht.

[betrokkene] heeft actieve betrokkenheid bij de brandstichtingen ontkend.

De lezing van verdachte vindt enigermate steun in de op het politiebureau afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en [betrokkene] , waaruit valt af te leiden dat de brandstichtingen op zijn minst vooraf tussen hen onderwerp van gesprek zijn geweest. Daarnaast is in de kleding van [betrokkene] een weggenomen tag gevonden en hebben de groepsleiders [groepsleider 1] en [groepsleider 2] verklaard dat verdachte alles voor [betrokkene] deed.

Er zijn daarom naar het oordeel van de rechtbank sterke aanwijzingen dat [betrokkene] op zijn minst een bedenkelijke rol heeft gespeeld bij de door verdachte gepleegde brandstichtingen. Deze aanwijzingen zijn naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te achten dat van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest dat van medeplegen gesproken kan worden. Verdachte zal daarom van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen’ worden vrijgesproken.

3.4.

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:

Ten aanzien van feit 1:

-

de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;

-

het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1100-2016267961-8 d.d. 27 december 2016 (dossierpagina's 145 t/m 149);

Ten aanzien van feit 2:

-

de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;

-

het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal brandonderzoek forensisch opsporing met nummer PL1100-2016264140-5 d.d. 4 januari 2017 (dossierpagina's 133 t/m 135);

Ten aanzien van feit 1 en feit 2

- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2016264140-1 d.d. 11 januari 2017, inhoudende de verklaring van [aangever] (dossierpagina’s 104 t/m 106).

3.5.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

1.

hij op 4 december 2016 te Schagen opzettelijk brand heeft gesticht in een zorginstelling, De Schar (behandelcentrum voor mensen met een verstandelijke beperking), perceel Schar 8, door open vuur in aanraking te brengen met een bankstel, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de in die zorginstelling aanwezige personen te duchten was;

2.

hij op 30 november 2016 te Schagen opzettelijk brand heeft gesticht in een zorginstelling, De Schar (behandelcentrum voor mensen met een verstandelijke beperking), perceel Schar 1, door open vuur in aanraking te brengen met een bankstel, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de omliggende panden en levensgevaar voor de in die zorginstelling aanwezige personen te duchten was.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

5 Strafbaarheid van verdachte

6 Motivering van de sanctie

7 Toepasselijke wettelijke voorschriften

8 Beslissing