Home

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:3813, AWB - 16 _ 659

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:3813, AWB - 16 _ 659

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
10 april 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:3813
Zaaknummer
AWB - 16 _ 659
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:29

Inhoudsindicatie

Verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 16/659

en

(gemachtigden: mr. C.B.B. Dohmen en drs. M.A. Jonker).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.

Bij besluit van 15 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard en het primaire besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft voorts, naar zij ter zitting heeft verduidelijkt, beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar Wob-verzoek.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 8 februari 2017 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd, in die zin dat hij alsnog een aantal documenten onder weglakking van gegevens aan eiseres heeft verstrekt, van een aantal documenten heeft aangegeven dat die niet bij hem berusten en een aantal documenten heeft geweigerd aan eiseres te verstrekken.

Eiseres heeft ter zitting toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2017. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken geregistreerd onder de nummers HAA 15/3513 en HAA 15/4373. Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank de zaken weer gesplitst.

Overwegingen

1. Bij brief van 10 augustus 2015 heeft eiseres een verzoek op grond van de Wob bij verweerder ingediend. Zij heeft verweerder verzocht om toezending van een afschrift van de volgende documenten:

1. Een lijst van alle werkzaamheden (technisch en procesmatig), projecten, besluiten en de bijbehorende functienaam van uitvoerder en/of beslisser i.v.m. security/digitale veiligheid gemeente Haarlem. Hierbij gaat het om de werkzaamheden binnen de afdeling IV of/en MenS.

2. Een kopie van alle rapporten, beleidsdocumenten, nota’s, emailwisselingen, afspraken, transitiedocumenten, opdrachtformulieren, plan van aanpak (kan meerdere zijn) en overige documenten in verband met punt 1. Binnen de afdeling IV of/en MenS.

3. Een kopie van alle rapporten, beleidsdocumenten, nota’s, emailwisselingen, verslagen, transitiedocumenten, opdrachtformulieren, plan van aanpak (kan meerdere zijn) en overige documenten in verband met de functie security officer, informatiebeveiliging en integriteit binnen gemeente Haarlem.

4. Indien een externe opdrachtnemer of opdrachtnemers bij punt 1 zijn betrokken, een kopie van alle achterliggende documenten, facturen en rapportages met betrekking tot de werkzaamheden binnen de bovengemelde periode.

Het beroep niet tijdig beslissen

2.1

Bij brief van 22 september 2015 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar Wob-verzoek van 10 augustus 2015. Zij heeft verweerder daarbij in de gelegenheid gesteld binnen twee weken alsnog een besluit op haar verzoek te nemen.

2.2

Binnen de door eiseres gestelde twee weken heeft verweerder het primaire besluit genomen.

2.3

Eiseres betoogt dat verweerder in het primaire besluit uitsluitend een beslissing op haar verzoek wat betreft punt 2 heeft genomen voor zover het gaat om beleidsdocumenten. Eiseres heeft in punt 2 van haar verzoek evenwel niet alleen naar beleidsdocumenten verwezen, maar ook naar alle overige in dat punt genoemde documenten. Eiseres betoogt voorts dat verweerder in het primaire besluit geen beslissing op haar verzoek wat betreft punt 3 heeft genomen behoudens voor zover het gaat om integriteit.

2.4

De rechtbank stelt vast dat verweerder in het primaire besluit tweeledig op zowel punt 2 als 3 van het Wob-verzoek van eiseres heeft gereageerd. In de eerste plaats heeft verweerder betoogd dat rapporten, beleidsdocumenten en afspraken reeds openbaar zijn gemaakt en het verzoek van eiseres in zoverre en om die reden buiten het bereik van de Wob valt. In de tweede plaats heeft verweerder betoogd dat hij verder niet over informatie beschikt die op grond van de Wob verstrekt dient te worden.

2.5

Onder voornoemde omstandigheden kan niet worden gezegd dat verweerder bij het primaire besluit niet volledig op de punten 2 en 3 van het Wob-verzoek heeft beslist. Van het niet tijdig beslissen op het Wob-verzoek van eiseres door verweerder is in zoverre dan ook geen sprake.

2.6

Het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het Wob-verzoek van 10 augustus 2015 is gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk.

Het reële beroep

3. Verweerder heeft hangende het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit het besluit van 8 februari 2017 genomen. In dat besluit alsmede ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij de intentie heeft gehad dit besluit te laten meelopen in de reeds lopende beroepszaak van eiseres tegen het bestreden besluit. Gelet hierop alsmede gelet op het feit dat de inhoud van het besluit van 8 februari 2017 raakvlakken vertoont met het Wob-verzoek van eiseres van 10 augustus 2015 beschouwt de rechtbank het besluit van 8 februari 2017 als een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Nu eiseres voldoende belang heeft bij een beoordeling van dit besluit heeft haar beroep van rechtswege mede betrekking op dat besluit. De rechtbank zal het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit en het besluit van 8 februari 2017 inhoudelijk beoordelen.

4. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.

Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

5.1

Eiseres bestrijdt dat de documenten als genoemd in punt 1 en 4 van haar verzoek niet bestaan. Eiseres bestrijdt tevens dat de overige informatie buiten de beleidsdocumenten om die zij heeft genoemd onder punt 3 niet bestaan.

Wat betreft de documenten als genoemd in punt 1 stelt eiseres dat zij de gevraagde documenten als oud-medewerkster van de afdeling IV zelf heeft gezien en/of van commentaar heeft voorzien. De door eiseres gevraagde informatie is te vinden als onderdeel of bijlage van de verslagen, stukken van het Management Team MenS en/of Mt IV en/of Basis op Orde en/of Management Letter in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. De documenten werden verstrekt binnen de afdeling in de vorm van een hardcopy of via een e-mailbijlage. Ook zijn er diverse versies van de documenten terug te vinden in de jaarbackup van het ict-netwerk van 2013. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres twee documenten ingebracht. Hieruit blijkt volgens haar dat ML documenten en een plan van aanpak inclusief lijsten van werkzaamheden over beveiliging/security/audit issues wel degelijk bestaan.

Wat betreft de overige informatie als genoemd in punt 3 stelt eiseres dat zij in haar bezwaarschrift de namen heeft genoemd van de documenten die aanwezig moeten zijn. Het plan van aanpak en overige documenten in verband met informatiebeveiliging waren in 2013 op het netwerk te vinden. De rest van de gegevens zal zijn terug te vinden in e-mailboxen in 2013 waarvan een volledige back-up bestaat. Wat betreft de documenten van punt 3 betoogt eiseres verder dat het niet aannemelijk is dat verweerder slechts zeven documenten per jaar produceert omtrent de security officer, informatiebeveiliging en integriteit binnen de gemeente.

Wat betreft de documenten als genoemd in punt 4 stelt eiseres dat zij weet dat er externe opdrachtnemers aan het werk zijn geweest in 2013 bij verweerder in verband met security/digitale veiligheid. Hun werkzaamheden hielden verband met de in punt 1 gevraagde informatie. Eiseres heeft ter staving van haar standpunt een lijst van opdrachtnemers ingebracht.

5.2

Verweerder heeft bij het primaire besluit het verzoek van eiseres wat betreft de punten 1 en 4 afgewezen op de grond dat hij niet beschikt over de gevraagde documenten en ook niet verplicht is de gevraagde documenten te maken.

Ten aanzien van punt 4 heeft verweerder zich in het primaire besluit voorts op het standpunt gesteld dat voor zover de verzochte informatie in versnipperde vorm aanwezig is, verweerder de informatie niet verstrekt op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit voor zover het ziet op punt 1 gehandhaafd. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder wat betreft punt 4 nader onderzoek heeft verricht. Daaruit is volgens hem gebleken dat er (inderdaad) geen documenten zijn.

In het verweerschrift betoogt verweerder wat betreft punt 1 dat uit de door eiseres in beroep overgelegde stukken moeilijk te herleiden is dat de verzochte documenten er moeten zijn en wat die dan behelzen. De documenten die in het door eiseres ingebrachte e-mailbericht van 3 juni 2013 staan vermeld hebben andere bestandsnamen dan uit het Wob-verzoek van eiseres kan worden afgeleid.

Verweerder betoogt wat betreft punt 4 verder dat de door eiseres overgelegde lijst van opdrachtnemers onvoldoende duidelijkheid biedt over wat precies de relatie is tussen de daar genoemde opdrachtnemer en verweerder. Niet duidelijk is in welk kader die contracten zijn gesloten.

5.3

Wat betreft punt 3 voor zover dat ziet op documenten die niet zouden bestaan, betoogt verweerder in het bestreden besluit dat de documenten waarnaar eiseres in haar bezwaarschrift zelf al heeft verwezen reeds openbaar zijn nu zij er zelf naar heeft verwezen. Meer of andere documenten zijn er niet.

Verweerder stelt zich in het verweerschrift wat betreft punt 3 voor zover dat ziet op documenten die volgens eiseres wel aanwezig zouden zijn, op het standpunt dat het netwerk/de schijf waarop de documenten volgens eiseres zouden staan is onderzocht, maar dat daarop de gevraagde documenten niet zijn aangetroffen.

5.3

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1376, is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.

5.4

De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet is geslaagd in de op haar rustende bewijslast als hiervoor onder 5.3 omschreven en aldus niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bij verweerder wat betreft de punten 1, 3 en 4 van haar Wob-verzoek documenten bestaan. De rechtbank neemt hierbij nog in aanmerking dat eiseres wat betreft punt 1 van haar verzoek ter zitting ook heeft erkend dat de back-ups waarop de door haar verzochte informatie mogelijk heeft gestaan inmiddels kunnen zijn overschreven. Daarnaast heeft verweerder wat betreft punt 3 van het verzoek ter zitting toegelicht op welke wijze hij heeft onderzocht of er documenten bestaan. Verweerder heeft medewerkers benaderd met de vraag of zij in hun e-mailboxen kunnen nagaan of zich daarin de door eiseres in punt 3 van haar verzoek genoemde informatie bevindt. Dit bleek niet het geval te zijn. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de e-mailboxen van zijn medewerkers zelf te onderzoeken. Daartoe gaat hij slechts over in geval van bijzondere omstandigheden. Die keuze komt de rechtbank niet onredelijk voor.

5.5

De beroepsgrond slaagt niet.

6.1

Eiseres bestrijdt verder dat alle onder de punten 2 en 3 van haar Wob-verzoek genoemde rapporten, beleidsdocumenten en afspraken reeds openbaar zijn gemaakt. De link die verweerder in het primaire besluit aan eiseres heeft toegezonden met betrekking tot punt 2 had eiseres zelf al genoemd of heeft niets te maken met haar verzoek. De informatie is niet te vinden.

6.2

Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres voor zover dat ziet op de punten 2 en 3 afgewezen op de grond dat rapporten, beleidsdocumenten en afspraken reeds openbaar zijn gemaakt. De verzoeken van eiseres vallen buiten het bereik van de Wob, omdat de verzoeken betrekking hebben op reeds openbaar gemaakte gegevens.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit voor zover dat ziet op punt 3 gehandhaafd.

Wat betreft punt 2 heeft verweerder een aantal vindplaatsen opgesomd waar eiseres de door haar gevraagde documenten kan terugvinden.

6.3

De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding verweerder niet te volgen in diens stelling dat de documenten waarom eiseres onder de punten 2 en 3 van haar Wob-verzoek heeft verzocht reeds openbaar zijn gemaakt.

Nu de plicht tot openbaarmaking op grond van de Wob geen betrekking heeft op informatie die reeds openbaar is, brengt het voorgaande met zich dat de Wob in zoverre niet van toepassing was op het verzoek van eiseres. De reactie van verweerder van 2 oktober 2015 op het verzoek van eiseres is daarom in zoverre niet op rechtsgevolg gericht en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De reactie moet worden beschouwd als het verstrekken van feitelijke informatie van de zijde van verweerder. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ9056.

6.4

Het voorgaande betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres bij het bestreden besluit in zoverre ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit niet onderkend. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond. Dit besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.

7.1

Met betrekking tot het besluit van 8 februari 2017 betoogt eiseres dat de facturen die verweerder bij dat besluit alsnog aan haar heeft verstrekt niet de facturen zijn waarop zij in punt 4 van haar Wob-verzoek heeft gedoeld. Eiseres betoogt voorts dat bij verweerder meer bijlagen behorende bij een e-mailbericht van 3 juni 2013 moeten berusten dan de twee bijlagen die hij blijkens dat besluit heeft gevonden.

7.2

De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer bijlagen behorende bij het genoemde e-mailbericht bij verweerder berusten dan de twee bijlagen die verweerder heeft gevonden.

7.3

Nu eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de beslissing van verweerder om een deel van de documenten die blijkens het besluit van 8 februari 2017 bij hem berusten niet (geheel) te verstrekken gelet op in de artikelen 10 en 11 van de Wob neergelegde belangen, is het beroep gericht tegen het besluit van 8 februari 2017 ongegrond.

8. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal het bezwaar van eiseres voor zover het is gericht tegen verweerders reactie van 2 oktober 2015 op de onder 2 en 3 van haar Wob-verzoek genoemde punten niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover het is vernietigd.

9. Omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

10. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het Wob-verzoek van eiseres van 10 augustus 2015 niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarbij het bezwaar van eiseres tegen diens reactie van 12 oktober 2015 op de onder 2 en 3 van haar Wob-verzoek genoemde punten ontvankelijk heeft geacht;

- verklaart het bezwaar van eiseres in zoverre niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover het is vernietigd;

- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 februari 2017 ongegrond;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,00 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, voorzitter, mr. D.M. de Feijter en mr. drs. L. Beijen, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2017.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel