Home

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:3809, AWB - 16 _ 1623

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:3809, AWB - 16 _ 1623

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
10 april 2017
Datum publicatie
29 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:3809
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1623
Relevante informatie
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht [Tekst geldig vanaf 19-04-2023 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01] art. 2.1

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om handhaving. Omvang van het geding. Voor zover het handhavingsverzoek van eiser al zou moeten worden opgevat als tevens te zijn gericht op het illegaal storten van beweerdelijk vervuilde grond heeft verweerder het terecht afgewezen.

Uitspraak

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 16/1623

(gemachtigde: ing. F. Zomers),

en

(gemachtigde: mr. E. Visser en H.R. Nieman).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam], te [woonplaats] (gemachtigde: mr. J. van Groningen).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek om handhaving van eiser afgewezen.

Bij besluit van 21 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en het primaire besluit onder wijziging van de motivering in stand gelaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2017. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken geregistreerd onder de nummers HAA 16/2600 en HAA 16/4675. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank de zaken weer gesplitst.

Overwegingen

1.1

Bij brief van 21 mei 2015 heeft eiser een verzoek om handhaving ingediend tegen de activiteiten die plaatsvinden op het perceel [adres] .

1.2

Op 16 juni 2015 hebben twee medewerkers van verweerder een controle uitgevoerd op het perceel [adres] .

1.3

Bij het primaire besluit heeft verweerder het handhavingsverzoek van eiser van 21 mei 2015 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.

1.4

Bij besluit van 18 januari 2016 heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het vernieuwen van een schuur op het perceel [adres] .

1.5

Op 21 maart 2016 heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Hierin betoogt verweerder dat hij geen aanleiding heeft om aan te nemen dat derde-partij illegaal grond heeft gestort op de gronden achter de weilanden van de percelen [adres] en [nummer 1] . In 2014 en 2015, toen toezichthouders de percelen meerdere keren hebben bezocht hebben zij niet geconstateerd dat sprake was van het illegaal storten van grond. Als het, zoals eiser stelt om kubieke meters grond zou gaan, zouden de toezichthouders dit hebben opgemerkt. Omdat de bouwwerkzaamheden bovendien reeds in 2013 hebben plaatsgevonden is het niet meer mogelijk om te constateren of derde-partij destijds illegaal grond heeft gestort. Eiser heeft zelf ook niet aangetoond dat van het illegaal storten van grond door derde-partij sprake is geweest, aldus verweerder.

2.1

De rechtbank overweegt als volgt. Blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1463, is voor de omvang van het geding bepalend de reikwijdte van het verzoek om handhaving dat aan het primaire besluit ten grondslag heeft gelegen.

2.2

De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn verzoek om handhaving van 21 mei 2015 is ingegaan op enkele aspecten, namelijk:

- het vervangen van door wit asbest besmette spanten;

- grondvervuiling door asbest en door het sleutelen aan legervoertuigen waarbij onder meer olie en diesel vrijkomen;

- het storten van vervuilde grond;

- het bedrijfsmatig sleutelen aan voertuigen, en

- het organiseren van evenementen.

In het midden van zijn brief heeft eiser het volgende vermeld: “(…) Even los van het feit dat [naam] in zijn bezwaarschrift stelt dat de fundering van de loods ongemoeid is gelaten en het dus op zijn minst bevreemdend is dat hij dus honderden kubieke meters, mogelijk zeer vervuilde grond, ONDER zijn fundering heeft weggehaald, rijst de vraag waar [naam] deze grond gelaten heeft. Kan het zijn dat hij deze illegaal gestort heeft op de grond achter de weilanden van [nummer 2] en [nummer 1] (…).

Aan het einde van zijn brief van 21 mei 2015 heeft eiser, voor zover van belang, het volgende vermeld: “(…) Verzoek tot handhaving. Los van alles ben ik van mening dat dergelijke activiteiten onwettig en illegaal zijn, gezien het bestemmingsplan, de functie van het gebouw et cetera. Gezien de enorme overlast van ouders met auto’s op de [straatnaam] , soms zelfs dronken, die hun kroost met de auto naar deze happenings brengen: auto’s op de weg en overal in de berm zodat verdere toegang tot de [straatnaam] geblokkeerd is, lawaai, muziek enzovoort. Verzoek ik u hierbij handhavend op te treden tegen [naam] en dergelijke activiteiten, desnoods onder dwang, deze activiteiten stop te laten zetten en te verbieden. Gelet op de spoedeisendheid (de gezondheid van kinderen is immers in geding) dient een begunstigingstermijn achterwege te blijven. (…)”

2.3

De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep niets naar voren heeft gebracht omtrent het vervangen van door wit asbest besmette spanten, grondvervuiling door asbest en door het sleutelen aan legervoertuigen, het bedrijfsmatig sleutelen aan voertuigen en het organiseren van evenementen. Eiser stelt in beroep dat derde-partij illegaal vervuilde grond heeft gestort en dat derde-partij zonder en in afwijking van een omgevingsvergunning de fundering onder de schuur heeft veranderd.

2.4

De rechtbank is van oordeel dat het handhavingsverzoek van eiser gelet op de passage aan het einde van de brief van 21 mei 2015 in feite uitsluitend ziet op volgens eiser illegaal op het perceel plaatsvindende activiteiten en gedragingen. Het verzoek ziet dus niet op het vermeend illegaal storten van beweerdelijk vervuilde grond en het zonder omgevingsvergunning veranderen van de fundering onder de loods.

2.5

Eiser heeft weliswaar in zijn brief van 21 mei 2015 opmerkingen gemaakt over de fundering, maar de rechtbank ziet dat slechts als onderbouwing van zijn stelling dat derde-partij illegaal (vervuilde) grond heeft gestort en niet als een verzoek om handhaving jegens derde-partij wegens het zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning veranderen van de fundering. Eerst in de bezwaarfase volgend op het hier van belang zijnde primaire besluit heeft eiser gesteld dat de fundering zonder omgevingsvergunning is veranderd. De vraag of de fundering is veranderd en zo ja, of dat al dan niet zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is gebeurd valt daarmee buiten de omvang van het onderhavige geding.

2.6

Voor zover het handhavingsverzoek van eiser al zou moeten worden opgevat als tevens te zijn gericht op het illegaal storten van beweerdelijk vervuilde grond overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank ziet op dit punt geen aanleiding verweerder niet te volgen in diens hiervoor onder 1.7 weergegeven uiteenzetting, zodat zij ter onderbouwing van haar oordeel daarnaar verwijst. In aanvulling hierop overweegt de rechtbank dat als derde-partij al grond zou hebben afgegraven, hetgeen hij heeft betwist, eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de grond vervolgens illegaal door derde-partij is gestort en bovendien vervuild zou zijn. De enkele omstandigheid dat eiser, naar hij stelt, geen bewijzen van het storten van de grond heeft (in)gezien vormt daarvoor onvoldoende grond. Verweerder heeft het handhavingsverzoek in zoverre terecht afgewezen.

3. Het beroep is ongegrond.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel