Home

Rechtbank Midden-Nederland, 27-06-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:3183, UTR 17/1793, 17/1794, 17/1800, 17/1839, 17/1640, 17/1815, 17/1840 en 17/1843

Rechtbank Midden-Nederland, 27-06-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:3183, UTR 17/1793, 17/1794, 17/1800, 17/1839, 17/1640, 17/1815, 17/1840 en 17/1843

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
27 juni 2017
Datum publicatie
28 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2017:3183
Zaaknummer
UTR 17/1793, 17/1794, 17/1800, 17/1839, 17/1640, 17/1815, 17/1840 en 17/1843

Inhoudsindicatie

Omgevingsvergunning voor het vestigen van een McDonald’s restaurant met McDrive in Hilversum. Ruimtelijke onderbouwing voldoende. Geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Beroepen ongegrond en verzoeken afgewezen.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummers: UTR 17/1793, UTR 17/1794, UTR 17/1800, UTR 17/1839, UTR 17/1640, UTR 17/1815, UTR 17/1840 en UTR 17/1843

uitspraak van de meervoudige kamer en de voorzieningenrechter van 27 juni 2017 op de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

Vereniging van Eigenaren [eiseres 1], te [vestigingsplaats] , eiseres 1 (UTR 17/1793 en UTR 17/1794)

(gemachtigde: mr. R.J. van Rijn)

(gemachtigde: mr. E. Erkamp)

(gemachtigde: mr. W.H.J. Luijer)

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder

(gemachtigde: drs. [A] )

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [derde-parij 1] B.V. (vergunninghouder) en McDonald’s Nederland B.V.

(gemachtigde: mr. F.P. Heijne)

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een restaurant, het aanbrengen van gevelreclame, het aanpassen van de parkeerkelder, het plaatsen van drie vlaggenmasten en een verwijsmast, het oprichten van een hekwerk, het maken van een groendoek/scherm en het plaatsen van straatmeubilair, alsmede het wijzigen van de uitweg op het adres [straatnaam] [nummer] - [nummer] te [vestigingsplaats] .

Alle hiervoor vermelde eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eisers 1 en 2 hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Deze verzoeken zijn geregistreerd onder zaaknummers UTR 17/1793 onderscheidenlijk UTR 17/1839.

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

De beroepen en verzoeken zijn ter zitting van 6 juni 2017 gevoegd behandeld, waarbij de voorzitter van de meervoudige kamer tevens fungeerde als voorzieningenrechter. Namens eisers zijn de volgende personen verschenen.

Eiseres 1: [B] , voorzitter van de Vereniging van Eigenaren;

Eiser 2: [eiser 2] ;Eisers 3: [eiser 3a] en [eiser 3b] , bijgestaan door hun gemachtigde;Eiseres 4: [eiseres 4] ;Eiser 5: [eiser 5] , bijgestaan door zijn gemachtigde;Eisers 6: [eiseres 6b] , bijgestaan door haar gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden drs. [A] , [C] en [D] , vergezeld van drs. [E] , deskundige bij [naam adviesbureau 1] . Namens de derde-partijen zijn verschenen [F] , [G] en [H] , bijgestaan door gemachtigde mr. F.P. Heijne.

Overwegingen

De omgevingsvergunning

1. De vestiging van een McDonald’s restaurant is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “ [straatnaam] ”. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vergunning is verleend voor de volgende activiteiten: bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a), gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c) en een uitweg maken, hebben of veranderen of het gebruik daarvan veranderen (artikel 2.2, eerste lid, onder e).

Toetsingskader

2. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3˚, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

3. De wetgever heeft verweerder bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo een discretionaire bevoegdheid toegekend bij de besluitvorming over het al dan niet vergunnen van een afwijking van het bestemmingsplan. De bevoegdheid en de ruimte die dat aan verweerder in de toepassing ervan geeft behoort de bestuursrechter te respecteren. Het gebruik van deze bevoegdheid door verweerder wordt door de bestuursrechter daarom navenant terughoudend getoetst.

Belanghebbenden

4. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is.

5. Verweerder en derde-partijen stellen zich op het standpunt dat eisers 2, 3, 4 en 6 niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat zij op een te grote afstand van de planlocatie wonen, vanuit hun woningen geen zicht op de planlocatie hebben en de ruimtelijke uitstraling van de McDonald’s op hun woon- en leefklimaat niet zodanig is dat zij op grond daarvan als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.

5.1

Eisers 2, 3 en 4 wonen aan de [straatnaam] [nummer] , [nummer] en [nummer] . De afstand tussen de dichts bij de planlocatie gelegen woning aan de [straatnaam] [nummer] en de planlocatie bedraagt hemelsbreed ongeveer 160 meter. Niet in geschil is dat vanuit de woningen geen zicht bestaat op de planlocatie. Eisers hebben aangevoerd dat zij desondanks belanghebbenden bij het bestreden besluit zijn vanwege de ruimtelijke uitstraling. Daarbij hebben zij onder meer gewezen op het extra (brom)fiets- en scooterverkeer vanuit de wijk, via de [straatnaam] , naar de McDonald’s, geluidsoverlast, verkeersveiligheid en de overlast van zwerfafval. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet uit te sluiten dat eisers 2, 3 en 4 als gevolg van de ruimtelijke uitstraling van de beoogde McDonald’s ter plaatse van hun woningen gevolgen van enige betekenis kunnen gaan ondervinden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een toename van het gebruik van het (brom)fietspad aan de [straatnaam] , dat direct aan de achterzijde van hun woningen ligt, niet onaannemelijk is vanwege de verkeersaantrekkende werking van de McDonald’s. Daarnaast is niet uitgesloten dat zwerfafval afkomstig van de McDonald’s in de directe woon- en leefomgeving van eisers terecht kan komen. Weliswaar heeft de gemeente hierover met McDonald’s afspraken gemaakt en maakt de [straatnaam] geen deel uit van het gebied waar dagelijks zwerfafval verwijderd gaat worden, maar de gemaakte afspraken bieden ook ruimte om aanvullende maatregelen te treffen als mocht blijken dat op andere plaatsen structureel afval wordt achtergelaten.

Gelet op het voorgaande is het belang van eisers 2, 3 en 4 rechtstreeks bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning betrokken.

5.2

Eisers 6 wonen aan de [straatnaam] [nummer] . Zij stellen dat de vestiging van een McDonald’s restaurant van invloed is op hun woon- en leefklimaat, omdat de [straatnaam] aansluit op de [straatnaam] en daarmee onderdeel is van de ontsluiting. Door de toename van het verkeer zal de luchtkwaliteit verder verslechteren, de geluidsoverlast toenemen en de verkeersveiligheid in het geding komen. Ter zitting heeft eiseres 6 daaraan toegevoegd dat zij ook met haar kinderen dagelijks over de rotonde rotonde [straatnaam] – [straatnaam] fietst. De rechtbank stelt vast dat de afstand tussen de woning van eisers en de planlocatie hemelsbreed meer dan 500 meter bedraagt. Eisers 6 hebben vanuit hun woning geen zicht op de planlocatie. Gelet op de afstand tot hun woning en de aard en de omvang van de ontwikkeling, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eisers 6 door de komst van de McDonald’s feitelijke gevolgen van enige betekenis kunnen gaan ondervinden ter plaatse van hun woning. Het door eisers gestelde verkeersgevolg staat naar het oordeel van de rechtbank in een te ver verwijderd verband tot het bestreden besluit. Het met de fiets gebruik maken van de rotonde [straatnaam] – [straatnaam] onderscheidt eisers 6 onvoldoende van anderen. Dat zij van die rotonde gebruik maken, maakt hen dus ook geen belanghebbenden bij het bestreden besluit. De twee door eisers genoemde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eisers 6 kunnen dus niet als belanghebbenden bij het bestreden besluit worden aangemerkt. Het beroep van eisers 6 is niet-ontvankelijk.

6. Verweerder stelt in het verweerschrift dat eiser 5 niet op grond van het zichtcriterium als belanghebbende kan worden aangemerkt, ten aanzien van geluidsoverlast en zwerfafval een afgeleid belang heeft, maar wel belanghebbende is bij de verkeersontsluiting.

6.1

De rechtbank stelt vast dat eiser 5 eigenaar is van de woning aan de [straatnaam] [nummer] . Dit perceel grenst aan het perceel van de planlocatie ( [straatnaam] [nummer] - [nummer] ). Reeds hierom is het belang van eiser 5 rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken. Verder merkt de rechtbank op dat, anders dan verweerder kennelijk meent, de aard van de beroepsgronden niet relevant is voor de beoordeling van de belanghebbendheid.

7. Ter zitting heeft McDonald’s Nederland B.V. zich als belanghebbende in de zin van artikel 8:26 van de Awb gemeld. Eisers betwisten dat McDonald’s Nederland B.V. belanghebbende is, omdat zij als huurder hooguit een afgeleid belang heeft.

7.1

De rechtbank deelt niet het standpunt van eisers dat McDonald’s Nederland B.V. als huurder slechts een afgeleid belang heeft bij het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van McDonald’s Nederland B.V. rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken. Hierbij betrekt zij onder andere dat de omgevingsvergunning voorziet in de realisatie van een McDrive en dat het bij de omgevingsvergunning behorende beplantingsplan specifiek is gericht op het voorkomen van lichthinder van de koplampen van auto’s die door de McDrive rijden richting de […] . Ook is McDonald’s verplicht om de kosten van de realisatie van de verkeersmaatregelen, die als voorwaarden aan de omgevingsvergunning zijn verbonden, en van de eventuele uitbreiding van de bestaande afvalvoorzieningen te betalen. Gelet hierop wordt McDonald’s Nederland B.V. door het bestreden besluit dus niet slechts via een contractuele verhouding in haar belangen getroffen. Dit betekent dat McDonald’s Nederland B.V. als partij als bedoeld in artikel 8:26 van de Awb kan worden toegelaten.

Formele beroepsgronden

8. Eiseres 1 en eiser 2 voeren aan dat de raad in de raadsvergadering van

8 maart 2017 een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven, terwijl in diezelfde vergadering een motie is aangenomen over het vooraf borgen van de verkeersveiligheid. De omgevingsvergunning had volgens hen niet verleend mogen worden zonder nader onderzoek naar de verkeersveiligheid.

8.1

Tijdens de raadsvergadering van 8 maart 2017 is onder meer het voorstel van verweerder om een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor de aangevraagde omgevingsvergunning besproken. De raad heeft besloten om de verklaring van geen bedenkingen af te geven. In diezelfde raadvergadering is de motie ‘Verkeersveiligheid Rotonde [straatnaam] ’ van de ChristenUnie aangenomen. Met deze motie is verweerder verzocht om te onderzoeken welke maatregelen er, bovenop de reeds voorgestelde maatregelen, gewenst zijn om de rotonde [straatnaam] - [straatnaam] en de directe omgeving verkeersveiliger te maken en dit onderzoek in de tweede helft van 2017 aan de raad te presenteren. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder toegelicht dat deze motie gezien moet worden in de context van hetgeen in de raadsvergadering is besproken. De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van de raadsvergadering blijkt dat de ChristenUnie zich in algemene zin voor de toekomst zorgen maakt over de verkeersveiligheid bij de rotonde, omdat het gebied nog volop in ontwikkeling is en er grote bedrijven bijkomen. Uit het verslag van de raadsvergadering en de motie valt niet af te leiden dat voorafgaande aan de vergunningverlening, in aanvulling op het reeds uitgevoerde verkeersonderzoek, een onderzoek naar de verkeersveiligheid gedaan had moeten worden. Deze beroepsgrond slaagt niet.

9. Eiseres 1 betoogt dat verweerder haar ten onrechte niet vroegtijdig bij de besluitvorming heeft betrokken. Verweerder heeft daarmee tussen hem en eiseres 1 gemaakte afspraken, vastgelegd in een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst, geschonden.

9.1

Het besluit is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze procedure vangt aan met de terinzagelegging van het ontwerpbesluit en de stukken. Het voorafgaand daaraan informeren van burgers maakt geen deel uit van de procedure, zodat het niet nakomen van de gestelde verplichting uit een vaststellingsovereenkomst geen gevolgen kan hebben voor de rechtmatigheid van de gevolgde procedure en het bestreden besluit.

Horecakader

10. Eisers stellen dat de aanvraag ten onrechte niet is getoetst aan het op 8 maart 2017 door de raad vastgestelde Horecakader. Volgens deze eisers is de vestiging van een McDonald’s restaurant buiten de concentratiegebieden in strijd met dit Horecakader.

10.1

Bij raadsbesluit van 8 maart 2017 heeft de raad het Horecakader vastgesteld. Dit Horecakader vervangt het horecakader uit 1998. Niet in geschil is dat verweerder de aanvraag niet aan het nieuwe Horecakader heeft getoetst. Verweerder stelt dat hij niet gehouden was om hieraan te toetsen, omdat het Horecakader nog niet is gepubliceerd en daarmee nog niet in werking is getreden. De rechtbank overweegt hierover dat een beleidsregel om in werking te treden weliswaar bekend dient te worden gemaakt, maar op grond van vaste rechtspraak van de ABRvS (bijvoorbeeld de uitspraak van 1 december 2010, ECLI:NL:RVS:LJN BO5703) heeft het niet bekendmaken van een beleidsregel niet tot gevolg dat daaraan rechtens geen betekenis toekomt. Naar het oordeel van de rechtbank had de aanvraag, zoals terecht is aangevoerd, getoetst moeten worden aan het op 8 maart 2017 vastgestelde Horecakader. De rechtbank ziet aanleiding om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat belanghebbenden hierdoor niet zijn benadeeld. Zij overweegt daartoe het volgende.

10.2

Blijkens de ruimtelijke onderbouwing is de aanvraag getoetst aan het voorheen geldende horecabeleid op grond waarvan het uitgangspunt van de concentratie van horeca in concentratiegebieden gold. Ook in het Horecakader is dit uitgangspunt opgenomen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de concentratiegebieden in het Horecakader zijn verkleind en dat voor de horecabedrijven die daardoor buiten de concentratiegebieden komen te liggen geldt dat zij ter plaatse gevestigd kunnen blijven. Volgens verweerder biedt het Horecakader, net als het voorheen geldende horecabeleid, ruimte om buiten de concentratiegebieden mee te werken aan de vestiging van een horecabedrijf.

10.3

In het Horecakader is bepaald dat er buiten de horecaconcentratiegebieden geen focus is op uitbreiding van horeca, maar dat initiatieven voor zogenoemde ‘pareltjes’ wel mogelijk blijven. Bij initiatieven die niet passen in het bestemmingsplan dient een zorgvuldige afweging gemaakt te worden, waarbij alle belangen worden betrokken. Verder moet de horeca toegevoegde waarde hebben voor een specifiek gebied en moet gekeken worden naar het onderscheidend vermogen voor Hilversum en de mate waarin een initiatief zal concurreren met de horeca in de concentratiegebieden.

10.4

Gelet op de ruimtelijke onderbouwing en de daarbij behorende diverse onderzoeken (bodem, natuur, geluid, stikstof, luchtkwaliteit en verkeer) heeft verweerder de betrokken belangen bij de besluitvorming meegewogen. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat een McDonald’s restaurant op het bedrijventerrein een toegevoegde waarde heeft, omdat hierdoor invulling wordt gegeven aan deze locatie. Het inmiddels gesloopte kantoorpand op het perceel waarop de McDonald’s is voorzien, stond leeg en er bestaat geen behoefte aan kantoorruimte. In aanvulling hierop heeft de eigenaar van het perceel ter zitting opgemerkt dat de mogelijkheid van woningbouw is onderzocht, maar dat dit niet mogelijk bleek en dat er geen andere initiatieven voor bedrijvigheid zijn getoond. Verweerder heeft daarnaast uiteengezet dat een McDonald’s van deze omvang met een McDrive niet in Hilversum aanwezig is, waardoor het bouwplan zich onderscheidt van de andere horeca. Van impact op de horeca in de binnenstad is geen sprake, omdat deze is gericht op bezoekers van de binnenstad en winkelend publiek. Uit het vorenstaande blijkt dat verweerder de afweging zoals bedoeld in het Horecakader alsnog heeft gemaakt. Eisers hebben de motivering van verweerder waarom de vestiging van een McDonald’s restaurant buiten de horecaconcentratiegebieden voldoet aan de in het Horecakader omschreven voorwaarden onvoldoende gemotiveerd weersproken.

Structuurvisie

11. Eiseres 1 stelt dat de woonbelangen van de bewoners van de […] onvoldoende bij de besluitvorming zijn betrokken. De Structuurvisie Hilversum 2030 gaat er namelijk ten onrechte vanuit dat de […] onderdeel is van het bedrijvenpark [naam 1] , terwijl deze haven een woonbestemming heeft.

11.1

Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat rekening is gehouden met de arken en de daarop rustende woonbestemming. Van een foute aanname bij de besluitvorming, zoals eiseres 1 stelt, is dus geen sprake. Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor het oordeel dat bij de besluitvorming geen of onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de bewoners van de […] .

Verkeer

12. Eisers 2, 4 en 5 vrezen voor verkeersoverlast en een verkeersonveilige situatie op en rondom de rotonde [straatnaam] – [straatnaam] . Zij voeren aan dat de verkeersonderzoeken ondeugdelijk zijn, omdat is uitgegaan van door McDonald’s aangeleverde gegevens. Zij betwisten dat de vestiging in Nieuwegein, waar een steekproef gehouden is ter controle van de aangeleverde gegevens, vergelijkbaar is met de voorziene vestiging in Hilversum. Ook voeren zij aan dat het gehanteerde verkeersmodel niet realistisch is, omdat daarin is uitgegaan van een te laag aantal inwoners en een te laag percentage aan economische groei. De in de verkeersonderzoeken voorgestelde maatregelen zijn ontoereikend om een verkeersveilige situatie te bereiken.

12.1

[naam adviesbureau 2] en [naam adviesbureau 1] hebben onderzoek gedaan naar de te verwachten effecten van de nieuwe vestiging van McDonald’s op de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport ‘Verkeersonderzoek nieuwe vestiging McDonald’s in Hilversum’ van 22 november 2016. Omdat bleek dat de in dit onderzoek gehanteerde wegindeling niet overeenkwam met de realiteit, zijn de effecten daarvan opnieuw bestudeerd. Dit heeft geleid tot het aangepaste rapport ‘Verkeersonderzoek nieuwe vestiging McDonald’s in Hilversum’ (hierna: het verkeersonderzoek) van 15 maart 2017.

12.2

In het verkeersonderzoek is onder meer gebruik gemaakt van de door McDonald’s aangeleverde ritgeneratiecijfers. Ter toetsing van deze cijfers is bij wijze van steekproef een telling gehouden op het drukste moment (17:00 en 19:00 uur in het weekend) bij de McDonald’s vestiging Blokhoeve in Nieuwgein. In de tabel op pagina 8 van het verkeersonderzoek staan de resultaten van de telling weergegeven. In het verkeersonderzoek staat vermeld dat de aangeleverde gegevens (uurintensiteit van 98 ritten) goed corresponderen met de gegevens uit de telling en dat daarom sprake is van een betrouwbare prognose van de bezoekersaantallen. Volgens het verkeersonderzoek is de vestiging in Nieuwegein qua omvang, ligging en stedelijkheidsgraad vergelijkbaar met de voorziene vestiging in Hilversum. Beide vestigingen liggen aan een uitvalsweg van een kern, in de Randstad en nabij de bebouwde kom, waardoor ook bezoekers per fiets naar het restaurant komen. In wat eisers aanvoeren, ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat de vestiging in Nieuwegein niet vergelijkbaar is met de beoogde vestiging in Hilversum. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat in het verkeersonderzoek niet mocht worden uitgegaan van de door McDonald’s aangeleverde gegevens.

12.3

In het verkeersonderzoek is gebruik gemaakt van het meest recente verkeersprognosemodel van de gemeente Hilversum. Dit model is in 2014/2015 tot stand gekomen met de op dat moment best beschikbare gegevens. Uit de stukken blijkt dat 2013 als basisjaar is gebruikt en dat met het zogenoemde RC-scenario een doorberekening is gemaakt naar het jaar 2030. Verweerder heeft ter zitting een toelichting gegeven op het verkeersmodel en de scenariokeuze. Bij de keuze voor het RC-scenario, een laag scenario, zijn destijds diverse experts betrokken geweest en dit scenario paste het beste bij de Hilversumse situatie. Als nu opnieuw een scenario gekozen zou moeten worden, dan zou, ondanks de economische groei, wederom voor een laag scenario gekozen worden, omdat Hilversum vooral een woongemeente is, aldus verweerder. Verder is door verweerder uiteengezet dat de gegevens van de verkeerstellingen, die twee keer per jaar in Hilversum worden gehouden, in het verkeersmodel worden verwerkt. Ook nieuwe ontwikkelingen waarover definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden, waaronder de ontwikkeling van het [naam 2] , worden in het model verwerkt. Gelet hierop is de stelling van eiser 5 dat in het verkeersmodel geen rekening is gehouden met de verkeersaantrekkende werking van dit terrein, waarop een bouwmarkt- en woonwinkelplein wordt gerealiseerd, niet juist. Gelet op deze toelichting van verweerder, is de rechtbank van oordeel dat eisers met hun enkele stelling dat is uitgegaan van een te laag aantal inwoners en een te laag percentage aan economische groei onvoldoende hebben onderbouwd waarom het verkeersprognosemodel niet gehanteerd had mogen worden bij het verkeersonderzoek.

12.4

Met behulp van het verkeersprognosemodel zijn de verkeerseffecten van de komst van de McDonald’s beoordeeld in de avondspits, omdat de combinatie van McDonald’s gerelateerd verkeer en het overige verkeer dan het hoogst is. Daarbij is de referentiesituatie met een kantorenpand vergeleken met de situatie waarbij een McDonald’s restaurant op de locatie aanwezig is. Eiser 5 acht de vergelijking met een kantoorpand niet reëel, omdat dit pand leeg stond. Dat in het verkeersonderzoek een vergelijking is gemaakt met de planologische mogelijkheden, komt de rechtbank niet onjuist voor. Deze mogelijkheden op grond van het geldende bestemmingsplan zijn in het verleden immers benut en kunnen in de toekomst ook weer benut gaan worden. Dat het kantoorpand feitelijk leeg stond, maakt niet dat uitgesloten kan worden dat de mogelijkheden van het bestemmingsplan weer benut gaan worden.

12.5

Bij de beoordeling van de verkeerseffecten is uitgegaan van een worst case-scenario. Alle verkeersbewegingen ten gevolge van de McDonald’s zijn als extra ritten aangemerkt, terwijl uit onderzoek is gebleken dat slechts 24% van de bezoekers bewust vanuit huis naar de McDonald’s gaat en de overige bezoekers een bezoek combineren met een ander reisdoel. In het verkeersonderzoek is, naast een visuele toetsing, de voertuigverliestijd op de drie takken van de rotonde in beschouwing genomen. Onder voertuigverliestijd wordt verstaan de extra tijd die nodig is door de aanwezigheid van ander verkeer om een kruispunt of ander weggedeelte te passeren in vergelijking met een situatie zonder ander verkeer. Een grenswaarde van 20 seconden wordt verkeerskundig als acceptabel gezien voor een rotonde. De tabel op pagina 13 van het verkeersonderzoek laat zien dat de waarden onder de 20 seconden liggen, met uitzondering van de situatie op de [straatnaam] tussen 16.00 en 17:00 uur. De voertuigverliestijd bedraagt daar 26 seconden. In het verkeersonderzoek staat dat dit niet bezwaarlijk is, omdat in de modelberekeningen geen rekening is gehouden met de hiervoor bedoelde combinatieritten.

12.6

De conclusie van het verkeersonderzoek is dat weliswaar enige toename van verkeer wordt verwacht door de komst van de McDonald’s, maar dat dit niet tot een problematische verkeersdoorstroming leidt. De wachttijden bij de takken van de rotonde nemen toe, maar blijven binnen acceptabele grenzen, worden weer binnen de spitsperiode opgelost en zorgen niet voor terugslag naar andere locaties, zo wordt geconcludeerd. Ten aanzien van de verkeersveiligheid is geconcludeerd dat de ontsluiting van de McDonald’s enige knelpunten kent die met name worden veroorzaakt door de bestaande vormgeving en inrichting van de rotonde, de aanliggende wegvakken en de aansluitingen daarop. Het vestigen van een McDonald’s vergroot het risico in beperkte mate. In het verkeersonderzoek worden drie maatregelen aanbevolen om de verkeersveiligheid ook na de komst van de McDonald’s op een acceptabel niveau te houden.

12.7

Hetgeen eisers hebben aangevoerd, biedt geen aanleiding om te oordelen dat het verkeersonderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen of onjuistheden bevat. Verweerder mocht zich dus bij de besluitvorming daarop baseren. De rechtbank ziet in het aangevoerde ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies uit het verkeeronderzoek. De stelling van eiser 2 dat de overschrijding van de verkeersnorm op de [straatnaam] vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid niet aanvaardbaar is, treft geen doel. Ten eerste omdat de grenswaarde van 20 seconden een richtlijn is. Daarbij komt dat in het verkeersonderzoek is uitgegaan van een worst case-scenario en naar het oordeel van de rechtbank afdoende is gemotiveerd waarom een voertuigverliestijd van 26 seconden acceptabel is. Het verkeersonderzoek laat verder een acceptabele verkeersdoorstroming zien, zodat de vrees van eisers voor lange wachttijden bij de rotonde niet terecht is.

12.8

Eiser 2 betoogt dat een verkeersonveilige situatie zal ontstaan bij de afslag van de rotonde naar het [straatnaam] . In dit verband overweegt de rechtbank dat in het verkeersonderzoek is geadviseerd om verbetermaatregelen te treffen. Het gaat om het verbreden van het wegprofiel van het [straatnaam] tot minimaal 4,8 meter, het uitbuigen van het noordelijk gelegen fietspad, zodat de tussenruimte tussen de rijbaan en het fietspad 6 meter bedraagt, waardoor ter plaatse één voertuig kan staan en het aanbrengen van een zigzag-markering op de bypass op de [straatnaam] -oost. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze maatregelen niet toereikend zijn om een verkeersveilige situatie te bereiken. Uit het verkeersonderzoek is niet naar voren gekomen dat, anders dan eiser 2 wenst, een structurele aanpassing van de rotonde noodzakelijk is. De rechtbank stelt vast dat de drie maatregelen als voorwaarden aan de omgevingsvergunning zijn verbonden. In de tussen de gemeente en McDonald’s gesloten anterieure overeenkomst is bepaald dat de verkeersmaatregelen voor de opening van het restaurant moeten zijn uitgevoerd. De beroepsgrond van eiser 5 dat de omgevingsvergunning pas verleend had mogen worden nadat de maatregelen zijn uitgevoerd slaagt niet, omdat met de anterieure overeenkomst voldoende is gewaarborgd dat de maatregelen worden uitgevoerd voordat het restaurant open gaat. Voor zover eiser 5 stelt dat verweerder het onderzoek naar de verkeersveiligheid dat in tweede helft van 2017 wordt verwacht had moeten afwachten, verwijst de rechtbank naar het overwogene in 8.1.

Gelet op de bevindingen van het verkeersonderzoek in samenhang bezien met de verkeersmaatregelen die getroffen zullen worden, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid een aanvaardbare situatie zal worden bereikt.

13. Volgens eisers 1, 2 en 5 ligt aan het bestreden besluit een ongeldige verklaring van geen bedenkingen ten grondslag, omdat deze verklaring is gebaseerd op het verkeersonderzoek van 22 november 2016. Het geactualiseerde verkeersonderzoek van 15 maart 2017 is pas beschikbaar gekomen nadat de verklaring van geen bedenkingen al was afgegeven.

13.1

De rechtbank stelt vast dat de raad ten tijde van de besluitvorming van de verklaring van geen bedenkingen beschikte over het verkeersrapport van 22 november 2016. Zoals in 12.1 is weergegeven is het verkeersonderzoek nadien aangepast, omdat de gehanteerde wegindeling niet overeenkwam met de realiteit. Het nieuwe verkeersonderzoek heeft geleid tot andere resultaten van de voertuigverliestijden op de takken van de rotonde, maar de conclusies ten aanzien van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid zijn ongewijzigd gebleven. Uit de stukken blijkt dat het verkeersrapport van 15 maart 2017 bij brief van 17 maart 2017 aan de raad is toegezonden. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat hierop geen reacties zijn ontvangen. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat het nieuwe verkeersonderzoek gevolgen heeft voor de afgegeven verklaring van geen bedenkingen en dat verweerder het bestreden besluit niet op basis van deze verklaring had mogen nemen.

14. De beroepsgrond van eiser 2 dat het verkeersonderzoek van 22 november 2016 ten onrechte niet ter inzage heeft gelegen, slaagt niet. Dit verkeersonderzoek is pas na de termijn van terinzagelegging opgesteld, zodat het niet met ontwerpbesluit ter inzage gelegd kon worden. Verweerder was ook niet verplicht om het verkeersonderzoek afzonderlijk ter inzage te leggen. Dat eiser daardoor zijn visie over dit verkeersonderzoek niet bij verweerder kenbaar heeft kunnen maken, zoals hij ter zitting heeft gesteld, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het staat verweerder vrij om na de terinzagelegging naar aanleiding van zienswijzen nader onderzoek te doen en de resultaten daarvan mee te nemen bij de definitieve besluitvorming. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de ABRvS van 4 oktober 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AY9375). Eiser heeft in beroep de gelegenheid gehad om zijn standpunt over de verkeersonderzoeken naar voren te brengen.

Geluidsoverlast

15. Eisers 1, 4 en 5 vrezen voor een toename van geluidsoverlast. Eiseres 1 voert aan dat het geluidniveau van scooters/brommers in het akoestisch onderzoek ten onrechte buiten beschouwing is gebleven. Eiseres 4 betoogt dat haar woning ten onrechte niet is meegenomen in het akoestisch onderzoek. Daarbij wijst zij er op dat de geluidswal aan de [straatnaam] niet doorloopt ter hoogte van haar woning.

Eiser 5 vreest dat hij geluidsoverlast zal gaan ondervinden van bezoekers van de McDrive die naar het parkeerterrein dat tegenover zijn woning is gelegen zullen rijden om hun consumptie(s) daar te nuttigen. Hiermee is in het akoestisch onderzoek geen rekening gehouden. Omdat zijn woning een rijksmonument is, is hij beperkt in staat om geluidwerende maatregelen te treffen. Daarnaast bestaat geen zekerheid dat de maatregelen waarover gesproken is, zoals een geluidwerende schutting, daadwerkelijk zullen worden getroffen, aldus deze eiser.

15.1

Ten behoeve van de voorziene vestiging van de McDonald’s is door [naam ingenieursbureau] akoestisch onderzoek gedaan. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 16 februari 2016. Dit onderzoek is gedurende de vergunningprocedure geactualiseerd. Dat heeft geleid tot het rapport ‘Akoestisch onderzoek McDonald’s aan de [straatnaam] te Hilversum’ van 5 december 2016. De conclusie is dat op alle beoordelingspunten voldaan wordt aan de gestelde grenswaarden ten aanzien van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau zoals omschreven in de normstelling (het Activiteitenbesluit) en dat McDonald’s in het kader van een goede ruimtelijke ordening vanuit akoestisch oogpunt inpasbaar is.

15.2

De rechtbank overweegt dat uit de invoergegevens bij het akoestisch onderzoek blijkt dat rekening is gehouden met scooters/brommers. Ter zitting heeft eiseres 1 erkend dat hiermee in het geactualiseerde onderzoek rekening is gehouden. Niet aannemelijk is gemaakt dat van onjuiste aantallen verkeersbewegingen van scooters/brommers is uitgegaan.

15.3

In het akoestisch onderzoek is op een aantal beoordelingspunten de geluidbelasting bepaald. Het gaat blijkens bijlage 2 van het akoestisch onderzoek om de dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemmingen, te weten de […] , maar ook om de noordgevel van een rij woningen aan de [straatnaam] [nummer] - [nummer] (beoordelingspunt 7). De rechtbank ziet in het aangevoerde geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie uit het akoestisch onderzoek dat op alle beoordelingspunten voldaan wordt aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. Voor het oordeel dat in het akoestisch onderzoek eveneens de geluidbelasting op de woning van eiseres 4 onderzocht had moeten worden, ziet de rechtbank geen aanleiding. Hierbij neemt zij in aanmerking dat de woning van eiseres 4 iets zuidelijker ligt dan de rijwoningen [straatnaam] [nummer] - [nummer] , die ook niet volledig achter de geluidswal liggen, en daarmee verder van de planlocatie af.

15.4

Ten aanzien van de vrees van geluidsoverlast door het gebruik van het parkeerterrein tegenover de woning van eiser 5, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft hierover gesteld dat op het terrein van McDonald’s voldoende parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd, dat de uitrit van McDonald’s haaks op de [straatnaam] wordt gerealiseerd en dat het parkeerterrein voor eisers woning onaantrekkelijk is vanwege de ligging tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] . Eiser 5 heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Hoewel de vrees van eiser voor de verandering van zijn woon- en leefklimaat invoelbaar is, acht de rechtbank het standpunt van verweerder dat het onwaarschijnlijk is dat bezoekers het parkeerterrein voor eisers woning zullen gaan gebruiken, niet onaannemelijk. De rechtbank heeft in wat eiser 5 naar voren heeft gebracht geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat het akoestisch onderzoek onvolledig of onzorgvuldig is geweest. Omdat daaruit blijkt dat de geluidsnormen niet worden overschreden, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om maatregelen te nemen ter beperking van geluidhinder. Dit laat onverlet dat, zoals ter zitting ook is besproken, partijen hierover afspraken kunnen maken. In dit verband merkt de rechtbank op dat ter zitting duidelijk is geworden dat bij McDonald’s de bereidheid bestaat om een geluidwerende schutting te plaatsen.

15.5

Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat voor onaanvaardbare geluidhinder niet behoeft te worden gevreesd, waardoor geen sprake zal zijn van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.

Zwerfafval

16. Eisers 1, 2 en 4 vrezen voor overlast door zwerfafval, waardoor hun woon- en leefklimaat zal worden aangetast. Eiser 2 betoogt dat de begrenzing van het ontruimingsgebied te klein is en dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom voor deze begrenzing is gekozen. Volgens hem had de speelplaats aan de [straatnaam] en het gebied rond de grote vijver ook deel moeten uitmaken van het ontruimingsgebied.

16.1

In de zienswijzennota en de ruimtelijke onderbouwing is aandacht besteed aan het aspect zwerfvuil. Ter voorkoming van overlast door zwerfafval hebben de gemeente Hilversum en McDonald’s schriftelijk afspraken gemaakt. Partijen zijn overeengekomen dat McDonald’s dagelijks zwerfafval zal verwijderen in het ontruimingsgebied zoals dit is aangegeven op bijlage 1 bij de afspraken. De verwachting is dat in dit gebied rondom het McDonald’s terrein zwerfafval voor zal komen. De rechtbank acht de gekozen begrenzing van het ontruimingsgebied niet onredelijk of onvoldoende gemotiveerd.

16.2

Ter zitting heeft verweerder uitgelegd dat de speelplaats aan de [straatnaam] in het gebied ligt dat onder het schoonmaakbeheer van de gemeente valt. In de afspraken staat dat de komst van McDonald’s er mogelijk toe leidt dat de bestaande afvalvoorzieningen in dit gebied, zoals weergegeven in bijlage 2, aanpassing behoeven door meer en/of grotere afvalbakken. Verder is afgesproken dat in gezamenlijk overleg bekeken zal worden of aanvullende maatregelen getroffen moeten worden, als blijkt dat er andere locaties zijn waar afval afkomstig van McDonald’s structureel wordt achtergelaten.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich gelet op de gemaakte afspraken in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene McDonald’s vestiging niet zal leiden tot een onaanvaardbare overlast van zwerfafval. Wat betreft de vrees van eisers 1 en 4 dat zwerfafval in het kanaal zal belanden, overweegt de rechtbank dat in de zienswijzennota is vermeld dat door beplanting en hekken op het terrein zoveel mogelijk zal worden voorkomen dat zwerfafval in het water terecht komt.

Lichthinder

17. Eiseres 1 voert aan dat de bewoners van de […] lichtoverlast zullen gaan ondervinden van de koplampen van auto’s die door de McDrive rijden. Het bouwplan voorziet in een lichtdichte haag, maar deze zal pas over enkele jaren voldoende volume hebben om het licht te weren.

17.1

Door Donkergroen B.V. is een beplantingsplan opgesteld om het restaurant in te passen in de omgeving. Hieruit blijkt dat een groenblijvende haag van 1 meter hoog zal worden aangeplant ter voorkoming van lichthinder richting de […] . Achter de haag zal een lichtdicht doek worden bevestigd, zodat ook in de periode totdat de haag volgroeid is geen sprake zal zijn van lichthinder. Dit is vastgelegd in het document ‘Afscherming drive lane’ dat, net als het beplantingsplan, deel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende gewaarborgd dat als gevolg van het bouwplan ter plaatse van de […] geen onaanvaardbare lichthinder zal optreden.

Geuroverlast

18. Eiser 5 vreest voor geuroverlast als gevolg van frituurlucht.

18.1

De rechtbank overweegt dat blijkens de ruimtelijke onderbouwing voor de beoordeling van het aspect geur de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-brochure) is toegepast. Het restaurant valt onder categorie 1 in de zin van de VNG-brochure. In de bijlage van de VNG-brochure wordt voor deze bedrijven voor het aspect geur een richtafstand van 10 meter aanbevolen. Deze afstand geldt ten opzichte van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. In de VNG-brochure is vermeld dat de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verlaagd, indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. De rechtbank acht het standpunt van verweerder dat de omgeving van de planlocatie, voornamelijk bedrijventerrein, aangemerkt kan worden als omgevingstype gemengd gebied, niet onredelijk. De afstand tussen eisers woning en het bouwplan bedraagt 95 meter. Dit betekent dat ruimschoots aan de richtafstand wordt voldaan. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de geur afkomstig van het McDonald’s restaurant onaanvaardbare gevolgen zal hebben voor eisers woon- en leefklimaat.

Conclusie ten aanzien van de beroepen

19. Gelet op al het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij zijn belangenafweging in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht heeft hoeven toekennen aan het belang van eisers bij een ongewijzigde woon- en leefomgeving. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.

20. De beroepen van eisers 1 tot en met 5 zijn ongegrond. Het beroep van eisers 6 is niet-ontvankelijk.

21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Conclusie ten aanzien van de verzoeken om voorlopige voorziening

22. Gezien de uitspraak van de rechtbank van heden op de beroepen van eiseres 1 en eiser 2 is er geen aanleiding voor het treffen van de door hen gevraagde voorlopige voorziening. De verzoeken worden dan ook afgewezen.

23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Ten aanzien van de beroepen UTR 17/1794, UTR 17/1800, UTR 17/1640, UTR 17/1815, UTR 17/1840 en UTR 17/1843

De rechtbank:

-

verklaart het beroep van eisers 6 niet-ontvankelijk;

-

verklaart de beroepen van de overige eisers ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Lanshage, voorzitter, mr. drs. S. Wijna en mr. R.C. Stijnen, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2017.

Ten aanzien van de verzoeken om voorlopige voorziening (UTR 17/1793 en UTR 17/1839)

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af .

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Lanshage, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2017.

griffier voorzitter, tevens voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel