Home

Rechtbank Midden-Nederland, 03-05-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2030, 5233931 UC EXPL 16-10409

Rechtbank Midden-Nederland, 03-05-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2030, 5233931 UC EXPL 16-10409

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
3 mei 2017
Datum publicatie
29 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2017:2030
Zaaknummer
5233931 UC EXPL 16-10409

Inhoudsindicatie

Benoeming deskundige ter beoordeling van een vloer

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 5233931 UC EXPL 16-10409 JvdB/866

Vonnis van 3 mei 2017

inzake

[eiser]

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [eiser] ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. G.A. van Gorcom,

tegen:

1. de besloten vennootschap

Locomix B.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Utrecht,

verder ook te noemen Locomix,

en

2. de besloten vennootschap

Zonnebaan Utrecht B.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te De Meern,

verder ook te noemen Zonnebaan,

gedaagde partijen,

procederend in persoon.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 8 maart 2017

-

de brief van Locomix van 21 maart 2017

-

de akte uitlating deskundigenbericht van [eiser] van 5 april 2017.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het verdere verloop van de procedure

2.1.

In het tussenvonnis van 8 maart 2017 heeft de kantonrechter [eiser] en Locomix in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aangekondigde deskundigenonderzoek. Zij hebben op dit voornemen gereageerd.

2.2.

[eiser] en Locomix zijn het erover eens dat tot deskundige moet worden benoemd de heer O. de Vries van TBA.

2.3.

Locomix heeft meegedeeld akkoord te zijn met de conceptvragen in het tussenvonnis van 8 maart 2017.

2.4.

[eiser] verzoekt uit vraag 1 te verwijderen de zinsnede ‘en de werkzaamheden die in het pand waarin de vloer ligt worden uitgeoefend’. Volgens [eiser] hoefde hij bij het leggen van de vloer geen rekening te houden met het gebruik van de ruimte omdat hij daarmee niet specifiek bekend was en er ook geen afspraken over zijn gemaakt. De kantonrechter volgt dit standpunt van [eiser] niet. In de eerste plaats is het niet aannemelijk dat [eiser] niet voorafgaand aan het leggen van de vloer op de hoogte is geraakt van de werkzaamheden die in het pand waarin de vloer ligt (zullen) worden uitgeoefend, omdat hij op 15 januari 2016 in het pand is geweest om de vloer te bekijken (zie 2.5 van het tussenvonnis van 8 maart 2017). En in de tweede plaats mag van [eiser] worden verwacht dat hij zich, voordat hij een vloer legt, op de hoogte stelt van het beoogde gebruik van de vloer. Doet [eiser] dat niet, dan komt dat voor zijn risico.

2.5.

[eiser] verzoekt bij vraag 1 als vraag toe te voegen wat de oorzaak van eventuele gebreken is. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter een terechte vraag en de kantonrechter zal deze daarom aan de deskundige stellen, met dien verstande dat deze vraag zal luiden wat de meest waarschijnlijke oorzaak (of oorzaken) van die gebreken is (zijn).

2.6.

[eiser] verzoekt om ook als vraag toe te voegen of herstel noodzakelijk is en of er meerdere herstelmogelijkheden zijn. Ook dit is naar het oordeel van de kantonrechter een terechte vraag, zodat ook deze zal worden gesteld. De vraag of er meerdere herstelmogelijkheden zijn, zal worden gesteld door te vragen op welke manieren de gebreken zouden kunnen worden hersteld.

2.7.

Ten slotte wil [eiser] dat ook aan de deskundige wordt gevraagd wat de levensduur/afschrijvingstermijn is van een dergelijke vloer, met het oog op met name de vraag of sprake is van eigen schuld van Locomix. Naar het oordeel van de kantonrechter voegt deze vraag niets toe, omdat aan de deskundige ook zal worden gevraagd wat de meest waarschijnlijke oorzaak (of oorzaken) van die gebreken is (zijn).

2.8.

Met inachtneming van het voorgaande zal de kantonrechter de heer O. de Vries als deskundige benoemen. Aan deze deskundige zullen de hierna te vermelden vragen worden voorgelegd:

  1. Is er sprake van de in 4.2 van het tussenvonnis van 8 maart 2017 genoemde gebreken en, zo ja, hoe beoordeelt u die gebreken, mede gelet op de applicatievoorwaarden en de werkzaamheden die in het pand waarin de vloer ligt worden uitgeoefend? Wilt u bij uw antwoord betrekken wat volgens u de meest waarschijnlijke oorzaak (of oorzaken) van die gebreken is (zijn)?

  2. Indien en voor zover er sprake is van de in 4.2 van het tussenvonnis van 8 maart 2017 genoemde gebreken, is herstel van deze gebreken dan mogelijk?

  3. a) Zo ja, op welke manieren zouden deze gebreken hersteld kunnen worden?

b) Hoe hoog schat u de daarmee gepaard gaande kosten?

4. Is herstel van de gebreken naar uw mening noodzakelijk?

5. Geeft uw onderzoek u - binnen in het kader van uw deskundigheid - nog aanleiding tot het maken van andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?

2.9.

Het voorschot op de kosten van de deskundige zal door Locomix moeten worden betaald (zie 4.7 van het tussenvonnis van 8 maart 2017). De kantonrechter zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

2.10.

De kantonrechter wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de kantonrechter in het nadeel van die partij beslissen.

2.11.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3 De beslissing

De kantonrechter

het deskundigenonderzoek

3.1.

beveelt een deskundigenonderzoek naar de in 2.8 van dit vonnis geformuleerde vragen,

3.2.

benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:

Technisch Bureau Afbouw

De heer O. de Vries

Correspondentie- en bezoekadres: Mauritskade 27, 2514 HD, Den Haag

tel: 070 3366500

e-mailadres: MK@tbafbouw.nl,

de kosten

3.3.

bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundige het volgende:

- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van dit vonnis een begroting van zijn kosten op te geven aan de kantonrechter, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;

- de griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;

- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij de kantonrechter schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;

- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot terzake van de kosten van de deskundige reeds nu voor dat geval vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;

- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;

3.4.

bepaalt dat Locomix het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie heeft ontvangen,

3.5.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

3.6.

verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,

3.7.

wijst de deskundige erop dat hij het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffie, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

de werkwijze van de deskundige

3.8.

draagt de deskundige op een schriftelijk en gemotiveerd rapport met een duidelijke conclusie en een gespecificeerde einddeclaratie, in te leveren ter griffie,

3.9.

bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie moet worden ingeleverd op drie maanden na de datum van dit vonnis, met dien verstande dat de deskundige niet met het onderzoek hoeft te beginnen voordat deze van de griffie bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd,

3.10.

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige medewerking moeten verlenen aan het onderzoek,

3.11.

bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

3.12.

schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen,

3.13.

wijst de deskundige erop dat:

-

hij partijen bij een onderzoek van de vloer gelegenheid dient te bieden dit onderzoek ter plaatse bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij dit onderzoek aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,

-

indien partijen bij het onderzoek van de vloer ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,

3.14.

bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport aan partijen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen om binnen een termijn van vier weken nadien opmerkingen over het concept te maken,

3.15.

bepaalt dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan partijen de gelegenheid is geboden om opmerkingen te maken (tijdens het onderzoek en op het concept- rapport), terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen, en verzoekt de deskundige om in het rapport te reageren op de opmerkingen van partijen,

3.16.

verzoekt de deskundige om de landelijke Leidraad deskundigen op www.rechtspraak.nl te raadplegen,

de overige beslissingen

3.17.

bepaalt dat het procesdossier (waaronder een afschrift van de vonnissen) binnen één week na de datum van dit vonnis aan de deskundige dient te worden toegezonden door (de advocaat van) [eiser],

3.18.

draagt de griffier op om na inlevering van het schriftelijke rapport door de deskundige de zaak op een termijn van 4 weken weer op de rol te plaatsen voor het nemen van een conclusie na deskundigenrapport aan de zijde van Locomix en om partijen daarvan bericht te doen, waarna [eiser] een antwoordconclusie na deskundigenrapport mag indienen,

3.19.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, en is in het openbaar uitgesproken op

3 mei 2017.

Type: JvdB

Coll: AH