Home

Rechtbank Limburg, 30-08-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:8479, C/03/238669 / KG ZA 17-396

Rechtbank Limburg, 30-08-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:8479, C/03/238669 / KG ZA 17-396

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
30 augustus 2017
Datum publicatie
1 september 2017
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2017:8479
Zaaknummer
C/03/238669 / KG ZA 17-396

Inhoudsindicatie

Geschil tussen vennoten die tevens echtelieden zijn. Eiseres heeft de vennootschapsovereenkomst opgezegd. Haar vordering strekt ertoe dat gedaagde het door de vennootschap geëxploiteerde naaiatelier dient te verlaten en dat het hem wordt verboden het naaiatelier verder nog te betreden. De voorzieningenrechter volgt gedaagde niet in zijn betoog dat erop neerkomt dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding en zal overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil. De voorzieningenrechter kan en zal in deze procedure niet vooruitlopen op de beantwoording van de vraag of de opzegging van de vennootschapsovereenkomst standhoudt. Dit zou slechts mogelijk zijn indien zonneklaar of in ieder geval heel aannemelijk is welke beslissing in de bodemprocedure op dit punt zal worden genomen. Dat is in deze zaak bepaald niet het geval. Ook overigens bestaat geen grond voor het treffen van een ordemaatregel die inhoudt dat gedaagde het naaiatelier niet meer mag betreden. Voor het treffen van een dergelijke ordemaatregel is alleen plaats als sprake is van zó ernstige feiten en omstandigheden dat de huidige status quo niet langer kan worden gehandhaafd. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als de continuïteit van de onderneming in gevaar is. Eiseres is niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat in dit geval sprake is van een dergelijke situatie.

Uitspraak

vonnis

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer: C/03/238669 / KG ZA 17-396

Vonnis in kort geding van 30 augustus 2017

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiseres,

advocaat mr. B. Lynen,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. Y.K. Kunze.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding,

-

het faxbericht, met bijlagen, van 15 augustus 2017 van [eiseres] ,

-

de brief, met bijlagen, van 15 augustus 2017 van [gedaagde] ,

-

de mondelinge behandeling,

-

de pleitnota van [gedaagde] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Partijen zijn in Duitsland met elkaar gehuwd op 23 juni 2006.

2.2.

[eiseres] heeft vanaf 1 april 2008 tot 16 augustus 2009 vanuit een pand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] een eenmanszaak gedreven genaamd “ [handelsnaam] ”.

2.3.

Op 16 augustus 2009 hebben partijen een vennootschap onder firma genaamd “V.O.F. [naam VOF] opgericht, teneinde voor gezamenlijke rekening de eerder genoemde eenmanszaak voort te zetten. De vennootschapsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.

2.4.

Blijkens artikel 10 lid 1van de vennootschapsovereenkomst wordt de vennootschap ontbonden:

“a. door een overeenkomst van de vennoten;

b. door opzegging door een vennoot, onverminderd het bepaalde in letter e;

c. door de dood van een vennoot;

d. door faillissement van, aanvrage van surséance van betaling door een vennoot of indien een verzoek van een vennoot door de Rechtbank wordt ingewilligd tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling ex. artikel 284 Fw, alsmede ingeval een vennoot het vrije beheer over zijn of haar gehele of nagenoeg gehele vermogen verliest, waaronder begrepen onderbewindstelling van diens gehele of nagenoeg gehele vermogen;

e. door opzegging door een vennoot indien, gelet op de gedragingen van de andere vennoot, in redelijkheid van hem niet gevergd kan worden dat hij de vennootschap voortzet.”

2.4.1.

Lid 2 van artikel 10 luidt als volgt: “Opzegging als bedoeld in lid 1 letter b moet schriftelijk plaatsvinden tegen het einde van een boekjaar en uiterlijk zes maanden voor dit einde. Opzegging als bedoeld in lid 1 letter e kan slechts geschieden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. In geval van ziekte die langer heeft geduurd dan twaalf maanden kan opzegging plaatsvinden met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste zes maanden.”

2.5.

In artikel 11 van de vennootschapsovereenkomst zijn partijen in verband met de ontbinding van de vennootschap het volgende overeengekomen:

“1. Indien de vennootschap ontbonden wordt doordat één van de in artikel 10 lid 1 onder b tot en met e genoemde omstandigheden zich voordoet ten aanzien van één der vennoten, heeft de andere vennoot – in het geval sub e de opzeggende vennoot – het recht tot voortzetting van de activiteiten van de vennootschap overeenkomstig het in artikel 12 bepaalde.

2. In geval de vennootschap wordt ontbonden door echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft de vennoot sub 1 (blijkens de aanhef van de vennootschapsovereenkomst is dat [eiseres] , toevoeging voorzieningenrechter ) het recht de activiteiten van de vennootschap voort te zetten.”

2.6.

Bij brief van 5 september 2016 is namens [eiseres] aan [gedaagde] medegedeeld dat zij het huwelijk wenst te beëindigen.

2.7.

Op 16 januari 2017 hebben partijen, vooruitlopend op de op handen zijnde echtscheiding, ten overstaan van een in Aken, Duitsland, gevestigde notaris de vermogensrechtelijke gevolgen van de beëindiging van hun huwelijk afgewikkeld.

2.8.

Op 10 april 2017 heeft [eiseres] op de voet van artikel 10 lid 1 onder e van de vennootschapsovereenkomst, de overeenkomst opgezegd tegen 10 juli 2017.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het naaiatelier gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] te verlaten, onder afgifte van de sleutels en de codes van de camera’s aan haar en te bepalen dat [gedaagde] het naaiatelier niet verder mag betreden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag en iedere keer dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.

3.2.

[gedaagde] voert verweer tegen toewijzing van de vordering.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing