Home

Rechtbank Limburg, 30-06-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:6245, 03/702622-16

Rechtbank Limburg, 30-06-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:6245, 03/702622-16

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
30 juni 2017
Datum publicatie
30 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2017:6245
Formele relaties
Zaaknummer
03/702622-16

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren voor een poging tot doodslag met diefstal.

Uitspraak

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/702622-16

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] ,

thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens en mr. F.F. Driessen, advocaten kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 7 april 2017 en 16 juni 2017. De verdachte en zijn raadslieden zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden om methadon en geld te kunnen stelen;

subsidiair: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden;

meer subsidiair: een diefstal met geweld heeft gepleegd;

meest subsidiair: aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair aan de verdachte tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Het slachtoffer [slachtoffer] en haar partner [partner slachtoffer] kennen de verdachte uit de ‘scene’. Hij heeft enkele keren bij hen overnacht. [partner slachtoffer] heeft hem daarna de toegang tot de woning ontzegd. Uit diverse getuigenverklaringen blijkt de dat de verdachte op 31 mei 2016 in de ochtend rondom de woning van het slachtoffer [slachtoffer] en haar partner [partner slachtoffer] is gezien en dat hij om geld en methadon vroeg. De verdachte wist waar de methadon in de woning van het slachtoffer lag. De verdachte had een motief, te weten het verkrijgen van geld en methadon. De verdachte wordt voor 90% herkend door getuige [getuige] , de buschauffeur, die de verdachte om 21.00 uur bij een bushalte in de buurt van de woning van het slachtoffer met zijn bus heeft meegenomen. Dit is een aanwijzing dat verdachte rond het tijdstip van het plegen van het strafbare feit in de omgeving van de plaats delict is geweest.

[partner slachtoffer] geeft aan dat hij geld en ongeveer 500 tabletten methadon mist. Ambulancemedewerkers en politie op de plaats delict waren, bevestigen dat [partner slachtoffer] daarover sprak. Bij de verdachte worden op 3 juni 2016 in totaal 220 onverpakte methadontabletten aangetroffen die uiterlijk overeenkomen met de methadontabletten uit de woning van het slachtoffer en haar partner. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het letsel bij het slachtoffer niet is te verklaren door een val, maar met een soort kapmes of sikkelvormig voorwerp is toegebracht. Op de kleding van de verdachte wordt bloed van het slachtoffer aangetroffen.

Het bloed van de verdachte is op een doosje Temazepamtabletten op het bed in de slaapkamer van het slachtoffer aangetroffen. Het slachtoffer werd door [partner slachtoffer] aangetroffen met een kussen tegen haar hoofd met daarom heen een deken gewikkeld. Aan de minder bebloede zijde van het kussen zijn bloedcontactsporen bemonsterd en veiliggesteld. Blijkens onderzoek naar die bloedsporen is 10 keer het DNA-profiel van de verdachte vastgesteld. Bij de verdachte is op 3 juni 2016 een wondje aan zijn vinger gezien, dat op 5 juni 2016 door een forensisch arts is bekeken. Hij zag een wondje op zijn rechter ringvinger van enkel dagen oud.

De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor het aantreffen van het bloed op zijn kleding en het aantreffen van de methadontabletten in zijn vest en schoudertas. Dit geldt ook voor het aantreffen van zijn DNA-profiel op het kussen en zijn bloed op het doosje Temazepamtabletten. Onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad van 31 mei 2016 en de daarbij behorende conclusie van de Procureur-Generaal (ECLI:NL:HR:2016:1019 en ECLI:NL:PHR:2016:434), is sprake van dadersporen waarvoor door de verdachte geen aannemelijk alternatief scenario is gegeven.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft - samengevat weergegeven - betoogd dat het procesdossier onvoldoende concreet en redengevend bewijs bevat voor de conclusie dat het de verdachte is geweest die het letsel aan het slachtoffer [slachtoffer] heeft toegebracht en verzoekt de rechtbank de verdachte (integraal) vrij te spreken. In het proces-verbaal van de zitting van 7 april 2017 is ten onrechte enkel vermeld dat de verdachte zich ter terechtzitting heeft beroepen op zijn zwijgrecht. De verdachte heeft daarbij ook vermeld dat hij “niets recht te zetten heeft”. De verdachte is na 13.00 uur niet meer rondom de woning van het slachtoffer gesignaleerd, terwijl het slachtoffer na 13.00 uur op verschillende momenten - kennelijk ongeschonden - door getuigen is gesignaleerd. De betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [getuige] wordt door de verdediging uitdrukkelijk betwist, omdat hij de verdachte door middel van enkelvoudige fotoconfrontatie slechts voor 90% herkent. Zijn verklaring moet daarom voor het bewijs worden uitgesloten. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte om 21.00 uur in zijn bus is gestapt, terwijl meerdere getuigen hebben verklaard dat zij tussen 22.30 uur en 23.00 uur hebben gehoord dat er een aantal keer is geschreeuwd en geblaf van een hond was te horen. Op dat moment was [partner slachtoffer] niet meer buiten aan het werk. [partner slachtoffer] heeft verklaard niet onmiddellijk de hulpdiensten te hebben ingeschakeld en heeft tegen de hulpdiensten gezegd dat er geen politie ter plaatse hoefde te komen. [partner slachtoffer] heeft verklaard dat hij het slachtoffer na 21.00 uur nog heeft gezien. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het slachtoffer en [partner slachtoffer] geregeld ruzie hadden en dat het slachtoffer daarbij zou hebben gezegd dat getuige [partner slachtoffer] haar iets aan zou willen doen. Gelet op het voorgaande had [partner slachtoffer] de gelegenheid en ook een motief om het letsel aan het slachtoffer toe te brengen. Het alternatieve scenario dat getuige [partner slachtoffer] het letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht kan door de rechtbank niet worden uitgesloten. Dat methadontabletten en geld uit de woning van het slachtoffer zijn verdwenen, vindt enkel steun in de verklaringen van [partner slachtoffer] . Voorts kan op basis van het procesdossier niet worden vastgesteld dat de bij de verdachte aangetroffen methadontabletten afkomstig zijn uit de ‘batch’ van de tabletten van getuige [partner slachtoffer] , zodat het aantreffen van de methadonpillen niet redengevend is voor het bewijs. Dit geldt ook voor de aangetroffen sporen van de verdachte in de woning. Enkel de bemonstering van het bloedvlekje op de manchet van het wollen vest ‘matcht’ met het DNA van het slachtoffer. De datum en de wijze waarop het bloed van de verdachte op de manchet terecht is gekomen, is niet bekend. Dit geldt ook voor het aantreffen van het DNA van de verdachte op het kussen. Dat het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen op het kussen is niet verbazingwekkend omdat de verdachte meermalen in de woning heeft verbleven en heeft geslapen op de bank. Op het doosje methadon worden geen sporen van de verdachte aangetroffen, terwijl gesteld wordt dat de verdachte het doosje op het bed zou hebben gelegd. Op het doosje Temazepam worden eveneens geen dactyloscopische sporen van de verdachte aangetroffen, wel van getuige [partner slachtoffer] . Niet bekend is wanneer, hoe en hoeveel bloed van de verdachte op laatstgenoemd doosje terecht is gekomen. Ook zijn er geen sporen van de verdachte aangetroffen in het nachtkastje. Kortom, de sporen vertellen niet het verhaal dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd; [partner slachtoffer] is de man met de gelegenheid, middelen en zonodig het motief om het strafbare feit te plegen, welk scenario niet buiten twijfel terzijde kan worden geschoven.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Bewijs

Op 31 mei 2016 omstreeks 22.45 uur is [slachtoffer] door haar partner [partner slachtoffer] aangetroffen in hun woonkamer in Klimmen, met een wit kussen om haar hoofd, met daaromheen een kleine rode deken gedraaid. 2 [partner slachtoffer] heeft hiervan een 112-melding gedaan bij de hulpdiensten. Het slachtoffer wordt omstreeks 23.30 uur door ambulancechauffeur Jacobs aangetroffen in haar woonkamer. Het slachtoffer had toen een hoofdwond en reageerde enkel op een pijnprikkel. De man die bij haar was sprak over een overval en dat er geld en methadontabletten weg waren.3 Bij forensisch geneeskundig onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] een hoofdwond had die begon aan de voorzijde van de haargrens en die doorliep tot achter in de nek. Op CT-scans was volgens de behandelend arts een fractuur te zien van het linker slaapbeen, doorlopend naar het rotsbeen achter het linkeroor. Daarnaast had zij een snijwond aan de derde vinger aan de handpalmzijde van haar linkerhand met een fractuur van het laatste kootje. De conclusie is dat [slachtoffer] traumatisch hersenletsel heeft, zowel aan de rechter- alsook aan de linkerzijde in het hoofd. Er is links mogelijk sprake van een afgescheurd bloedvat, waardoor een soort infarct is opgetreden. [slachtoffer] is halfzijdig (rechts) verlamd en afatisch. Vermoed wordt dat het letsel met een soort kapmes of sikkelvormig voorwerp is toegebracht. De vingerletsels zijn waarschijnlijk afweerverwondingen.4

[partner slachtoffer] heeft bij aankomst van de politie verklaard dat hij vermoedde dat een man uit Litouwen binnen was geweest, zijn methadon en geld had gestolen en het letsel heeft veroorzaakt bij slachtoffer [slachtoffer] .5 In zijn eerste verhoor heeft [partner slachtoffer] daarbij de naam [verdachte] genoemd, die 35 jaar zou zijn.6 Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij al enige tijd in de opvang aan de Klompstraat in Heerlen verblijft, waar hij [partner slachtoffer] vaker trof. Deze getuige verklaarde verder dat [partner slachtoffer] op een gegeven moment een Duitser of Rus oppikte die [verdachte] heette. Deze had twee nachten in het slaaphuis geslapen, maar is toen weggestuurd. [getuige 3] verklaarde verder dat [verdachte] wel altijd in de omgeving van de Klomp hing en liep te bedelen “voor dope”.7 Uit onderzoek blijkt dat met [verdachte] de verdachte wordt bedoeld.8 De verdachte was in de ochtend van 31 mei 3016 nabij de woning van [partner slachtoffer] en heeft [partner slachtoffer] om methadon en geld gevraagd, maar heeft dit niet van hem gekregen. [partner slachtoffer] heeft de verdachte een grijs vest gegeven. Het vest was schoon, want het slachtoffer had het gewassen.9 Op het manchet van de linkermouw van het wollen grijze vest, dat de verdachte ten tijde van de aanhouding droeg, wordt het bloed van het slachtoffer aangetroffen.10 Aan de minder bebloede zijde van het kussen dat om het hoofd van het slachtoffer zat, wordt na onderzoek naar bloedcontactsporen 10 keer het DNA-profiel van de verdachte aangetroffen.11 Op het bed van het slachtoffer lag een doosje Temazepam waarop het bloed van de verdachte is aangetroffen.12 De forensisch arts heeft op 5 juni 2016 een wondje van enkele dagen oud van een halve centimeter aan de rechter ringvinger van de verdachte geconstateerd.13 In de zoom van het grijze vest, dat de verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg, zijn 165 methadontabletten aangetroffen en in zijn schoudertas, die hij ten tijde van de aanhouding bij zich had, zijn 55 methadontabletten aangetroffen. Alle aangetroffen methadontabletten zijn qua kleur, vorm, afmeting en opschrift gelijk aan de methadontabletten die nog in de woning van het slachtoffer lagen.14

Overweging ten aanzien van het bewijs

Op grond van de omstandigheden waaronder het slachtoffer is aangetroffen moet het kussen kort na het toebrengen van het letsel tegen haar hoofd zijn gedrukt en omwikkeld met een deken. Hieruit volgt dat op het kussen dadersporen kunnen worden aangetroffen. De omstandigheid dat rond hetzelfde tijdstip ook pillen uit de slaapkamer zijn weggenomen, maakt dat het bloedspoor op het medicijndoosje Temazepam dat op het bed is aangetroffen, ook een daderspoor is. Onderzoek van deze daderbloedsporen wijzen uit dat hierin het DNA van verdachte is aangetroffen.

Daarnaast is te verwachten dat degene die het letsel heeft toegebracht door het grote bloedverlies van het slachtoffer besmeurd is geraakt met bloed. Het bloed van het slachtoffer dat is aangetroffen op het vest van verdachte is dus ook een daderspoor. Deze bewijsmiddelen schreeuwen om een verklaring van de verdachte. Verdachte heeft geen enkele verklaring willen afleggen over de wijze hoe het bloed van het slachtoffer op zijn vest terecht is gekomen, en zijn bloed op het kussen (aan de zijde die niet tegen het hoofd van het slachtoffer gedrukt is geweest) terecht is gekomen. Ook heeft hij niet verklaard hoe zijn bloed op het doosje Temazepam terecht is gekomen. Evenmin heeft de verdachte een verklaring afgelegd over hoe hij aan het groot aantal bij hem aangetroffen methadontabletten komt, terwijl niet is gebleken of aannemelijk is geworden dat hij daarover op legale wijze kon beschikken. De rechtbank komt gezien het vorenstaande tot de conclusie dat de verdachte het letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht met het oogmerk de methadontabletten en/of het geld te bemachtigen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de poging doodslag door de verdachte is begaan om de methadontabletten en het geld te kunnen stelen. De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat van boos opzet ten aanzien van de poging tot doodslag sprake is, maar is van oordeel dat door de wijze waarop het geconstateerde letsel moet zijn toegebracht de aanmerkelijke kans bestond op het overlijden van het slachtoffer. Door zo te handelen heeft de verdachte op zijn minst deze aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, op de koop toegenomen. De verdachte had dan ook voorwaardelijke opzet op de dood van het slachtoffer. Het alternatieve scenario dat door de verdediging is geschetst verdraagt zich niet met de resultaten van het onderzoek van de dadersporen en acht de rechtbank daarom niet aannemelijk.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

primair

op 31 mei 2016 te Klimmen, in de gemeente Voerendaal, ter uitvoering van zijn voornemen om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer] opzettelijk met een hard voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of opzettelijk met een mes, in elk geval een scherp/puntig voorwerp in het hoofd en/of overige delen van het lichaam heeft gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, straffeloosheid en/of bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5 De strafbaarheid van de verdachte

6 De straf en/of de maatregel

7 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8 De wettelijke voorschriften

9 De beslissing