Home

Rechtbank Limburg, 10-01-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:4724, 229265 / HA RK 16-256 en 229266 / HA RK 16-257

Rechtbank Limburg, 10-01-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:4724, 229265 / HA RK 16-256 en 229266 / HA RK 16-257

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
10 januari 2017
Datum publicatie
22 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2017:4724
Zaaknummer
229265 / HA RK 16-256 en 229266 / HA RK 16-257

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk; nog geen behandelend kantonrechter aangewezen.

Uitspraak

beslissing

Zittingsplaats Roermond

Wrakingskamer

Datum beslissing: 10 januari 2017

zaaknummers: 03/229265 / HA RK 16 – 256 en 03/229266 HA RK 16 - 257

Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken

in de zaken van

[verzoeker] , wonende te [woonplaats verzoeker] , (hierna: verzoeker)

indiener van verzoeken die strekken tot wraking van de kantonrechter in deze rechtbank (hierna ook: de rechter).

1 Procesverloop

1.1.

Verzoeker is door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder gedagvaard door de Stichting Bewindvoering Zuid-Nederland in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [X] en [Y] om op 31 augustus 2016 om 11.00 uur te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond (met vorderingen van ten onrechte geïnde bewindvoerdersbeloning). Bij brieven van 28 augustus 2016 heeft verzoeker zich gesteld en uitstel verzocht. De kantonrechter heeft de zaken verwezen naar de rolzitting van 28 september 2016, vervolgens naar de rolzitting van 26 oktober 2016 en daarna naar de rolzitting van 30 november 2016.

1.2.

Verzoeker heeft bij conclusies van antwoord, door de rechtbank ontvangen op 30 november 2016, in beide zaken verzoeken tot wraking van de kantonrechter ingediend.

2 De grond van de wrakingsverzoeken

2.1.

Als grond voor de verzoeken tot wraking heeft verzoeker aangevoerd dat de kantonrechter die gaat oordelen over de vorderingen van de Stichting Bewindvoering Zuid-Nederland aan dezelfde rechtbank is verbonden als de kantonrechter die destijds de beslissing nam om verzoeker te ontslaan (als bewindvoerder). Om de onafhankelijkheid van de rechter te waarborgen dient verzoeker de verzoeken tot wraking in.

3 De beoordeling van de verzoeken

3.1.

De wrakingskamer is van oordeel dat de onderhavige verzoeken wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moeten worden gesteld en dat om die reden geen mondelinge behandeling nodig is. De wrakingskamer verwijst in dat verband naar artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de rechtbank bij besluit van 5 februari 2014. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende.

3.2.

In artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat betekent dat wraking uitsluitend mogelijk is van een rechter die de zaak behandelt. De wet biedt niet de mogelijkheid een college als geheel te wraken. De wrakingsgrond dient gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. Voor zover de verzoeken tot wraking zich dan ook richten op alle rechters van de rechtbank Limburg dienen de verzoeken voor kennelijk niet-ontvankelijk te worden gehouden.

3.3.

Nu voorts de inhoudelijke behandeling van de zaken van verzoeker niet is aangevangen, is er nog geen behandelend rechter aangewezen. Met de enkele functionele aanduiding van ‘kantonrechter’ is nog geen sprake van een -individuele- behandelend rechter ten aanzien van wie er feiten en omstandigheden zijn aangedragen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Voor zover de verzoeken tot wraking zijn gericht op de kantonrechter die voor behandeling van de zaak zal worden aangewezen, dienen de verzoeken tot wraking van de kantonrechter dan ook eveneens voor kennelijk niet-ontvankelijk te worden gehouden.

3.4.

Indien en voor zover verzoeker heeft beoogd te bewerkstelligen dat de zaken op grond van artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie ter verdere behandeling worden verwezen naar een andere rechtbank, merkt de wrakingskamer op dat dit geen grond voor wraking oplevert.

3.5.

Nu de verzoeken tot wraking van de kantonrechter voor niet-ontvankelijk dienen te worden gehouden, zal de wrakingskamer de verzoeken buiten behandeling stellen.

4 Beslissing