Home

Rechtbank Limburg, 17-05-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:4510, 02 5676359 cv expl 17-815

Rechtbank Limburg, 17-05-2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:4510, 02 5676359 cv expl 17-815

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
17 mei 2017
Datum publicatie
18 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2017:4510
Zaaknummer
02 5676359 cv expl 17-815

Inhoudsindicatie

Na beëindiging van de samenwoning vordert de vrouw om het huurrecht van de woning aan haar toe te kennen; die vordering wordt afgewezen omdat de man inmiddels aan de verhuurder had verzocht om hem te ontslaan van zijn verplichtingen als medehuurder en de verhuurder dat verzoek had gehonoreerd; de vordering om de man te veroordelen de woning te verlaten ook afgewezen omdat de man reeds is verhuisd; de vordering van de vrouw om de man te veroordelen de woning niet meer te betreden is afgewezen omdat die vordering niet is onderbouwd; hoewel de man van mening is dat de vrouw de procedure nodeloos aanhangig heeft gemaakt en daarom de vrouw in de proceskosten moet worden veroordeeld, worden die kosten gecompenseerd omdat partijen jarenlang een relatie hebben gehad en hebben samengewoond.

Uitspraak

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 5676359 \ CV EXPL 17-815

Vonnis van de kantonrechter van 17 mei 2017

in de zaak van:

[eiser] ,

wonend [adres eiser] ,

[woonplaats eiser] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. A.W.M. Mans,

tegen:

[gedaagde] ,

wonend [adres gedaagde] ,

[woonplaats gedaagde] ,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. D.M. Gijzen.

Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding met productie;

-

de conclusie van antwoord met producties;

-

de conclusie van repliek met producties en

-

de conclusie van dupliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben gedurende een aantal jaren een affectieve relatie gehad. Uit die relatie zijn twee kinderen geboren. [gedaagde] heeft beide kinderen erkend. [eiser] is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over beide kinderen. Partijen waren beide huurder van de woning [adres eiser] te [woonplaats eiser] .

2.2.

Omstreeks begin december 2016 hebben partijen hun relatie verbroken. [eiser] is met beide kinderen met de hulp van Veilig Thuis elders ondergebracht.

2.3.

Op 8 december 2017 heeft [eiser] een verzoek bij deze rechtbank ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen, inhoudende dat aan haar het gebruiksrecht van de gezamenlijke huurwoning van partijen voorlopig wordt toegekend met bevel aan [gedaagde] om de woning te verlaten en niet meer te betreden. Medio december 2016 heeft [eiser] dat verzoek weer ingetrokken.

2.4.

Bij brief van 4 januari 2017 heeft [gedaagde] aan Woningcorporatie Woonwenz, de verhuurder van de gezamenlijke huurwoning, verzocht om hem te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid als huurder van de gezamenlijke huurwoning. Bij schrijven van 5 januari 2017 heeft Woningcorporatie Woonwenz aan [gedaagde] meegedeeld dat zij heeft besloten dat verzoek in te willigen.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert thans – samengevat – om het huurrecht van de woning [adres eiser] te [woonplaats eiser] aan haar toe te kennen en [gedaagde] te gebieden binnen drie dagen na betekening van dit vonnis die woning te verlaten en [gedaagde] te bevelen die woning niet meer te betreden alsmede [eiser] te machtigen om zo nodig met behulp van de sterke arm [gedaagde] de medewerking aan dit vonnis te doen naleven, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] stelt daartoe dat hij op 4 januari 2017 aan de verhuurder heeft verzocht om hem te ontslaan uit het medehuurderschap van de gezamenlijke huurwoning en dat de verhuurder dat verzoek heeft ingewilligd. [gedaagde] stelt verder dat de verhuurder dit tevens aan [eiser] heeft meegedeeld. Volgens [gedaagde] is [eiser] derhalve sinds 5 januari 2017 alleen huurder van de woning [adres eiser] te [woonplaats eiser] . [gedaagde] is derhalve van mening dat [eiser] de onderhavige procedure nodeloos aanhangig heeft gemaakt en daarom in de proceskosten veroordeeld moet worden.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing