Rechtbank Gelderland, 01-09-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4508, 05/720150-17
Rechtbank Gelderland, 01-09-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4508, 05/720150-17
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 1 september 2017
- Datum publicatie
- 1 september 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2017:4508
- Zaaknummer
- 05/720150-17
Inhoudsindicatie
Poging tot doodslag bewezen. Verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de borst gestoken. 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Gedeeltelijke toewijzing vordering benadeelde partij.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720150-17
Datum uitspraak : 1 september 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] , z.v.w.o.v.h.t.l.
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. B. Molenaar, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2017.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal met een mes in de borst en/of in de (wijs)vinger, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of één of meermalen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestokenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Arnhem, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) steekwond(en) in de borst en/of een klaplong heeft toegebracht, door die [slachtoffer] met een mes te steken;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans éénmaal met een mes in de borst en/of in de (wijs)vinger, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of één of meermalen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestokenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 Verzoek tot aanhouding
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht de zaak aan te houden teneinde de verdachte in het Pieter Baan Centrum klinisch te laten observeren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen aanhouding. Primair heeft de verdediging verzocht om het aanhoudingsverzoek af te wijzen in het kader van de verzochte vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht tot afwijzing, omdat een opname in het Pieter Baan Centrum geen effect zal hebben, omdat verdachte niet wil meewerken aan het onderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht, mede gezien de voorhanden gedragskundige rapportage, een onderzoek in het Pieter Baan Centrum niet nodig om te komen tot een beslissing in deze zaak en acht ook overigens een onderzoek niet noodzakelijk. Zij wijst het verzoek tot aanhouding dan ook af.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 6 mei 2016 in Arnhem aangever tegengekomen. Verdachte heeft vervolgens met een mes ten minste twee keer in de richting van de borst van aangever gestoken. Verdachte heeft aangever daarbij geraakt in zijn rechter borstkas boven de tepel en, doordat aangever de steken afweerde, aan de wijsvinger van zijn rechterhand.2 Aangever heeft een klaplong opgelopen, doordat de long is geperforeerd.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een integrale vrijspraak bepleit van al het tenlastegelegde. Ten aanzien van de poging doodslag is aangevoerd dat het levensbedreigende aspect enkel zit in één steek in de borst. Daarvan is volgens de verdediging niet bekend met welke kracht is gestoken. Voorts staat volgens de verdediging niet vast hoe diep in de borst gestoken is. Hierdoor is onvoldoende duidelijk of er sprake is geweest van een levensbedreigende situatie. Een eenzijdige klaplong vereist medisch ingrijpen, maar is niet levensbedreigend. Tevens kan niet worden bewezen dat er sprake is van opzet op de dood, al dan niet in voorwaardelijke zin.
Met betrekking tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is aangevoerd dat de steekwond van 1,5 cm op de borst niet te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. De hersteltijd is volgens het rapport vier weken. Ook ten aanzien van de klaplong staat vast dat aangever binnen twee dagen het ziekenhuis heeft kunnen verlaten. Beide verwondingen staan de uitoefening van een ambt of beroep niet in de weg. Naar algemeen spraakgebruik zijn de steekwond en de klaplong niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, aldus de verdediging.
Met betrekking tot de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wordt aangevoerd dat twee stekende bewegingen hebben geresulteerd in lichte fysieke schade. Of meerdere keren is gestoken staat niet vast en indien dit wel bewezen wordt geacht, blijkt niet op welk deel het lichaam de steken zijn gericht en met welke kracht is gestoken.
Voorts is de verdediging van mening dat bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever vraagtekens gesteld dienen te worden. De verdediging verwijst daarvoor naar de door verbalisanten geconstateerde warrige indruk van aangever, het drank- en drugsgebruik van aangever ten tijde van het ten laste gelegde feit en het volstrekt paranoïde verhaal over verdachte in de afgelegde verklaringen. De verdediging verwijst voorts naar de onbegrijpelijke en onsamenhangende chatberichten van aangever aan verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij aangever heeft gepoogd van het leven te beroven dan wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (een poging tot) zware mishandeling. Dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de borstkas van aangever staat niet ter discussie. Hetzelfde geldt voor de verwondingen die aangever heeft opgelopen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van een poging doodslag moet volgens vaste jurisprudentie sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans op het gevolg die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet nadacht over de plek waar hij aangever stak.4 De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte ongericht op de borstkas van aangever heeft gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat in de borstkas vitale organen zitten en dat het steken in het bovenlichaam daardoor een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Aangever heeft door het steken met het mes onder andere een klaplong opgelopen. Uit deze verwonding leidt de rechtbank af dat verdachte met een voldoende kracht heeft gestoken om ook daadwerkelijk vitale lichaamsonderdelen te raken.
Uit de ongerichtheid van zijn handelen leidt de rechtbank af dat verdachte niet de opzet had aangever dood te steken, maar door het steken in de richting van de borstkas en door de kracht die verdachte gebruikte, volgt wel dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood bewust heeft aanvaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet op de dood van aangever heeft gehad.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
4 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2017 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal met een mes in de borst en/of in de (wijs)vinger, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of één of meermalen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.