Home

Rechtbank Gelderland, 18-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3339, 318282 KG ZA 17-165

Rechtbank Gelderland, 18-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3339, 318282 KG ZA 17-165

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
18 mei 2017
Datum publicatie
3 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:2920
Zaaknummer
318282 KG ZA 17-165

Inhoudsindicatie

Kort geding. Geschil binnen maatschap. Artikel 3:239 lid 1 BW. Openbaren van stille pandrechten toegestaan?

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/318282 / KG ZA 17-165

Vonnis in kort geding van 18 mei 2017

in de zaak van

1. [eisende partij] naar burgerlijk recht

[naam 3] ACCOUNTANTS EN ADVISEURS ,

gevestigd te Arnhem, en

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 2] ,

gevestigd te Hengelo, en

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 3] ,

gevestigd te Driebergen-Rijsenburg, en

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 4] ,

gevestigd te Gendringen, en

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 5] ,

gevestigd te Baarn, en

6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 6] ,

gevestigd te Doetinchem, en

7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 7] ,

gevestigd te Arnhem, en

8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 8] ,

gevestigd te Doetinchem, en

9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 9] ,

gevestigd te Arnhem, en

10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 10] ,

gevestigd te Arnhem, en

11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 11] ,

gevestigd te Arnhem, en

12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 12] ,

gevestigd te Arnhem, en

13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 13] ,

gevestigd te Arnhem, en

14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 14] ,

gevestigd te Doetinchem, en

15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 15] ,

gevestigd te Doetinchem, en

16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 16] ,

gevestigd te Arnhem, en

17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 17] ,

gevestigd te Arnhem, en

18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 18] ,

gevestigd te Arnhem, en

19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 19] ,

gevestigd te Arnhem, en

20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 20] ,

gevestigd te Arnhem, en

21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 21] ,

gevestigd te Baarn, en

22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 22] ,

gevestigd te Arnhem, en

23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 23] ,

gevestigd te Baarn,

eiseressen in conventie,

verweersters in reconventie,

advocaat mr. R. van Biezen te Den Haag,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 1] ,

gevestigd te Hengelo (Ov.),

2. [gedaagde 2],

wonende te [adres gedaagde 2] ,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. L. Wijnbergen te Utrecht.

Partijen zullen hierna [eisende partij] c.s. en [gedaagde partij] worden genoemd. Eiseres sub 1 zal hierna afzonderlijk de dakmaatschap worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal hierna afzonderlijk [gedaagde 1] worden genoemd en gedaagde sub 2 [gedaagde 2] .

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding met productie 1 tot en met 18

-

de nagezonden producties 19 tot en met 29 van [eisende partij] c.s.

-

de eis in reconventie van [gedaagde partij] met producties 1 tot en met 10

-

de wijziging van eis van [eisende partij] c.s. met producties 30 tot en met 39

-

de mondelinge behandeling van 18 mei 2017

-

de pleitnota’s van [eisende partij] c.s.

-

de pleitnota van [gedaagde partij]

1.2.

In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 18 mei 2017 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde 2] . is de oprichter van de [naam] , bestaande uit de zogenaamde dakmaatschap [naam 3] Accountants en Adviseurs , waaronder een groot aantal vennootschappen hangt. De dakmaatschap wordt bestuurd door een dagelijks bestuur, bestaande uit drie van de deelnemende maten. Eén van de maten in de dakmaatschap was [gedaagde 1] , waarvan [gedaagde 2] . de bestuurder is. [gedaagde 1] maakte tot voor kort deel uit van het bestuur van de dakmaatschap. In het bestuur van de dakmaatschap speelde [gedaagde 2] . via [gedaagde 1] een zeer belangrijke rol. Tussen de maten onderling is (onder andere) naar aanleiding daarvan onenigheid ontstaan. Inmiddels is [gedaagde 1] met ingang van 1 juli 2016 uit de dakmaatschap gezet en is haar bestuursschap van [eisende partij] geëindigd.

2.2.

De [naam] bankierde in 2011 bij de Deutsche Bank Nederland N.V. (hierna: de Deutsche Bank). Bij brief van 5 juli 2011 heeft de Deutsche Bank aan de dakmaatschap onder meer het volgende bericht:

‘Tijdens de bespreking op 28 juni jl. hebben wij ondermeer stilgestaan bij de uitkomsten van onze analyse van de debiteurenpositie per 20 april jl. van [naam 3] Accountants en adviseurs en de gelieerde vennootschappen (hierna [naam 2] ). Wij hebben onze zorgen geuit over de hoge ouderdom en de inbaarheid van de betreffende vorderingen. Op basis van de ontvangen debiteurenoverzichten hebben wij een ouderdomsanalyse opgesteld welke ter informatie is opgenomen in de bijlage. De betreffende analyse toont aan dat de hoge ouderdom van de debiteurenpositie onder meer en voor een groot deel wordt veroorzaakt door de handelsvorderingen ad EUR 1.342.232 van [naam 3] Nieuwegein en EUR 741.077 van [naam 3] Den Haag die beide langer uitstaan dan 360 dagen. (…)

In dat kader spraken wij over een kapitaalinbreng van minimaal EUR 200.000 per vennoot.

(…)’

2.3.

De Deutsche Bank wilde dat de dakmaatschap zou inlossen op het aan de groep verstrekte krediet. Omdat het merendeel van de maten niet over het inlosbedrag beschikte, is [gedaagde 1] bereid geweest aan [eisende partij] c.s. een geldlening te verstrekken ten bedrage van € 1.200.000,00 om de Deutsche Bank te kunnen betalen. In dat kader is tussen partijen op 19 augustus 2011 een leningovereenkomst tot stand gekomen. In deze overeenkomst staat onder meer vermeld:

‘Tot zekerheid voor de terugbetaling van deze geldlening, vermeerderd met renten, kosten en boeten, verbinden Kredietnemers zich jegens VA tot het verpanden van de navolgende zekerheden aan VA, welke zekerheden VA van hen bedingt en welke zekerheden Kredietnemers bij deze aan VA verpandt, gelijk VA deze thans van Kredietnemers als pand aanvaardt:

- een pandrecht in rang direct na de Bankier op alle activa zoals Kredietnemers reeds hebben verpand aan de Bankier bij de pandaktes als in de bijlage 1B bij deze overeenkomst opgenomen, op gelijke wijze en op dezelfde voorwaarden als in vorenbedoelde pandaktes bepaald.’

[eisende partij] c.s. hebben zich hoofdelijk verbonden jegens [gedaagde 1] voor de terugbetaling.

2.4.

[gedaagde 1] heeft [eisende partij] c.s. vanaf 24 maart 2017 een aantal keer gesommeerd tot terugbetaling van de lening van € 1.200.000,00 over te gaan. [eisende partij] c.s. hebben in reactie daarop kenbaar gemaakt dat de volledige lening reeds is afbetaald. [gedaagde 1] is vervolgens eind maart 2017 jegens derden tot openbaarmaking van pandrechten overgegaan, doordat zij debiteuren van [eisende partij] c.s. is gaan aanschrijven en daarbij aanspraak heeft gemaakt op directe betaling aan haar. Daarbij heeft [gedaagde 1] zich op het standpunt gesteld dat zij die pandrechten heeft op grond van de leningovereenkomst van 19 augustus 2011. Een voorbeeld van de verzonden brieven luidt voor zover thans van belang als volgt:

‘Bij overeenkomst d.d. 11 augustus 2011 heeft [naam 4] ons een pandrecht verleend op al haar activa, en dus ook al haar bestaande en toekomstige vorderingen. (…)

Wij stellen u van deze verpanding op de hoogte, aangezien [naam 4] in haar verplichtingen jegens ons tekort schiet, althans wij goede grond vrezen dat zij jegens ons tekort zal schieten. Door onderhavige mededeling (een mededeling ex, Artikel 3:246 BW) gaat de inningsbevoegdheid van [naam 4] over op ons. Dit betekent dat u vanaf heden nog maar bevrijdend aan ons kan betalen. (…)

Hierbij verzoeken wij u zorg te dragen voor tijdelijke betaling van de in de bijlage opgenomen facturen op rekeningnummer NL41 ABNA 064-6 489 32 (ABN AMRO) ter attentie van [gedaagde 1] .

Voor zover de betalingstermijn reeds is verstreken, sommeren wij u hierbij binnen 5 dagen na heden het verschuldigde bedrag over te maken op de wijze als hiervoor uiteengezet. Bij gebreke daarvan zullen wij u in rechte betrekken.

Voor de volledigheid merken wij op, dat de bankier van [naam 4] een eerste pandrecht heeft op deze facturen, doch dat die bank ons de mogelijkheid biedt ons pandrecht uit te oefenen in weerwil van haar pandrecht in eerste rang.

(…)’

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eisende partij] c.s. vorderen, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I [gedaagde partij] te verbieden om op grond van de leningovereenkomst van

19 augustus 2011 pandrechten openbaar te maken aan relaties van [eisende partij] c.s., waaronder begrepen maar niet beperkt tot: de klanten (debiteuren), leveranciers, banken, personeel en alle [eiser 9] gelieerde personen en ondernemingen,

II [gedaagde partij] te gebieden om binnen twee dagen na de datum van dit vonnis alle op grond van de leningovereenkomst van 19 augustus 2011 ten laste van [eisende partij] c.s. reeds geopenbaarde pandrechten ongedaan te maken door het versturen van een bericht via hetzelfde kanaal of kanalen (o.a. email en/of brief), waarin de openbaarmaking onvoorwaardelijk wordt ingetrokken, met mededeling dat de geadresseerde bevrijdend kan betalen aan de op de factuur vermelde partij en bankrekening,

III [gedaagde partij] te verbieden om de leningovereenkomst van

19 augustus 2011 op enigerlei wijze te vervreemden, althans gebiedt [gedaagde partij] bij een vervreemding de verkrijger vooraf te informeren over onderhavig vonnis en met vervreemder bij wijze van een derdenbeding een boetebeding overeen te komen waarbij vervreemder aan [eisende partij] c.s. een boete verbeurt van € 500.000,00 per overtreding indien de vervreemder pandrechten openbaar maakt waarvan deze rechtbank dat aan [gedaagde partij] heeft verboden,

IV [gedaagde partij] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere overtreding, te vermeerderen met een dwangsom van

€ 5.000,00 per dag, voor iedere dag dat [gedaagde partij] in gebreke blijven om te voldoen aan het onder I en II gevorderde;

V [gedaagde partij] hoofdelijk te veroordelen om de proceskosten te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis;

VI [gedaagde partij] te veroordelen in de nakosten;

VII [gedaagde partij] te gebieden om per email aan [e-mail adres] binnen twee dagen na de datum van dit vonnis een excel spreadsheet toe te zenden, houdende de volledige namen en adresgegevens van alle partijen aan wie openbaarmakingsbrieven zijn verzonden op grond van de geldleningovereenkomst van 19 augustus 2011;

VIII [gedaagde partij] te gebieden om binnen twee werkdagen na de datum van dit vonnis aan alle relaties van Lodder- [naam 7] ondernemingen waar een openbaarmakingsbrief aan is verzonden, een rectificatie te sturen, waarin duidelijk wordt gemaakt aan die relaties dat alle facturen afkomstig van [naam 5] niet onder het pandrecht vallen en dat derhalve bevrijdend aan [naam 5] kan worden betaald, onder gelijktijdige toezending van een kopie per email aan [e-mail adres] ;

IX [gedaagde partij] te veroordelen om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis samen met [eisende partij] c.s. een brief op te stellen en te ondertekenen op briefpapier van [eisende partij] c.s., ter verzending door [eisende partij] c.s. aan alle onder VII genoemde partijen, in welke brief behalve een datum de volgende tekst zal worden opgenomen (waarbij [eiseres] wordt vervangen door de naam van de betreffende eiser en haar bestuurder):

Geachte relatie,

Tussen [gedaagde 1] en [eiseres] is een geschil gerezen over het nog bestaan van een pandrecht dat [gedaagde 1] nog stelt te hebben op grond van een geldleningsovereenkomst C411.012 d.d. 19 augustus 2011. [gedaagde 1] heeft mededeling gedaan dat zij pandrechten heeft en uit dien hoofde inningsbevoegd zou zijn tot alle openstaande posten en alle toekomstige facturen. [eiseres] is van mening dat aan [gedaagde 1] geen pandrecht toekomt en zij derhalve niet inningsbevoegd is.

Teneinde u niet in onzekerheid te laten verkeren verzoeken wij u gezamenlijk om uw betalingen van openstaande facturen en toekomstige facturen afkomstig van [eiseres], op te schorten totdat over deze kwestie in rechte een beslissing uitvoerbaar bij voorraad is genomen. U loopt dan geen risico van dubbele betaling. U bent gedurende deze opschorting aan geen der partijen wettelijke vertragingsrente verschuldigd over de openstaande facturen.

Facturen afkomstig van [naam 5] vallen niet onder het pandrecht en kunnen door u bevrijdend aan [naam 5] worden betaald.

Namens [gedaagde 1]

De heer [gedaagde 2]

Namens [eiseres]

[directeur eiseres]

X [gedaagde partij] te veroordelen te gehengen en gedogen dat [eisende partij] c.s. haar relaties per brief of email informeert over het onderhavige geschil over het bestaan van het pandrecht, op grond van welk geschil de relatie het recht heeft om haar betaling op grond van artikel 6:37 BW op te schorten en verbiedt [gedaagde partij] om brieven aan de relaties toe te zenden met een andersluidende inhoud,

XI [gedaagde partij] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere overtreding, te vermeerderen met een dwangsom van

€ 5.000,00 per dag, voor iedere dag dat [gedaagde partij] daarmee in gebreke blijven om te voldoen aan de vorderingen VII tot en met X.

3.2.

[gedaagde partij] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

in reconventie

3.4.

[gedaagde partij] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I [eisende partij] c.s. te verbieden de incasso van haar vordering uit hoofde van de geldlening door [gedaagde 1] te verhinderen door het benaderen van verpande debiteuren teneinde hen te verzoeken en/of te instrueren van betaling aan [gedaagde 1] af te zien, of anderszins incasso door [gedaagde 1] te verhinderen, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod;

II [eisende partij] c.s. te gebieden om binnen één dag na betekening van dit vonnis conform de overeenkomst tussen partijen de incasso van de debiteuren van [naam 6] door [gedaagde 1] te laten uitvoeren, onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 voor overtreding van dit gebod, te vermeerderen met € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat deze overtreding voortduurt;

III [eisende partij] c.s. te gebieden om aan [gedaagde 1] conform de overeenkomst tussen partijen maandelijks een actueel overzicht van hun eigen openstaande

debiteuren te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere overtreding van dit gebod;

IV [eisende partij] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de verschuldigde rente van 10% over deze hoofdsom vanaf 1 januari 2013 tot de dag van volledige voldoening van de hoofdsom;

V [eisende partij] c.s. te veroordelen in de proceskosten in conventie en in reconventie.

3.5.

[eisende partij] c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen.

3.6.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4 De beoordeling van het geschil