Home

Rechtbank Gelderland, 26-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2906, 05/880949-15

Rechtbank Gelderland, 26-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2906, 05/880949-15

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
26 mei 2017
Datum publicatie
31 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:2906
Zaaknummer
05/880949-15

Inhoudsindicatie

Werkstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraffen voor medeplichtigheid aan (internet)oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/880949-15

Datum uitspraak : 26 mei 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]

raadsman: mr. J.H. Schaap, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 januari 2017 (politierechterzitting) en 12 mei 2017.

1. De inhoud van de tenlastelegging 1

Verdachte wordt het volgende verweten:

Primair

Het samen met een ander, althans alleen oplichten van 4 personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2013 tot en met 3 juni 2013.

Subsidiair

Medeplichtigheid aan voornoemde oplichting.

Meer subsidiair

Opzetheling, dan wel schuldheling van een bedrag van € 1.288,00 op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 23 mei 2013 tot en met 3 juni 2013, althans in 2013.

Meest subsidiair

Medeplichtigheid aan het tezamen met een ander, althans alleen verduisteren van geldbedragen van in totaal ongeveer € 1.288,00 op een of meer momenten op of omstreeks de periode van 23 mei 2013 tot en met 3 juni 2013, althans in 2013.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 2

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Door 2 aangevers werd een mobiele telefoon gekocht via de website www. [naam 1] .

Hiertoe hebben zij op verschillende momenten geldbedragen gestort op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] / [verdachte] . De door hen bestelde goederen werden nooit geleverd. Het betreft de volgende aangevers:

- [benadeelde 1] (d.d. 23 mei 2013, € 329,-)3;

- [benadeelde 2] (d.d. 22 mei 2013, € 349,-)4.

Door 2 aangevers werd een mobiele telefoon gekocht via de website www. [naam 4] .

Hiertoe hebben zij op verschillende momenten geldbedragen gestort op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] / [verdachte] . De door hen bestelde goederen werden nooit geleverd. Het betreft de volgende aangevers:

- [benadeelde 3] (d.d. 24 mei 2013, € 300,-)5;

- [benadeelde 4] (d.d. 27 mei 2013, € 310,-)6;

Rekeningnummer [rekeningnummer] stond op naam van verdachte. De door aangevers overgemaakte geldbedragen werden telkens dezelfde dag van de rekening af gepind.7

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling, dan wel medeplichtigheid daaraan.

Nu niet bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op de oplichting, dient hij vrijgesproken te worden van het primair en subsidiair tenlastegelegde.

De officier van justitie heeft vervolgens gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling, dan wel medeplichtigheid daar aan. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het wel heel toevallig is dat verdachte zijn pinpas kwijt raakt en deze pas vervolgens gebruikt wordt in een complexe en omvangrijke oplichtingspraktijk. Door de pas niet direct te blokkeren heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de pas en de rekening gebruikt zouden worden bij het plegen van strafbare feiten.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat hetgeen ten laste is gelegd niet aan verdachte verweten kan worden. Hem kan slechts worden verweten dat hij slordig is geweest en zijn pas met pincode is kwijtgeraakt, maar hij is geen deelgenoot geweest van enig strafbaar feit.

In de aangiftes komt de naam [naam 3] terug, maar verdachte heet [verdachte] . Hieruit blijkt dat men zijn naam niet kende en dat zijn pasje en bijbehorende pincode dus buiten zijn medeweten en dus al helemaal niet met zijn medewerking zijn verkregen.

Beoordeling door de rechtbank

De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of sprake is geweest van oplichting. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

Voor oplichting is onder meer vereist dat sprake is van het bezigen van een of meer oplichtingsmiddelen: het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Bij het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid gaat het erom dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.

De enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper, is onvoldoende voor het aannemen van een valse hoedanigheid in het kader van een strafbare oplichting (HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889).

Verdachte heeft verklaard dat hij een bankrekeningnummer had bij de ING. Het pasje van deze rekening is hij naar eigen zeggen kwijtgeraakt kort nadat hij deze rekening had geopend. Omdat hij zijn pincode niet kon onthouden, bewaarde hij zijn pincode altijd bij zijn pasje.8 Verdachte heeft geen aangifte gedaan van het verlies van zijn pasje met pincode.9 Hij heeft verder verklaard dat hij de geldbedragen die door aangevers op zijn rekening zijn gestort, nooit in handen heeft gehad en dat hij niet weet wie dat geld heeft opgenomen.10

De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte. De kans is verwaarloosbaar klein dat een door verdachte verloren pasje in handen valt van personen die met behulp van dat pasje vervolgens anderen oplichten. Daarbij neemt de rechtbank mee dat verdachte tijdens de zitting heeft verklaard dat hij dit pasje in de buurt van Musis Sacrum in Arnhem moet hebben verloren, een plek waar volgens verdachte zelf dagelijks veel mensen langskomen.11 Hier komt bij dat verdachte geen aangifte heeft gedaan van het verlies van zijn pinpas en pincode. Dit klemt temeer, nu verdachte onder bewindvoering stond waarbij hij gebonden was aan een gering bedrag aan leefgeld. Zonder goede verklaring, die ontbreekt, is niet aannemelijk dat de aangevers bedragen op die rekening hebben gestort zonder dat de bewindvoerder dit had opgemerkt. Weliswaar beklaagt verdachte zich over vermeend falen van die toenmalige bewindvoerder, maar concreet maakt hij die klachten niet. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat de bewindvoerder niet van mutaties op de rekening van verdachte op de hoogte was. Op grond van vorenstaande gaat de rechtbank er dan ook van uit dat verdachte zijn pas en pincode willens en wetens heeft afgegeven.

Door de raadsvrouw is nog aangevoerd dat uit het feit dat in de aangiftes de naam [naam 3] naar voren komt, blijkt dat de pas van verdachte buiten diens medeweten is verkregen en verdachte de persoon of personen die de oplichting pleegden niet kende. De rechtbank verwerpt dit verweer. Hiertoe overweegt zij dat het goed mogelijk is dat de rol van verdachte slechts beperkt is gebleven tot het afgeven van zijn pas met pincode en dat hij daarna geen contact meer heeft gehad met de pleger(s) van de oplichting. Dit is ook een voor de hand liggend scenario omdat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats had en dus waarschijnlijk ook niet (eenvoudig) door die pleger(s) te bereiken was. In die omstandigheden is mogelijk en verklaarbaar dat de pleger(s) zijn werkelijke voornamen niet kenden en er daarom wellicht maar een slag naar hebben geslagen toen zij die voornamen moesten vermelden.

De rechtbank gunt verdachte in zoverre wel het voordeel van de twijfel dat zij op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zelf de persoon is geweest die de website heeft opgezet, advertenties heeft geplaatst en overige verkoophandelingen heeft verricht. Nu vast staat dat aangevers geldbedragen hebben overgemaakt naar het eerder genoemde rekeningnummer van verdachte, brengt dat mee dat (een) ander(en) dan verdachte hen hiertoe heeft bewogen en vervolgens het gestorte geld van deze rekening af heeft gehaald. Deze onbekend gebleven persoon of personen hebben hierbij gebruik gemaakt van valse gegevens, namelijk de bankrekening van verdachte. Dat maakt dat de rechtbank het handelen van die onbekend gebleven ander(en) kwalificeert als oplichting.

Betrokkenheid verdachte

De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is welke rol verdachte bij deze oplichting heeft gespeeld. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

Verdachte heeft zijn pas afgegeven en hiermee zijn bankrekeningnummer [rekeningnummer] ter beschikking gesteld, zodat daarop de aankoopbedragen door de kopers konden worden overgemaakt.

Gelet op het feit dat verdachte slechts een faciliterende rol heeft gespeeld in dit geheel en er van enige verdere samenwerking met de pleger of plegers niet is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven persoon of personen niet is komen vast te staan. Er is niet gebleken van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen opzettelijk behulpzaam is geweest bij oplichting. Voor medeplichtigheid is vereist dat zijn opzet niet alleen was gericht op de deelneming, maar ook op de oplichting. De rechtbank is van oordeel dat ook dat opzet aanwezig was en overweegt daartoe als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij (internet)oplichting veelal gebruik wordt gemaakt van valse gegevens, dan wel gegevens van anderen om de werkelijke identiteit van de oplichter te verhullen - in dit geval het op naam van verdachte gestelde rekeningnummer. Door het beschikbaar stellen van zijn bankrekeningnummer moet verdachte – zo hij niet al op de hoogte was van de misdadige bedoelingen – dan ook willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat deze gegevens zouden worden gebruikt voor het plegen van de oplichting.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:

een of meer onbekende(n) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 mei 2013 tot en met 3 juni 2013 in de gemeente(n) Nijmegen en/of Arnhem en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels een of meer perso(o)n(en), te weten:

-

[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van euro 329,00, in elk geval van enig geldbedrag (aangifte pag. 249), en/of

-

[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van euro 349,00, in elk geval van enig geldbedrag (aangifte pag. 254), en/of

-

[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van euro 300,00, in elk geval van enig geldbedrag (aangifte pag. 259), en/of

-

[benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van euro 310,00, in elk geval van enig geldbedrag (aangifte pag. 265),

hebbende die onbekende(n) en/of zijn/haar/hun mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) een advertentie op een internetsite ( [naam 1] en/of [naam 4] ) geplaatst waarin Iphones/mobiele telefoons werden aangeboden/verkocht en/of dat betaling via overschrijving/overboeking van het aankoopbedrag naar (bank)rekeningnummer

[rekeningnummer] dient te gebeuren en/of dat na ontvangst van het aankoopbedrag het gekochte product (Iphone/mobiele telefoon) geleverd wordt/wordt verzonden, waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,

bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 23 mei 2013 tot en met 3 juni 2013 in de gemeente(n) Arnhem en/of Nijmegen en/althans (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) zijn, verdachtes (bank)rekeningnummer [rekeningnummer] voor het storten en/of overboeken van die/dat

aankoopbedrag(en) ter beschikking van die onbekende(n) te stellen.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit:

Medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd.

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

9 De beslissing