Home

Rechtbank Gelderland, 18-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2758, 05/841170-16

Rechtbank Gelderland, 18-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2758, 05/841170-16

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
18 mei 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:2758
Zaaknummer
05/841170-16

Inhoudsindicatie

De rechtbank acht bewezen dat een man (34 jaar) in Hengelo heeft geprobeerd om zijn ex-vriendin zwaar te mishandelen. De rechtbank legt de man een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een forse werkstraf van 150 uren op. Ook moet hij de door het slachtoffer geleden schade vergoeden

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/841170-16

Datum uitspraak : 18 mei 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] ,

wonende in [woonplaats] , [adres] .

Raadsman: mr. I. Vreeken, advocaat in Zutphen.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2017.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 29 november 2016 te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of gebroken oogkas(sen) en/of (nog onbekend) neurologisch letsel, heeft toegebracht door één of meerdere malen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd van deze [slachtoffer] te stompen en/of slaan;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 29 november 2016 te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meerdere malen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van

dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair:

hij op of omstreeks 29 november 2016 te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, [slachtoffer] heeft mishandeld door één of meerdere malen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd van deze [slachtoffer] te stompen en/of te slaan;

2.

hij op of omstreeks 29 november 2016 te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Zij heeft in dat kader gewezen op de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van verdachte. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat er een operatie nodig was om de neus van [slachtoffer] te herstellen. Om die reden is er naar het oordeel van de officier van justitie sprake van zwaar lichamelijk letsel. Nu [slachtoffer] geen kant op kon toen verdachte met zijn vuisten meerdere mokerslagen uitdeelde, heeft verdachte volgens de officier van justitie tenminste voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad.

Onder verwijzing naar de aangifte van [slachtoffer] , de foto’s van haar auto en telefoon en de bekennende verklaring van verdachte stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het onder 2 tenlastegelegde feit eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, omdat uit het dossier niet blijkt dat het letsel blijvend is. Uit het dossier blijkt evenmin dat het herstel ervan meer dan zes weken heeft geduurd. De raadsman heeft dan ook bepleit dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsman kan er wel een veroordeling volgen voor het onder 1 meer subsidiair of subsidiair tenlastegelegde feit. Dat geldt eveneens voor het onder 2 tenlastegelegde feit.

Beoordeling door de rechtbank

Feit 1

Vast staat dat verdachte op 29 november 2016 in Hengelo, gemeente Brockhorst, [slachtoffer] meerdere malen in dan wel tegen het gezicht en hoofd heeft gestompt dan wel geslagen en dat als gevolg van het geweld de neus van [slachtoffer] is gebroken.

De rechtbank baseert zich daarbij op:

- de aangifte van [slachtoffer] ;2

- de bekennende verklaring van verdachte.3

De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of het door verdachte toegepaste geweld is te kwalificeren als een (poging tot) zware mishandeling of een eenvoudige mishandeling.

In het dossier zijn geen bewijsmiddelen opgenomen waaruit blijkt dat de oogkassen van [slachtoffer] zijn gebroken of dat sprake is van neurologisch letsel als gevolg van het geweld. Verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Wel staat vast dat de neus van [slachtoffer] is gebroken.

Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een gebroken neus niet zonder meer worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Dat is afhankelijk van de aard van de breuk, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Over de aard van de breuk is niet meer bekend dan dat er een communitieve fractuur is met dislocatie van de fractuurdelen. Op 7 december 2016, dus 8 dagen na het voorval, heeft een operatie aan de neus plaatsgevonden om de neus recht te zetten en een week later, op 14 december 2016, is het beschermende kapje van de neus verwijderd. Verder volgt uit het schadeonderbouwingsformulier dat de neus weer volledig is hersteld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in dit geval het letsel juridisch niet als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken. Verdachte zal dan ook van het onder 1 primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.

Met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, de poging zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte met zijn ene vuist echt hard sloeg en zij geen kans had om zich hiertegen te verdedigen, omdat zij in de gordel vastzat en hij haar met de andere hand bij de haren vasthield.4 Volgens getuige [getuige] ging het slaan van verdachte hard en met kracht. Het waren echt mokerslagen met zijn vuisten.5 Verdachte heeft verklaard dat hij denkt [slachtoffer] hard geslagen te hebben, omdat hij in zijn tienerjaren op boksen zat en toen al werd teruggefloten vanwege het erg harde slaan.6

Op grond van deze verklaringen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er door verdachte met veel kracht is gestompt dan wel geslagen, terwijl [slachtoffer] geen kant op kon. Wanneer iemand met kracht met een vuist meerdere malen in dan wel tegen het gezicht en hoofd stompt dan wel slaat dan is de kans dat die ander ten gevolge van het slaan dan wel stompen zwaar lichamelijk letsel oploopt aanmerkelijk te noemen. De rechtbank acht dit een feit van algemene bekendheid: iedereen weet dat en verdachte wist dat dus ook. Door met die wetenschap toch met zoveel kracht in dan wel tegen het gezicht en hoofd te stompen dan wel te slaan, terwijl hij [slachtoffer] met één hand bij haar haren vasthield en [slachtoffer] vastzat in haar autogordel en zij dus geen kant op kon, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht daarom het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit bewezen.

Feit 2

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

De bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal van aangifte, p. 1-3;

- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 61-64;

- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 mei 2017.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:

1. subsidiair

hij op of omstreeks 29 november 2016 te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meerdere malen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van

dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op of omstreeks 29 november 2016 te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

poging tot zware mishandeling.

Ten aanzien van feit 2:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen, meerdere malen gepleegd.

5 De strafbaarheid van de feiten

6 De strafbaarheid van de verdachte

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

9 De beslissing