Home

Rechtbank Den Haag, 20-06-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7160, NL17.2594

Rechtbank Den Haag, 20-06-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7160, NL17.2594

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
20 juni 2017
Datum publicatie
6 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:7160
Zaaknummer
NL17.2594
Relevante informatie
Vreemdelingenwet 2000 [Tekst geldig vanaf 01-10-2022] art. 28

Inhoudsindicatie

Vw, Zimbabwe, niet geloofwaardig dat eiser de broer is van de politica [A], dat zij is vermoord door [B] en dat eiser nu ook gevaar loopt

Uitspraak

Zittingsplaats 's-Gravenhage

Bestuursrecht

zaaknummer: NL17.2594

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),

en

(gemachtigde: mr. B.M. Kristel).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) als kennelijk ongegrond afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2017.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Molenaar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1988 en bezit de Zimbabwaanse nationaliteit.

2. Verweerder heeft op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Als relevante elementen van het asielrelaas worden door verweerder onderscheiden:

1. Eiser is een man met de Zimbabwaanse nationaliteit genaamd [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , Zimbabwe. Eiser behoort tot de Shona bevolkingsgroep;

2. Eiser heeft een zus genaamd [A] ;

3. [A] was politiek actief voor de Zanu partij en is vermoord;

4. Eiser heeft gewerkt voor [A] tijdens haar campagne. Nu wordt hij gezocht door de autoriteiten in Zimbabwe;

5. De broer en zwager van eiser zijn mishandeld en ondervraagd door de autoriteiten.

Verweerder acht het eerste en een deel van het derde element geloofwaardig. De overige elementen acht verweerder ongeloofwaardig. Eiser heeft niet met documenten of foto’s aannemelijk gemaakt dat tussen hem en [A] een familieband bestaat. Wel geloofwaardig is dat [A] politiek actief was voor de Zanu partij, maar niet dat zij is vermoord. De omstandigheid dat niet geloofwaardig is dat eiser en [A] familie van elkaar zijn doet bij voorbaat afbreuk aan de gestelde verklaringen van eiser over de gestelde moord op [A] door [B] . Eiser heeft niet aannemelijk kunnen maken waarom hij vermoedt dat [A] is vermoord. Voorts heeft eiser niet met documenten of foto’s aannemelijk gemaakt dat hij voor de campagne van [A] heeft gewerkt. Het valt dan ook niet in te zien dat hij in een negatief daglicht zou staan bij de autoriteiten door zijn werkzaamheden. Nu de moord op [A] niet geloofwaardig is geacht, worden de gestelde problemen van de broer en zwager van eiser in relatie tot de moord ook niet geloofwaardig geacht, aldus verweerder.

Eiser heeft geen vrees voor vluchtelingrechtelijke vervolging. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt, aldus verweerder.

3. Eiser betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet geloofwaardig is dat [A] zijn zus is. Verweerder motiveert niet waarom hij aanneemt dat het niet ongebruikelijk is dat vrouwen na hun huwelijk de naam van hun echtgenoot aannemen. Ook een e-mailadres kan niet onderbouwen of iemand wel of niet een bepaalde naam heeft. Verweerder heeft voor de vaststelling van de naam ten onrechte gebruik gemaakt van de nieuwsberichten, nu dit geen objectiveerbare bronnen zijn. Ook heeft verweerder hem ten onrechte tegengeworpen dat hij een fout heeft gemaakt ten aanzien van de namen van de kinderen van [A] , nu verweerder de juiste namen in het voornemen en in het besluit ook niet weet te noemen, aldus eiser.

Eiser betoogt voorts dat verweerder niet heeft onderkend dat [A] al lange tijd politieke activiteiten voor de oppositie voerde en dat het derhalve onlogisch is dat een verbale aanval van haar opponent direct zou leiden tot flauwvallen. Verweerder heeft voorts ten onrechte aan de brief van Vluchtelingenwerk onvoldoende gewicht toegekend, aldus eiser. Verder stelt eiser dat verweerder uit de algemene informatie zou moeten kunnen halen hoe de veiligheidsdiensten in Zimbabwe zich zouden moeten legitimeren en als dat niet het geval is, dat verweerder dan niet aan eiser kan tegenwerpen dat hij daarover onjuiste informatie naar voren zou brengen. Verder is het in strijd met een goede bewijsrechtverdeling dat de nieuwsberichten volgens verweerder het relaas van eiser niet kunnen onderbouwen, terwijl verweerder de nieuwsberichten ook als onderbouwing van zijn standpunten gebruikt, aldus eiser.

Eiser betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet geloofwaardig is dat hij voor [A] heeft gewerkt. Eiser heeft daartoe een beschrijving van een werkweek voor [A] overgelegd.

Eiser betoogt tot slot dat verweerder ten onrechte de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft verklaard, omdat hij zich niet zo snel mogelijk bij de IND heeft gemeld om een asielaanvraag te doen.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

4.1

Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat [A] zijn zus is. Hij heeft geen documenten overgelegd waaruit de gestelde familieband blijkt. Ook met zijn verklaringen heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat [A] zijn zus is, nu die verklaringen niet overeenkomen met informatie uit openbare bronnen. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op artikelen waarin [A] echtgenoot [D] wordt genoemd, terwijl eiser hem [D] noemt. In een artikel wordt [A] , [A] ( [C] ) genoemd. Volgens een ander artikel heet de zus van [A] , die eiser in het eerste gehoor niet als zijn zus heeft genoemd, [E] . Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat hieruit afgeleid kan worden dat de meisjesnaam van [A] , [A] is. Ook heeft eiser verklaard dat de oudste zoon van [A] [naam] heet, terwijl uit openbare bronnen blijkt dat hij [naam] heet. Gelet op de informatie uit openbare bronnen heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat [A] zijn zus is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder geen gebruik heeft mogen maken van de nieuwsberichten, omdat dit geen objectiveerbare bronnen zouden zijn. De rechtbank acht niet aannemelijk dat in meerdere artikelen onjuiste persoonsgegevens van [A] zouden staan vermeld. Verweerder heeft derhalve niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat [A] de zus van eiser is.

4.2

Eiser heeft met de door hem overgelegde stukken voorts niet aannemelijk gemaakt dat [A] zou zijn vermoord. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er opzet in het spel was. Volgens één van de door eiser overgelegde artikelen heeft de echtgenoot van [A] verklaard dat zij zich al gedurende drie maanden niet goed voelde en dat ze een speciale behandeling onderging. Zij is vervolgens overleden ten gevolge van ernstige ademhalingsproblemen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de echtgenoot van [A] dit op last van de veiligheidsdiensten heeft moeten verklaren. Ook in een ander artikel waarin de doodsoorzaak wordt vermeld, wordt niet gesproken over moord. Voor zover eiser heeft gewezen op de andere door hem overgelegde artikelen waarin staat dat [A] door [B] behekst zou zijn, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat die beschuldigingen in de artikelen niet nader zijn onderbouwd en enkel zijn gebaseerd op vermoedens. Dat andere aspecten in die artikelen wel gebruikt kunnen worden ter onderbouwing van andere elementen doet daar niet aan af. Ook uit de door eiser overgelegde brief van Vluchtelingenwerk blijkt niet dat [A] zou zijn vermoord, nu die brief algemeen van aard is. Voor zover eiser heeft verklaard dat [A] in het ziekenhuis werd bewaakt door de veiligheidsdiensten en dat haar echtgenoot en broer niet bij haar mochten komen, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit mensen van de veiligheidsdienst waren. Verweerder heeft daartoe terecht overwogen dat het niet aan de IND is om te stellen hoe de veiligheidsdiensten zich zouden moeten legitimeren en dat bij het beoordelen van de geloofwaardigheid wordt gekeken of de verklaringen van eiser voldoende betrouwbaar en specifiek zijn. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is, nu de verklaringen van eiser alleen in algemene bewoordingen en ongefundeerde vermoedens uit derde hand zijn. Verweerder heeft derhalve niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat [A] is vermoord. In het verlengde daarvan heeft verweerder eveneens niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat de broer van eiser en de echtgenoot van [A] zijn mishandeld en ondervraagd door de autoriteiten, als gevolg van hun vermoedens over de doodsoorzaak van [A] .

4.3

Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet helder en eenduidig heeft verklaard over zijn lidmaatschap bij de partij. Zo heeft eiser zowel verklaard dat hij lid was van de partij, maar ook dat hij niet volwaardig lid was van de partij. Verweerder heeft zijn lidmaatschap derhalve niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Voorts heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bevreemdend is dat eiser betrokken zou zijn bij de campagne, terwijl hij geen lid was van de partij. Voorzover eiser in beroep een beschrijving heeft gegeven van een werkweek voor [A] , overweegt de rechtbank dat deze beschrijving een eigen verklaring betreft en dat niet valt in te zien waarom eiser hierover tijdens zijn nader gehoor niet meer inzicht over heeft kunnen geven. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser werkzaamheden voor [A] heeft verricht en dat hij als gevolg daarvan in een negatief daglicht staat bij de autoriteiten in Zimbabwe.

5. Voorts wordt eiser niet gevolgd in zijn betoog dat verweerder ten onrechte de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft verklaard. Eiser is op grond van een verblijfsvergunning regulier voor studie Nederland binnengekomen. In maart 2015 is hij met zijn studie gestopt, waarna zijn verblijfsvergunning is ingetrokken. In juli 2015 heeft verweerder eiser te kennen gegeven dat hij niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Eiser heeft echter tot 1 december 2015 gewacht met het aanvragen van asiel. De enkele niet onderbouwde stelling van eiser dat hij in de war was en niet wist wat hij moest doen, heeft verweerder in redelijkheid niet als gegronde reden aangemerkt op grond waarvan eiser niet kan worden aangerekend dat hij zich niet zo snel mogelijk bij de IND heeft gemeld.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2017.

Rechtsmiddel