Rechtbank Den Haag, 24-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:6674, C/09/528712 / FT RK 17/480 en 17/481
Rechtbank Den Haag, 24-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:6674, C/09/528712 / FT RK 17/480 en 17/481
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 24 mei 2017
- Datum publicatie
- 20 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2017:6674
- Zaaknummer
- C/09/528712 / FT RK 17/480 en 17/481
- Relevante informatie
- Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 287a
Inhoudsindicatie
Verzoek ex art. 287a Fw afgewezen. Terugvordering voorschotten kinderopvangtoeslag. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld te motiveren waarom de weigerachtige schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Verzoekster is hierin niet geslaagd. De enkele mededeling dat al tien maanden wordt gespaard is onvoldoende.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/528712 / FT RK 17/480 en 17/481
vonnis van 24 mei 2017
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [straatnaam en huisnummer]
[postcode en plaats],
verzoekster,
tegen
Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum,
gevestigd te Heerlen,
verweerster.
1 De procedure
Op 13 maart 2017 is door verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
Ter terechtzitting van 10 mei 2017 is verzoekster, vergezeld van haar partner en mr. C. Stoop, beschermingsbewindvoerder, hierover gehoord.
Verweerster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter terechtzitting.
De uitspraak is bepaald op heden.
2 De feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
Verzoekster heeft blijkens de verklaring ex artikel 285 lid 1 onder a Fw een totale schuld van € 30.936,91 aan zes schuldeisers.
De vordering van verweerster op verzoekster bedraagt € 11.850,32, zijnde 38,3% van de totale schuldenlast.
Namens verzoekster is bij brief van 18 oktober 2016 een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van 4,591% tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
Bij brief van 11 juli 2016 heeft verweerster de volgende gronden voor weigering van medewerking met de aangeboden schuldregeling aan verzoekster kenbaar gemaakt.
“Bij de beoordeling van een verzoek tot medewerking aan een minnelijke schuldsanering dient de ontvanger af te wegen of het redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige in aanmerking zou komen voor de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Op basis van de mij bekende gegevens, is dat niet voldoende aannemelijk. Ik zal daarom niet meewerken aan een minnelijke schuldsanering.
De belastingdienst/Toeslagen vordert een aanzienlijk deel van (het) eerder verleende voorschot(ten) kinderopvangtoeslag terug. De oorzaak van de terugvordering is het door belanghebbende niet (tijdig) verstrekken van de juiste gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van het recht. Schuldenaar heeft hiermee niet voldaan aan de verplichtingen uit art. 17 en 18 Awir. Het is mij onvoldoende aannemelijk gebleken dat schuldenaar te goeder trouw heeft gehandeld ten aan zien van het doen (laten) ontstaan en/of het onbetaald laten van de schulden.”
De aangeboden schuldregeling is door de andere schuldeisers aanvaard.
3 Standpunt van de partijen
Verzoekster stelt dat verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die zij heeft aangeboden, nu de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
Verweerster heeft in de onderhavige procedure haar gronden voor weigering niet aan de rechtbank kenbaar gemaakt.