Home

Rechtbank Den Haag, 07-06-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5959, C/09/485407 / HA ZA 15-370

Rechtbank Den Haag, 07-06-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5959, C/09/485407 / HA ZA 15-370

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
7 juni 2017
Datum publicatie
7 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:5959
Zaaknummer
C/09/485407 / HA ZA 15-370

Inhoudsindicatie

IE, Europees octrooi, geen toegevoegde materie, geen uitbreiding beschermingsomvang, inventief, nietigheidsvordering afgewezen.

Uitspraak

vonnis

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/485407 / HA ZA 15-370

Vonnis van 7 juni 2017

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BAGGERMAATSCHAPPIJ BOSKALIS B.V.,

gevestigd te Papendrecht,

eiseres,

advocaat mr. P.L. Reeskamp te Amsterdam,

tegen

de vennootschap naar Belgisch recht

DREDGING INTERNATIONAL N.V.,

gevestigd te Zwijndrecht, België,

gedaagde,

advocaat mr. C. Shannon te Eindhoven.

Partijen worden hierna Boskalis en Dredging genoemd. Voor Boskalis is de zaak inhoudelijk behandeld door haar procesadvocaat en mr. S.D. Brommersma, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door de octrooigemachtigde ir. L.J.J. Jessen, en voor Dredging door haar procesadvocaat en mr. C. Garnitsch, advocaat te Eindhoven, bijgestaan door de octrooigemachtigde ir. H.R. Brouwer.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het vonnis in incident van 8 juli 2015;

-

de akte houdende wijziging grondslag eis tevens houdende wijziging eis van 15 juli 2015 met producties 62 t/m 67;

-

de conclusie van antwoord van 9 september 2015 met producties 2 t/m 6;

-

de brief van Boskalis van 14 oktober 2016 met productie 68;

-

de akte overlegging aanvullende producties van Dredging van 14 oktober 2016 met producties 7 t/m 10;

-

de ter zitting van 28 oktober 2016 door partijen gehanteerde pleitnotities, met dien verstande dat paragrafen 120 t/m 123 van de pleitnotities van mrs. Shannon en Garnitsch zijn doorgehaald omdat deze niet zijn gepleit;

-

de brief van Dredging van 4 november 2016, waarbij – voor zover voor het verloop van de procedure relevant – volgens ter zitting gemaakte afspraak de B2 tekst van EP 1 888 849 en een Nederlandse vertaling van de gewijzigde conclusies (productie 11) zijn nagezonden.

1.2.

Ter zitting in haar dupliek heeft Dredging de (volgorde van de) grondslag van haar vordering tot veroordeling van Boskalis in de door Dredging nodeloos gemaakte (volledige) proceskosten willen wijzigen, waartegen Boskalis bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft de grondslagwijziging vanwege het tijdstip daarvan, en daarmee in strijd met een goede procesorde, niet toegestaan.

1.3.

Vonnis is nader bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Dredging is houdster van Europees octrooi EP 1 888 849 B2 (hierna: EP 849 of het octrooi) voor: “Apparatus with flexibly mounted spud carriage”. Het octrooi is verleend op 2 maart 2011, gebaseerd op internationale octrooiaanvrage PCT/LJN BE2006/000064 van 2 juni 2006, op 14 december 2006 gepubliceerd als WO 2006/130934, met inroeping van prioriteit van het Belgische octrooi BE 200500293 dat is aangevraagd op 6 juni 2005. Het octrooi is onder meer van kracht in Nederland.

2.2.

Het octrooi zoals oorspronkelijk verleend, hierna ook: de B1 tekst of EP 849 B1, omvatte zeventien conclusies. Voor zover in deze zaak van belang, komt de B1 tekst overeen met die van de internationale aanvrage. Conclusies 1 t/m 9 en 17 van EP 849 B1 (en van de aanvrage) luiden in de originele Engelse tekst als volgt:

“1. Apparatus for accommodating a substantially vertical spud (3) of a dredging vessel with a longitudinal direction, comprising a spud carriage (6) which is mounted for limited rotation around a horizontal transverse axis (18),

characterized in that

- at least a first and a second spring means (40, 41) is arranged under bias between vessel and spud in the longitudinal direction for the purpose of absorbing a moment on the spud carriage, which first and second spring means compensate each other in the non-loaded situation of the spud; and that

- at least one spring means is provided with a spring force limiting means (50) for limiting the tension in said spring element from a determined maximum moment on the spud carriage.

2. Apparatus as claimed in claim 1, characterized in that the first and second spring means are connected by means of respectively a first and second hydraulic cylinder (32, 33) to the vessel for the purpose of applying the desired bias.

3. Apparatus as claimed in claim 2, characterized in that the spring force limiting means (50) comprises a piston accumulator (51, 52) which is connected to the corresponding hydraulic cylinder.

4. Apparatus as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that spring tensioning means (54, 55) are provided for increasing the tension in at least the second spring means when the spring force therein is lost.

5 . Apparatus as claimed in claims 2 and 4, characterized in that the spring tensioning means comprise a tensioning plunger (54) arranged in the piston rod of the hydraulic cylinder and an accumulator (55) co-acting therewith.

6. Apparatus as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the first and second spring means are biased first and second wires, preferably steel wires.

7. Apparatus as claimed in claims 2 and 6, characterized in that the first and second hydraulic cylinders are fixedly connected to respectively a first and second tensioning disc (30, 31) around which the respective first and second wire are guided, which tensioning

discs are located in a plane perpendicularly of the transverse axis directly opposite each other on respectively a first and second side of the spud carriage.

8. Apparatus as claimed in claim 7, characterized in that the first (second) wire is guided from a first location on the spud carriage to a second location on the spud carriage via the first (second) tensioning disc (30; 31) and one or more guide discs (36, 37; 38, 39) situated on the second (first) side of the spud carriage.

9. Apparatus as claimed in claim 8, characterized in that the first and second locations are double discs (34; 35) which are mounted on the spud carriage and along which the first and second wire are guided, and that the first (second) wire at an outer end on the first (second) side of the spud carriage and at the other end on the second (first) side of the spud carriage is connected to the vessel.

17. Cutter suction dredger comprising an apparatus as claimed in any of the foregoing claims.”

en in de – onbestreden – Nederlandse vertaling:

1. Inrichting voor het opnemen van een in hoofdzaak verticale paal (3) van een baggerschip met een langsrichting, omvattende een paalwagen (6) die beperkt draaibaar rond een horizontale dwarsas (18) gemonteerd is,

met het kenmerk dat

- tussen schip en paal tenminste een eerste en een tweede veermiddel (40, 41) onder

voorspanning in de langsrichting aangebracht is voor het absorberen van een moment op de paalwagen, welk eerste en tweede veermiddel elkaar compenseren in de onbelaste toestand van de paal; en dat

- tenminste één veermiddel voorzien is van een veerkrachtbegrenzer (50) voor het

begrenzen van de spanning in dat veerelement vanaf een bepaald maximummoment op

de paalwagen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het eerste en tweede veermiddel door middel van respectievelijk een eerste en tweede hydraulische cilinder (32, 33) verbonden is met het schip voor het aanbrengen van de gewenste voorspanning.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de veerkrachtbegrenzer (50) een zuigeraccu (51, 52) omvat die verbonden is met de overeenstemmende hydraulische cilinder.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat veerspanmiddelen (54, 55) voorzien zijn voor het verhogen van de spanning in tenminste het tweede veermiddel wanneer de veerkracht daarin wegvalt.

5. Inrichting volgens conclusie 2 en 4, met het kenmerk dat de veerspanmiddelen een spanplunjer (54) die aangebracht is in de zuigerstang van de hydraulische cilinder en een daarmee samenwerkend accu (55), omvatten.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste en tweede veermiddelen voorgespannen eerste en tweede draden, bij voorkeur staaldraden, zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 2 en 6, met het kenmerk dat respectievelijk de eerste en tweede hydraulische cilinder vast verbonden is met respectievelijk een eerste en tweede spanschijf (30, 31) waarrond respectievelijk de eerste en tweede draad is geleid, welke spanschijven in een vlak loodrecht op de dwarsas, recht tegenover elkaar aan respectievelijk een eerste en tweede zijde van de paalwagen gelegen zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de eerste (tweede) draad vanaf een eerste locatie op de paalwagen via de eerste (tweede) spanschijf (30, 31) en een of meer aan de tweede (eerste) zijde van de paalwagen gelegen geleideschijven (36, 37, 38, 39) geleid wordt naar een tweede locatie op de paalwagen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de eerste en tweede locaties op de paalwagen bevestigde dubbele schijven (34, 35) waarlangs de eerste en tweede draad worden geleid, en dat de eerste (tweede) draad aan een uiteinde aan de eerste (tweede) zijde van de paalwagen en aan het andere einde aan de tweede (eerste) zijde van de paalwagen verbonden is met het schip.

17. Cutterzuiger omvattende een inrichting volgens een der voorgaande conclusies.”

2.3.

Boskalis heeft oppositie ingesteld tegen EP 849 B1. De Oppositie Divisie (hierna: OD) van het Europees octrooibureau (hierna: EOB) heeft het octrooi bij beslissing van 8 april 2013 in gewijzigde vorm in stand gelaten. Tegen de beslissing van de OD heeft Boskalis beroep ingesteld bij de Technische Kamer van Beroep van het EOB (hierna: de TKB). Het aanvankelijk toegestane verzoek van Boskalis van 8 augustus 2013 om toegelaten te worden tot de versnelde beroepsprocedure is na verzet daartegen door Dredging in september 2014 geweigerd. De TKB heeft het octrooi bij beslissing van 23 juni 2015 (T 1339/13) in gewijzigde vorm in stand gelaten, met aanpassing van de beschrijving en zonder wijzigingen in de twaalf tot het octrooi behorende tekeningen. De TKB oordeelde onder meer dat conclusie 1 zoals oorspronkelijk verleend, niet nieuw is ten opzichte van “D8” (zie hierna 2.9, de afstudeerscriptie van C. Dekker). De gewijzigde, finale tekst (hierna aangeduid als de B2 tekst en het octrooi in die vorm als EP 849 B2) is gepubliceerd op 27 juli 2016 en telt acht conclusies, die als volgt corresponderen met (de aanvrage en) de B1 tekst:

B2 tekst (conclusie #)

Aanvrage/B1 tekst (conclusie #)

1

1 + 2 + 3 + “piston-kenmerk” [0008]

2

4

3

5

4

6

5

7

6

8

7

9

8

171

2.4.

Conclusie 1 en de (indirect) afhankelijke conclusies 2 tot en met 8 van EP 849 B2 luiden in de originele Engelse tekst als volgt:

"1. Apparatus for accommodating a substantially vertical spud (3) of a dredging vessel with a longitudinal direction, comprising a spud carriage (6) which is mounted for limited rotation around a horizontal transverse axis(18), wherein

- at least a first and a second spring means (40, 41) is arranged under bias between vessel and spud in the longitudinal direction for the purpose of absorbing a moment on the spud carriage, which first and second spring means compensate each other in the non-loaded situation of the spud; and that

- at least one spring means is provided with a spring force limiting means (50) for limiting the tension in said spring element from a determined maximum moment on the spud carriage, wherein further the first and second spring means are connected by means of respectively a first and second hydraulic cylinder (32, 33) to the vessel for the purpose of applying the desired bias,

the spring force limiting means (50) comprises a piston accumulator (51, 52) which is connected to the corresponding hydraulic cylinder, the piston accumulator comprising a cylinder with free piston and an accumulator, arranged such that when the tension in the at least one spring means rises above a determined maximum value which is a function of

the pressure of the accumulator, pistons of the hydraulic cylinder and the cylinder with free piston move inward and the spring force increases only slowly while the spud carriage rotates.

2. Apparatus as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that spring tensioning means (54, 55) are provided for increasing the tension in at least the second spring means when the spring force therein is lost.

3. Apparatus as claimed in claims 1 and 2, characterized in that the spring tensioning means comprise a tensioning plunger (54) arranged in the piston rod of the hydraulic cylinder and an accumulator (55) co-acting therewith.

4. Apparatus as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the first and second spring means are biased first and second wires, preferably steel wires.

5. Apparatus as claimed in claims 1 and 4, characterized in that the first and second hydraulic cylinders are fixedly connected to respectively a first and second tensioning disc (30, 31) around which the respective first and second wire are guided, which tensioning discs are located in a plane perpendicularly of the transverse axis directly opposite each other on respectively a first and second side of the spud carriage.

6. Apparatus as claimed in claim 5, characterized in that the first (second) wire is guided from a first location on the spud carriage to a second location on the spud carriage via the first (second) tensioning disc (30; 31) and one or more guide discs (36, 37; 38, 39) situated on the second (first) side of the spud carriage.

7. Apparatus as claimed in claim 6, characterized in that the first and second locations are double discs (34; 35) which are mounted on the spud carriage and along which the first and second wire are guided, and that the first (second) wire at an outer end on the first (second) side of the spud carriage and at the other end on the second (first) side of the spud carriage is connected to the vessel.

8. Cutter suction dredger comprising an apparatus as claimed in any of the foregoing claims.”

2.5.

De Nederlandse vertaling van conclusie 1 van de B2 tekst luidt:

1. Inrichting voor het opnemen van een in hoofdzaak verticale paal (3) van een baggerschip met een langsrichting, omvattende een paalwagen (6) die beperkt draaibaar rond een horizontale dwarsas (18) gemonteerd is,

waarin

- tussen schip en paal tenminste een eerste en een tweede veermiddel (40, 41) onder

voorspanning in de langsrichting aangebracht is voor het absorberen van een moment

op de paalwagen, welk eerste en tweede veermiddel elkaar compenseren in de onbelaste

toestand van de paal; en dat

- tenminste één veermiddel voorzien is van een veerkrachtbegrenzer (50) voor het

begrenzen van de spanning in dat veerelement vanaf een bepaald maximummoment op

de paalwagen, waarin verder het eerste en tweede veermiddel door middel van

respectievelijk een eerste en tweede hydraulische cilinder (32, 33) verbonden is met het schip voor het aanbrengen van de gewenste voorspanning,

de veerkrachtbegrenzer (50) omvattende een zuigeraccu (51, 52) die verbonden is met

de overeenkomstige hydraulische cilinder, waarbij de zuigeraccu een cilinder met vrije

zuiger en een accumulator omvat, die dusdanig zijn ingericht dat wanneer de spanning

in het tenminste één veermiddel boven een bepaalde maximumwaarde, die een functie is

van de druk van de accumulator, stijgt, zuigers van de hydraulische cilinder en de

cilinder met vrije zuiger naar binnen bewegen en de veerkracht slechts langzaam

toeneemt terwijl de paalwagen roteert.”

2.6.

In de bij het octrooi behorende beschrijving worden de materie waarop het octrooi betrekking heeft en de stand van de techniek als volgt beschreven (in de B2 tekst, die verschilt van de B1 tekst door de in [0004] tussen haakjes en dikgedrukt opgenomen toevoeging):

[0001] The present invention relates to an apparatus for accommodating a substantially vertical pole (also referred to as spud) of a dredging vessel, typically a cutter suction dredger, comprising a spud carriage which is mounted for limited rotation around a horizontal transverse axis.

[0002] Large cutter suction dredgers must often carry out operations at sea or on unsheltered waters. The waves cause the vessel to move and great forces can herein be exited on the couplings between the vessel and the bottom, these couplings being formed mainly by a spud and cutter ladder. These couplings must on the one hand be rigid in order to enable an efficient cutter process, but may not be too stiff because otherwise excessive forces are generated in the spud by the pontoon following the movements of the larger waves.

[0003] The invention has for its object to propose an apparatus of the type stated in the preamble which behaves as a spud carriage mounting in the pontoon with a variable rigidity – rigid in the case of small waves and more flexible at critical wave conditions – and in particular with a rigidity which decreases sharply at a determined maximum load of the spud plus spud carriage.

[0004] Such an apparatus is known from prior art documents NL 1011753 C, US 4033056, ( and the article by Dekker: Analyse van een Spudssysteem voor een deiningsgecompenseerde snijkopzuiger", co/85/153 ).”

2.7.

Over de uitvinding is in de beschrijving onder meer het volgende opgenomen, waarbij de tekst zoals deze in de B2 tekst ten opzichte van de B1 tekst is gewijzigd tussen haakjes en dikgedrukt is weergegeven, en passages of woorden die uit de B1 tekst zijn verwijderd, zijn onderstreept:

“[0006] The longitudinal force F1 exerted on the spud is typically a ground reaction force on the point of the spud, and in the case of a cutter suction dredger this normally acts in the direction of the cutter head. This causes a moment on the spud carriage, whereby the

spud carriage tilts through a determined angle around the transverse axis, the first spring means is further tensioned and the second spring acting in opposite direction loses tension. This tiltability of the spud carriage in combination with the spring means thus decreases as it were the rigidity and ensures that the moment on the spud carriage is absorbed. When the moment on the spud carriage becomes greater than a determined maximum moment, the spring force then hardly increases further ( only slowly ), whereby the moment exerted on the spud carriage around an athwartship axis is limited.

(…)

[0008] According to the preferred embodiment ( invention ), the first and second spring means are connected by means of respectively a first and second hydraulic cylinder to the vessel for the purpose of applying the desired bias. In this way the bias can be adjusted in a simple manner. In this embodiment the spring force limiting means can be realized in simple manner by means of a piston accumulator which is connected to the bottom side of the hydraulic cylinder( , preferably to the bottom side thereof ). A ( The ) piston accumulator typically comprises a cylinder with free piston and an accumulator. When the tension in the spring rises above a determined maximum value which is a function of the pressure of the accumulator, pistons of main ( hydraulic ) cylinder and cylinder with free piston move inward, whereby the spring force increases only slowly while the spud carriage rotates. If the force on the spud point is acting in forward direction, the rotation will then be such that the spud point moves forward relative to the vessel, which results in a sharp fall in the force on the spud point. As soon as the force on the spud point becomes smaller than the maximum value, the piston( s ) move s outward again under the influence of the accumulator pressure.

(…)

[0018] The invention will be further elucidated on the basis of a number of non-limitative exemplary embodiments (…)

(…)

[0019] Figure 1 shows a typical embodiment of a dredging vessel with cutter suction head. The shown vessel comprises, among other parts, a ladder 1, a ladder winch 9 and two side winches 2, an auxiliary spud 4 and a working spud 3 which is accommodated in a spud carriage 6. A cutter head 5 is arranged on the outer end of ladder 1, and suction means are provided close to the cutter head which consist substantially of a suction tube 10 and a pump 8. (…)

[0020] In such a cutter suction dredger the working spud ensures that a fixed point is formed around which the suction dredger can swing during dredging. (…)

[0021] The apparatus according to the invention will now be further elucidated on the basis of an embodiment variant as shown in figures 2A and 2B. (…)

(…)

[0023] The moment M on the spud carriage caused by a longitudinal force F1 is absorbed by a system of steel wires and discs as shown schematically in figure 3. A first spring means arranged between the vessel and spud carriage 6 is formed by a first steel wire 40. At one outer end 42 the first steel wire 40 is connected to the vessel to the right of the transverse axis. This first wire 40 is guided via a double disc 34 mounted on the spud carriage to a tensioning disc 30 which also lies to the right of the transverse axis and from where the first wire is further trained diagonally to the other second side of the spud carriage along guide discs 36, 37, and is finally guided over a second double disc 35 mounted on the spud carriage and connected on the other second side, to the left of the transverse axis, to the vessel at the other outer end 44. In similar manner a second wire 41 connected to the vessel at a first outer end 43 forms together with discs 34, 31, 38, 39 and 35 a spring means between spud carriage and vessel which acts in the opposite direction.

[0024] The first and second wires are held under bias by respectively a first and second hydraulic cylinder 32, 33 which engage respectively on first tensioning disc 30 and second tensioning disc 31. During the dredging process a ground reaction force F1 is typically exerted on the spud point (see figure 2A), whereby a spud carriage moment M occurs. As a result of this moment the second wire 41 is stretched elastically, while the first wire 40 loses elastic tension. This is further illustrated by the graph in figure 4, wherein the wire load F is plotted as a function of the wire lengthening in range 1, and as a function of the cylinder displacement in range 2. The wire is biased at a force Fv. [weergegeven als Fpre-tens in figuur 4, toevoeging rechtbank] In range 1 the wire behaves elastically, while in range 2 the wire tension (spring force) limiting means ensures that the wire does not stretch further (spring force increases only slowly). Curve C' shows the wire tension of the wire which slackens. The wire tensioning means (see further) ensure that the wire tension does not fall below determined minimum value Fkrit.

[0025] Hydraulic cylinders 32, 33 are both provided with a spring force limiting means, and in this embodiment thus a wire tension limiting means which is shown schematically

in figure 5. The spring force limiting means 50 comprise a piston accumulator constructed from a cylinder with free piston 51 and an accumulator 52. The bottom side of hydraulic cylinder 32 is first brought to the desired pressure, corresponding with the desired bias in

the wire, by means of an accumulator 56. When the tension in the wires has reached a determined maximum which depends on the pressure in the piston accumulator, the free piston and the piston of hydraulic cylinder 32 will then move to the left, and the wire tension is in this way limited. When the great wire tension falls away again, the cylinder springs fully outward under the influence of the piston accumulator.

[0026] (…) The maximum wire tension in wire 40 is a measure for the maximum spud carriage moment M, and this wire tension can thus be controlled by adjusting accumulator 52 of wire tension limiting means 52 to the appropriate pressure. When the maximum allowed wire tension is reached, the piston moves in the direction of the bottom and the spud carriage can rotate through an additional angle under the influence of the spud force moment around the horizontal transverse axis. Owing to this additional tilting of the spud carriage the reaction force of the ground on the spud will be smaller (…)

[0027] When the wire tension increases in one of the wires, for instance second wire 41, the wire tension in first wire 40 will simultaneously decrease. When a wire tension FNOM is reached in second wire 41 (see figure 4), the tension in first wire 40 has fallen to a critical value FKRIT, below which value the first wire 40 becomes slack. In order to avoid this there are provided spring tensioning means, here in particular wire tightening means, in order to maintain a minimum tension in the wire. These consist here of a tensioning plunger 54 which is connected to an accumulator 55. (…)”

2.8.

Het octrooi omvat voor zover van belang de volgende tekeningen (de onder de tekeningen opgenomen tekst is overgenomen uit paragraaf [0018] van het octrooi; de legenda’s (in vierkante box) zijn door de rechtbank gemaakt – aan de hand van de in de hiervoor weergegeven paragrafen van het octrooi gebruikte definities van de nummers bij de figuren en de onbestreden Nederlandse vertaling van de conclusies van het octrooi, althans de vertaling in de processtukken – en toegevoegd):

Figure 1 (A) is a side view (…) of a cutter suction dredger

Figure 2(A) is a side view (in alongship direction) of a possible embodiment of the apparatus according to the invention

Figure 3 is a schematic view of the wire system

Figure 4 shows a ( schematic ) graph representing the wire tension as a function of the elasticity/2 or of the cylinder displacement

Figure 5 shows a simplified diagram of a wire tension limiting means and wire tightening means

2.9.

Tot de stand van de techniek behoort een afstudeerscriptie van C. Dekker, TH Delft 1985, getiteld “Analyse van een spudsysteem voor een deiningsgecompenseerde snijkopzuiger” (hierna: Dekker, in de oppositieprocedure aangeduid als D8). In Dekker wordt onder meer de werking van de paalwagen en de paal (spud) op verschillende grote baggerschepen van het type Cutter Suction Dredger (‘snijkopzuiger’, hierna: CSD) besproken, waaronder op een baggerschip aangeduid als de Bilberg I (dat baggerschip is later omgedoopt tot ‘URSA’). Daarover is, voor zover van belang, het volgende opgenomen (op pag. 17, 19 en 20):

De werking van dit spelingsvrije systeem is als volgt (figuur 3.42): De spud (1) is gevat in een bus (2). Deze bus is scharnierend opgehangen in een glijschoen (3), welke door middel van een hydraulische cilinder (4) in het beun gefixeerd is. Het principiële verschil met een paalwagen is dat het moment in plaats van via 2 assen nu via een kruisdraadsysteem naar het ponton wordt doorgeleid. Daartoe zijn 2 x 2 draden zowel aan de bovenkant (A) als aan de onderkant (B) met de bus verbonden. Deze draden lopen over 2 x 4 vast met het ponton verbonden schijven (5). Met behulp van een hydraulische cilinder kunnen de schijven zo ingesteld worden dat de draad er niet uitloopt. (…) Omdat de draden gekruist zijn, wordt bij het verstappen (dat wil zeggen verschuiven van de glijschoen) geen moment via de draden op de spud uitgeoefend.

(…)

Bovenstaand systeem is geïnstalleerd op de Bilberg I (…) door een extra schijf op de beugels te monteren [wordt] een takeleffect bereikt zodat bij een zelfde kracht op de spud de kracht in de draad halveert (figuur 3.5).

(…) Verder wordt elk van de 4 draden (Ø 64 mm) voorgespannen met behulp van een hydraulische cilinder. Daardoor wordt bereikt dat de stijfheid van alle draden meedoen bij een hoekverdraaiing in het langsscheepse vlak. Omdat bij een bepaalde druk in de cilinder de overstort in werking treedt, is de kans op draadbreuk kleiner geworden. (…)

Het is op de 'Bilberg' mogelijk om een drukvat op de cilinder aan te sluiten. Afhankelijk van het luchtvolume ontstaat dan een gasveer met een bepaalde stijfheid. In feite komen dan 3 veren in serie te staan namelijk de gasveer, de draad en de spud. In figuur 3.6 is dit weergegeven.

2.10.

Tot de stand van de techniek behoort voorts een voordracht gehouden tijdens het Wereld Bagger Congres WODCON XVII in Hamburg, Duitsland, gehouden tussen 27 september 2004 en 1 oktober 2004 door J.L. van Overhagen, M. Boor, A. Klik en H.M. Kramers: “On the conceptual design of large Cutter Suction Dredgers; Considerations for making choices”, (hierna: WODCON). Op pagina 10 wordt onder het kopje Limiting Forces by flexibility opgemerkt:

“(…) Flexibility can also be introduced within the spud carriage construction. An example of such a solution is used on the CSD Ursa (former Bilberg I). On the Ursa flexibility in longitudinal direction is provided by a spud carriage support system of crossed wires and sheaves. A new development is that these wires can be tensioned/adjusted hydraulically. Because of the hydraulic tensioners the system can now act as a (peak) load limiter. When using special wires the (undesired) elasticity of the wires themselves can be minimised

3 Het geschil

3.1.

Boskalis vordert – samengevat en na wijziging van eis – vernietiging van het Nederlandse deel van EP 849, met veroordeling van Dredging in de proceskosten.

3.2.

Zij voert daartoe het volgende aan.

Toegevoegde materie

3.2.1.

Conclusie 1 van EP 849 B2 bevat ongeoorloofde toegevoegde materie in de zin van artikel 75 (1) sub c ROW3 en artikel 123 (2) EOV4, omdat sprake is van een zogenaamde intermediate generalisation. Conclusie 1 zoals uiteindelijk in stand gebleven, komt overeen met conclusie 1 tot en met 3 uit de aanvrage, aangevuld met een passage die is terug te vinden onder paragraaf [0008] van de beschrijving (vgl. 2.3). In paragraaf [0008] is een preferred embodiment beschreven. De geclaimde uitvinding is thans beperkt tot dit uitvoeringsvoorbeeld. Daarbij zijn echter verschillende kenmerken van de preferred embodiment, die wel in de beschrijving van de aanvrage staan, weggelaten. Het gaat daarbij, aldus Boskalis, in de eerste plaats om de volgende drie passages genoemd in paragraaf [0008]:

i. “connected to the bottom side of the hydraulic cylinder” (r. 12-14);

ii. “main cylinder” (r.18) (dit is in de nieuwe conclusie veranderd in “hydraulic cylinder”);

iii. de functionele kenmerken van de beweerde uitvinding (r. 20-27):

“If the force on the spud point is acting in forward direction, the rotation will then be such that the spud point moves forward relative to the vessel, which results in a sharp fall in the force on the spud point. As soon as the force on the spud point becomes smaller than the maximum value, the piston moves outward again under the influence of the accumulator pressure.”.

3.2.2.

Daarnaast stelt Boskalis dat de uitvinding alleen nawerkbaar is beschreven voor draden als ‘spring means’, zodat het weglaten, althans niet toevoegen, van dat beperkende kenmerk in feite een toevoeging van materie vormt (‘weggelaten kenmerk’ iv). Uit paragrafen [0024] en [0025] van de beschrijving, in samenhang met figuur 5, zijn, aldus Boskalis, nog vijf kenmerken v t/m ix van het hydraulische systeem af te leiden, te weten:

v. elk van de twee draden wordt op spanning gehouden door een hydraulische cilinder (paragraaf [0024], r. 12-14);

vi. elk van de hydraulische cilinders is verbonden met veerkrachtbegrenzers (paragraaf [0025], r. 30-33);

vii. deze veerkrachtbegrenzers bevatten elk een piston accumulator (paragraaf [0025], r. 33-35);

viii. accumulator 56 (paragraaf [0025], r. 35-38);

ix. element ‘57’ (figuur 5).

Deze kenmerken zijn eveneens ten onrechte weggelaten, zodat ook ten aanzien van deze kenmerken sprake is van ongeoorloofde toegevoegde materie door intermediate generalisation.

Uitbreiding beschermingsomvang

3.2.3.

Het octrooi moet ook worden vernietigd, zo stelt Boskalis, omdat de beschermingsomvang van (conclusie 1 van) het octrooi na verlening is uitgebreid (artikel 75 (1) sub d ROW en artikel 123 (3) EOV). Boskalis stoelt deze stelling op twee pijlers. In de eerste plaats voert zij aan dat het weglaten van de in het kader van toegevoegde materie genoemde kenmerken (i) t/m (ix) leidt tot ongeoorloofde uitbreiding van de beschermingsomvang. Het tweede argument ziet op de laatste zinsnede van conclusie 1 van EP 849 B1. Boskalis stelt dat de term ‘limiting’ in die zinsnede beperkt moet worden uitgelegd, en wel zo dat de kracht na het bereiken van het maximum niet verder toeneemt, zodat in feite sprake is van een absolute beperking van de kracht tot het maximum. Ter onderbouwing verwijst zij, voor zover hier van belang, naar figuur 4, rechter gedeelte (range 2), van het octrooi en naar de oorspronkelijke beschrijving (paragraaf [0024], r. 24-26, waarin naar figuur 4 wordt verwezen):

In range 1 the wire behaves elastically, while in range 2 the wire tension limiting means ensures that the wire does not stretch further.” (onderstreping rechtbank), alsmede naar de uitleg die de TKB, tijdens de mondelinge behandeling van 23 juni 2015, aan dit begrip gaf:

“(…) the construction of claim 1 of the main request [die overeenkomt met conclusie 1 van de B1 tekst, rechtbank], more specifically the understanding of the feature “spring force limiting means” (…) on the wording of the claim, the expression meant that the tension in the spring is prevented from exceeding a maximum value.” Doordat in de nieuwe conclusie 1 (B2 tekst) aan het slot “(…) and the spring force increases only slowly (…)” is toegevoegd, heeft de term ‘limiting’ daar een ruimere betekenis. De geclaimde bescherming wordt daarmee uitgebreid tot inrichtingen waarbij na het bereiken van het maximum, nog een langzame toename van de kracht optreedt. Dit is een ongeoorloofde uitbreiding van de beschermingsomvang na verlening.

Niet inventief

3.2.4.

Tot slot dient het Nederlandse deel van EP 849 volgens Boskalis te worden vernietigd omdat het niet inventief is. Dekker moet worden aangemerkt als de meest nabije stand van de techniek; alle deelkenmerken van conclusie 1 van EP 849 B2 worden daarin geopenbaard met uitzondering van deelkenmerk 3 (zie voor de indeling in deelkenmerken 4.29 hierna). Echter, wanneer de rechtbank Dredging mocht volgen in haar betoog dat deelkenmerken 1e, 1f en 2 evenmin ondubbelzinnig in Dekker worden geopenbaard, moet mede worden uitgegaan van de URSA als meest nabije stand van de techniek. De URSA is openbaar voorgebruikt door Boskalis en openbaart de deelkenmerken 1a t/m f en 2 (eveneens).

3.2.5.

Uitgaande van de meest nabije stand van de techniek is het enige verschil tussen het octrooi en Dekker de toevoeging van een cilinder met vrije zuiger 51 tussen de hydraulische cilinder 32 en de accumulator 52, die samen met accumulator 52 een veerkrachtbegrenzer 50 zou vormen. In Dekker was immers al een accumulator (zonder cilinder met vrije zuiger) gekoppeld aan de hydraulische cilinder, en accumulatoren 55 en 56 en element 57 in figuur 5 van het octrooi spelen geen rol in conclusie 1 van het octrooi. Dit verschil van de cilinder met vrije zuiger heeft echter geen toegevoegde waarde in technische zin ten opzichte van Dekker.

3.2.6.

In Dekker zijn verder ook veerkrachtbegrenzers geopenbaard. Ten eerste is de overstort aan te merken als een veerkrachtbegrenzer die in werking treedt bij het bereiken van een maximum, te weten de overdruk. Ten tweede is ook het toegevoegde drukvat in Dekker aan te merken als een veerkrachtbegrenzer; ook deze treedt pas in werking vanaf een maximum (de Fpre-tens), waarna de kracht slechts langzaam toeneemt; hoe steil die toename is, hangt af van de voor de grafiek te kiezen schalen. Figuur 3.6 van Dekker geeft derhalve hetzelfde weer als figuur 4 van EP 849. Deze figuren moeten in feite als volgt worden weergegeven (links het octrooi en rechts Dekker), waarbij duidelijk is dat deze hetzelfde zijn:

3.2.7.

Wanneer, in navolging van de TKB, het vergroten van de werkbaarheid van de CSD bij deining en hoge golven, als objectief technisch probleem moet worden genomen, is het zoeken van een oplossing daarvoor in de hydrauliek voor de hand liggend. Zeker nu Dekker pointers bevat in de richting van de hydrauliek en het gebruik van een accumulator als veer beschrijft, hetgeen moet worden aangemerkt als een veerkrachtbegrenzer in de zogenaamde flex mode.

3.2.8.

De wenselijkheid van het gebruik van hydraulische accumulatoren was ook

anderszins voor de prioriteitsdatum bekend in de branche, zoals volgt uit WODCON. In die voordracht wordt besproken dat het kruisdradensysteem kan worden voorzien van een hydraulische krachtbegrenzer (peak load limiter), die ook dezelfde functie heeft als de veerkrachtbegrenzer van kenmerk 3 van conclusie 1 van het octrooi.

3.2.9.

Conclusies 2-8 zijn evenmin inventief.

3.3.

Dredging voert verweer. Zij voert aan dat geen sprake is van ongeoorloofde toegevoegde materie, noch van uitbreiding van de beschermingsomvang van het octrooi na verlening. Voorts betoogt zij dat conclusie 1 van het octrooi wel degelijk inventief is.

3.4.

Dredging voert verder aan dat zij ongeacht de uitkomst van de onderhavige procedure aanspraak kan maken op vergoeding van de door Boskalis veroorzaakte nodeloos gemaakte volledige proceskosten van vóór de beslissing van de TKB, (primair) op grond van artikel 237 lid 1 Rv5, (subsidiair) wegens misbruik van procesrecht en (meer subsidiair) op grond van onrechtmatige daad, nu Boskalis de oppositieprocedure bij het EOB had behoren af te wachten voor deze procedure te entameren. Het gaat Dredging om de kosten die zij heeft gemaakt voorafgaand aan de akte tot eisvermindering, ter hoogte van

€ 58.921,69.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing