Home

Rechtbank Den Haag, 24-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5598, 09-994534-15

Rechtbank Den Haag, 24-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5598, 09-994534-15

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
24 mei 2017
Datum publicatie
24 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:5598
Zaaknummer
09-994534-15

Inhoudsindicatie

vrijspraak jacht houtsnippen

Uitspraak

Strafrecht

Meervoudige economische kamer

Parketnummer: 09/994534-15

Datum uitspraak: 24 mei 2017

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in economische strafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de economische politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats] ,

[adres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van de economische politierechter van 28 juli 2016 en (na verwijzing naar) de meervoudige strafkamer van 12 mei 2017 (inhoudelijke behandeling).

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Plantenga en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Rolde, en door verdachte naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, al dan niet opzettelijk drie, althans één of meer houtsnip(pen), althans dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort heeft gedood en/of verwond en/of te gevangen en/of bemachtigd en/of met het oog daarop heeft opgespoord.

3 Vrijspraak

3.1

Inleiding

Op 30 januari 2015 heeft op het landgoed Duivenvoorde te Voorschoten een jachtpartij plaatsgevonden in aanwezigheid van onder andere verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Tijdens deze jachtpartij was ook aanwezig op het landgoed de [getuige] (vogelaar). [getuige] heeft verklaard dat toen hij ter plaatse was om vogels te fotograferen, hij knallen hoorde en zag dat er jagers in het aangrenzende weiland liepen. Direct na het horen van schoten, zag [getuige] houtsnippen opvliegen. Vervolgens hoorde hij nog meerdere schoten en zag hij dat er door de jagers werd gericht op de opvliegende houtsnippen. Een houtsnip fladderde daarop in zijn richting en kwam voor [getuige] in een sloot terecht. Verdachte heeft een gewonde houtsnip uit het water gehaald die vervolgens in zijn handen is doodgegaan, waarna hij de vogel heeft achtergelaten in het bos. [getuige] heeft de door hem gemaakte foto’s van het incident op zijn website geplaatst, waarna de heer [betrokkene] , lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal namens de Partij voor de Dieren, aangifte heeft gedaan van het jagen op en het doden van (een) (beschermde) houtsnip(pen).

Verdachte ontkent het ten laste gelegde feit.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar op schrift gesteld requisitoir, gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft, overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, bepleit dat – wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs – vrijspraak dient te volgen van het tenlastegelegde feit.

3.4

De beoordeling van de tenlastelegging

Verdachte en zijn medeverdachten hebben ter zitting met klem ontkend op houtsnippen te hebben gejaagd. Ze kennen het terrein goed en weten uit ervaring dat er niet gejaagd mag worden op houtsnippen. Vaststaat dat er op de betreffende dag en plaats door verdachte en zijn medeverdachten is gejaagd. Als vaststaand kan ook worden aangenomen dat er die dag in het bijzijn van [getuige] een houtsnip uit het water is gehaald die kort daarop in de handen van verdachte is dood gegaan. Op grond van het aanwezige bewijsmateriaal kan echter onvoldoende wettig en overtuigend worden bewezen dat de vogel door schoten is doodgegaan zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of het de verdachte is geweest die al dan niet in vereniging op de houtsnip heeft gejaagd. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

4 De beslissing