Home

Rechtbank Den Haag, 22-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5499, 09/827746-16

Rechtbank Den Haag, 22-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5499, 09/827746-16

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
22 mei 2017
Datum publicatie
23 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:5499
Zaaknummer
09/827746-16

Inhoudsindicatie

Gevangenisstraf voor afpersing

Qua duur is de op te leggen gevangenisstraf wellicht zwaarder dan in soortgelijke gevallen doorgaans wordt opgelegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier is gebleken dat de verdachte door zijn drugsverslaving niet alleen zijn eigen leven lijkt te verwoesten, maar dat hij tevens zijn ouders op zijn destructieve pad meesleurt. De drugsverslaving van de verdachte heeft al jaren een zeer grote impact op het psychisch welbevinden van zijn ouders, die zich geen raad meer weten met de situatie rondom hun zoon.

Het handelen van de verdachte, door op stelselmatige wijze zijn ouders te benaderen teneinde geldbedragen te verkrijgen, al of niet onder dreiging van geweld, vertoont kenmerken van belaging. Ter terechtzitting gaf de verdachte geen blijk in te zien hoe zeer hij zijn ouders belast. Hoewel de verdachte door zijn langdurige verslaving zijn handelen niet volledig meer kan overzien, rekent de rechtbank de verdachte dit zwaar aan.

Uitspraak

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 09/827746-16

Datum uitspraak: 22 mei 2017

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd in de [inrichting] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 februari 2017 (pro forma) en 8 mei 2017 (inhoudelijk).

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. R. Funke Küpper en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte

mr. S.P. Koerselman, advocaat te Zoetermeer, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 07 november 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door

geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte

van 20 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of

anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld

bestond(en) uit het sturen van een/meerdere sms bericht(en) met daarin onder

andere de volgende tekst: "Ik ga je een ding vertelen dit is geen grap maar

wat ik dalijk ga doen ook niet en dan is er niet meer van deze jomgen of ver"

en/of "Ik ga een mes in me zelf steeken als jij geen gekd geef" en/of "Ik heb

nu geld nodig of ik ga iemand dood maaken ik zweer je" althans woorden van

dezelfde (dreigende) aard en/of strekking.

3 Bewijsoverwegingen

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard.

3.3

De beoordeling van de tenlastelegging

De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu verdachte dit feit heeft bekend. Voorts heeft hij nadien niet anders verklaard en er is geen vrijspraak bepleit.

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van

8 mei 2017;

- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , nr. PL1500-2016311003-1, d.d. 8 november 2016 (blz. 15-17).

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat:

hij op 07 november 2016 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte

van 20 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke bedreiging met geweld

bestond uit het sturen van meerdere sms berichten met daarin onder

andere de volgende tekst: "Ik ga je een ding vertelen dit is geen grap maar

wat ik dalijk ga doen ook niet en dan is er niet meer van deze jomgen of ver"

en "Ik ga een mes in me zelf steeken als jij geen gekd geef" en "Ik heb

nu geld nodig of ik ga iemand dood maaken ik zweer je".

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5 De strafbaarheid van de verdachte

6 De strafoplegging

7 De toepasselijke wetsartikelen

8 De beslissing