Home

Rechtbank Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5328, C/09/516869 / HA ZA 16-993

Rechtbank Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5328, C/09/516869 / HA ZA 16-993

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
17 mei 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:5328
Zaaknummer
C/09/516869 / HA ZA 16-993

Inhoudsindicatie

Verdeling samenwoners met partneralimentatie. Hetgeen vrouw heeft aangevoerd over partijjbedoeling is onvoldoende om vrouw te laten meedelen in overwaarde van op naam van de man staande woning

Uitspraak

vonnis

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/516869 / HA ZA 16-993

Vonnis van 17 mei 2017

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiseres,

advocaat mr. J. Mulder te Rotterdam,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. J.G. Pherai te Den Haag.

Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 11 augustus 2016, met producties;

-

de conclusie van antwoord, met producties;

-

het tussenvonnis van 9 november 2016 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;

-

het proces-verbaal van comparitie van 27 februari 2017 en de daarin genoemde stukken;

-

de bij B-formulier van 3 maart 2017 overgelegde stukken van de zijde van de man.

1.2.

Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun commentaar op de verslaglegging kenbaar te maken. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1.3.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren ( [A] en [B] ).

2.2.

Vanaf 2 oktober 2000 hebben partijen met elkaar samengewoond in de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Deze woning was op dat moment reeds eigendom van de man en staat nog altijd alleen op diens naam. Op de woning rust een hypothecaire geldlening die sinds 22 mei 2006 op naam van beide partijen staat.

2.3.

Op 28 november 2013 hebben partijen ten overstaan van notaris [de notaris] (hierna: de notaris) een samenlevingsovereenkomst met elkaar gesloten. Het concept van deze overeenkomst dateert van 8 november 2013.

2.4.

Bij brief van 13 november 2013 heeft de notaris partijen, voor zover hier van belang, het volgende bericht:

“Zoals reeds aan U meegedeeld staat de woning aan de [adres] te [plaats] alleen op naam van de heer [de man] .

(…)

U heeft aangegeven dat er destijds een vergissing is gemaakt en dat het de bedoeling was dat de woning aan U beiden voor de onverdeelde helft in eigendom zou moeten toebehoren.

U heeft mij gevraagd om dat te herstellen.

De enige manier om dat te doen is dat mijnheer de halve woning verkoopt en levert aan mevrouw.

In die akte zal ik dan moeten constateren dat de woning reeds in economische zin in eigendom toebehoort aan mevrouw, zodat mevrouw geen toegift hoeft te betalen.”

2.5.

In de definitieve versie van de samenlevingsovereenkomst, die inhoudelijk gelijkluidend is aan het concept, is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

A. DOEL

Artikel 1

(…)

De verschenen personen beschouwen deze regeling mede als voldoening aan een dringende verplichting van moraal en fatsoen.

Zij komen overeen deze natuurlijke verbintenis hierbij om te zetten in een rechtens afdwingbare.

(…)

C. GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING

Artikel 3

(…)

2. De verschenen personen verplichten zich maandelijks naar evenredigheid van hun inkomen als bedoeld in het hierna onder ‘Inkomen’ bepaalde - zo nodig door schatting vast te stellen - bij te dragen aan de gemeenschappelijke rekening en/of kas, zodanig dat daar mede de kosten van de gewone gang van de huishouding kunnen worden bestreden.

(…)

D. INKOMEN

Artikel 4

1. In deze overeenkomst wordt onder inkomen verstaan:

het besteedbaar arbeidsinkomen, verkregen uit arbeid (daaronder mede begrepen winst uit onderneming en resultaat uit een werkzaamheid) en/of arbeidsinkomen vervangende uitkeringen, na betaling van belastingen, premies sociale verzekeringen en de kosten die redelijkerwijs voor de verwerving van het inkomen moeten worden gemaakt.

(…)

E. KOSTEN VAN DE HUISHOUDING

Artikel 5

1. Tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden in voorkomende gevallen onder meer gerekend:

  1. de kosten van het dagelijks levensonderhoud;

  2. de water- en energiekosten betreffende de door de verschenen personen tezamen bewoonde woning;

  3. de kosten van de aanschaf van inboedelgoederen en andere voor de gemeenschappelijke huishouding bestemde goederen, tenzij het goederen betreft die aan een van de verschenen personen in privé gaan toebehoren;

  4. e huurtermijnen betreffende de door de verschenen personen tezamen bewoonde woning;

  5. de kosten van gebruikelijke verzekeringen met inbegrip van de premie voor een eventuele ziektekostenverzekering;

  6. de kosten van gezamenlijke vakanties;

  7. de kosten van medische verzorging;

  8. de kosten van alle gewone lasten en herstellingen, de zakelijke belastingen en de premie voor de opstalverzekering, verband houdende met een aan de verschenen personen in gemeenschappelijk eigendom toebehorende woning of aan de verschenen personen in gemeenschappelijk eigendom toebehorende zaken aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding.

(…)

3. Indien ter financiering van de door de verschenen personen gezamenlijk te bewonen woning en van zaken aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding een geldlening is aangegaan, zal de rente tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden gerekend.

(…)

4. Indien de in lid 3 bedoelde zaken, aangeschaft voor de gezamenlijke huishouding, gemeenschappelijk eigendom zijn van de verschenen personen, dienen de aflossingen door de verschenen personen te worden gedragen in de verhouding waarin zij tot die zaken zijn gerechtigd. Voorts dienen de met deze gemeenschappelijke zaken verband houdende kosten van buitengewone herstellingen, in deze verhouding te worden gedragen.

5. De verschenen persoon die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen aan de in de leden 3 en 4 bedoelde kosten en aflossingen dan zou voortvloeien uit zijn of haar draagplicht, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere verschenen persoon.

Het recht het aldus teveel bijgedragene terug te vorderen vervalt met betrekking tot de in dit artikel bedoelde kosten één jaar nadat het kalenderjaar is verstreken waarin de desbetreffende vordering is ontstaan.

(…)

H. (ANDERE) GEMEENSCHAPPELIJKE GOEDEREN

Artikel 8

(…)

3. Indien de verschenen personen een gemeenschappelijke bank- en/of girorekening en/of gemeenschappelijke kas hebben op beider naam, komt het saldo op deze rekening en/of kas hen gezamenlijk toe, ieder voor de onverdeelde helft.

(…)

J. WONING IN EIGENDOM

Artikel 10

(…)

6. Indien de door de verschenen personen gezamenlijk te bewonen woning aan één van de verschenen personen in eigendom toebehoort, komt de contante waarde van het spaardeel van de levensverzekering die is toe te rekenen aan de tijdens de samenwoning van de verschenen personen opgebouwde waarde aan ieder van hen toe, voor het breukdeel dat correspondeert met het deel waarin in die periode ieder heeft bijgedragen in de premies van het spaardeel van de levensverzekering, tenzij zij schriftelijk iets anders overeenkomen.

(…)

L. EINDE OVEREENKOMST

Artikel 12

1. Deze overeenkomst eindigt:

  1. door een notarieel vastgelegde overeenkomst tot ontbinding;

  2. door een opzegging door een van de verschenen personen op het tijdstip tegen welke de opzegging is gedaan. De opzegging dient schriftelijk aan de wederpartij te geschieden. (…)

(…)

N. VERREKENING VAN GESPAARDE INKOMSTEN

Artikel 14

1. De verschenen personen verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen overblijft van hun inkomen in de zin van het bepaalde in het hiervoor vermelde artikel ‘Inkomen’, na aftrek van hetgeen daarvoor is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, onderling te verrekenen in die zin, dat de verschenen persoon wiens resterende inkomen groter is dan dat van de andere verschenen persoon vijftig procent (50%) van het verschil tussen beide resterende inkomens aan de andere verschenen persoon uitkeert.

(…)

4. Het onderhavige periodiek verrekenbeding zal nimmer kunnen worden omgezet in een finaal verrekenbeding. Ook het resultaat van de niet nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit dit periodiek verrekenbeding zal nimmer als een finaal verrekenbeding kunnen worden geïnterpreteerd.

(…)

6. Het recht tot het vorderen van de verrekening vervalt indien deze niet heeft plaatsgehad of schriftelijk is gevorderd binnen één jaren na het einde van deze overeenkomst.

(…)

P. ALIMENTATIE

Artikel 16

Indien de overeenkomst eindigt door een van de oorzaken in het hiervoor onder ‘Einde overeenkomst’ in lid 1 onder a, b of e bepaalde, komen de verschenen personen als volgt overeen:

1. De verschenen personen komen overeen dat zij elkaar ook na het einde van deze overeenkomst zullen onderhouden, in die zin dat degene die niet voldoende inkomsten tot levensonderhoud heeft, noch in redelijkheid kan verwerven, deze persoon hierna ook te noemen: alimentatiegerechtigde, van de andere verschenen persoon, deze andere persoon hierna ook te noemen: alimentatieplichtige, een uitkering tot levensonderhoud kan verlangen, op voorwaarde dat de draagkracht van de alimentatieplichtige dit toelaat. Voor de vaststelling van de omvang van het bedrag, hierna te noemen: alimentatiebedrag, dat de alimentatieplichtige aan de alimentatiegerechtigde maandelijks verschuldigd zal zijn, zal aansluiting worden gezocht bij het Rapport alimentatienormen (Tremarapport) alsmede bij de wettelijke alimentatieregeling inhoudende dat bij de bepaling van het alimentatiebedrag enerzijds rekening wordt gehouden met de behoeften van de alimentatiegerechtigde en anderzijds met de draagkracht van de alimentatieplichtige.

(…)

3. De alimentatieplichtige zal het maandelijks verschuldigde alimentatiebedrag telkens bij vooruitbetaling betalen en in beginsel gedurende een periode welke gelijk is aan de duur van de samenleving tussen de verschenen personen, met een maximum van twaalf jaar.”

2.6.

Bij brief van 30 juli 2015 heeft de vrouw de man laten weten dat zij de samenlevingsovereenkomst ontbindt.

2.7.

De vrouw heeft de man bij brief van 21 september 2015 een voorstel gedaan om de gevolgen van het verbreken van de samenleving te regelen.

2.8.

Bij beschikking van 16 maart 2016 van de rechtbank Rotterdam is, voor zover hier van belang, een door de man te betalen kinderalimentatie van € 301,50 per maand per kind vastgesteld.

3 Het geschil

3.1.

De vrouw vordert na eisvermindering – samengevat en naar de rechtbank begrijpt – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. te bepalen dat de man met ingang van 1 oktober 2015 dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 618,-- bruto per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;

  2. de man te veroordelen om ter zake de afwikkeling van de samenlevingsovereenkomst aan de vrouw te voldoen (a) een bedrag van € 32.234,-- ten aanzien van de overwaarde van de woning, (b) een bedrag van € 10.877,43 ten aanzien van de polissen, althans – subsidiair – een bedrag van € 9.478,58 ten aanzien van de kosten van de huishouding, en (c) een bedrag van € 1.500,-- ten aanzien van de inboedel, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente;

  3. de man te veroordelen om de vrouw uiterlijk binnen drie maanden na het te wijzen vonnis te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening;

  4. te bepalen dat, indien de man niet aan het hiervoor onder 3. gevorderde voldoet, de woning met behulp van een door de rechtbank aan te wijzen makelaar dient te worden verkocht aan een derde, waarbij (a) de man zijn volledige medewerking zal dienen te verlenen aan de verkoop en een verkoopopdracht aan de makelaar zal dienen te verstrekken, (b) partijen met een op de woning uitgebracht bod dienen in te stemmen, indien de makelaar oordeelt dat dit bod redelijk is en het bod in elk geval 90% van de door de makelaar getaxeerde waarde bedraagt, (c) partijen de makelaarskosten ieder bij helfte dienen te dragen en (c) de overwaarde/restschuld van de woning tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld/gedragen;

  5. de man te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

De man voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing