Home

Rechtbank Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5325, C/09/521760 / HA ZA 16-1287

Rechtbank Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5325, C/09/521760 / HA ZA 16-1287

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
17 mei 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:5325
Zaaknummer
C/09/521760 / HA ZA 16-1287

Inhoudsindicatie

Verzet. Overheidsaansprakelijkheid. Is de Staat aansprakelijk op grond van artikel 3:270 lid 6 BW voor het handelen van de notaris bij de executoriale verkoop van een woning? Daarnaast vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst op grond van artikel 3:44 BW. Beroep op verjaring.

Uitspraak

vonnis

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/521760 / HA ZA 16-1287

Vonnis in verzet van 17 mei 2017

in de zaak van

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid & Justitie),

zetelend te Den Haag,

opposant,

advocaat mr. M. Dijkstra te Den Haag.

tegen

[geopposeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geopposeerde,

zonder advocaat,

Partijen zullen hierna de Staat en [geopposeerde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit het vonnis in incident van 7 november 2016, waarbij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt is verwezen naar het team handel van deze rechtbank en de daarin genoemde stukken.

1.2.

Er heeft zich geen advocaat voor [geopposeerde] gesteld. Op de rolzitting van 15 februari 2017 is een akte niet-dienen verleend.

1.3.

Ten slotte is een datum voor het wijzen vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 12 april 1996 zijn [geopposeerde] en [A] (hierna: [A] ) in het huwelijk getreden op huwelijkse voorwaarden, welke voorwaarden zijn vastgelegd bij notariële akte van 11 april 1996.

2.2.

Bij notariële akte van 13 juni 2000 hebben [geopposeerde] en [A] aan de Rabo hypotheekbank N.V. en de Coöperatieve Rabobank De Ronde Venen U.A. (hierna gezamenlijk: de Rabobank) een recht van hypotheek tot een bedrag van NLG 3.375.000 verleend op onder meer het (winkel)pand met ondergrond, parkeerterrein, erf en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [… 1] , nummer [… 2] , groot elf are zeven en zeventig centiare (hierna: [adres 1] ). Het hypotheekrecht strekte tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de Rabobank van [X] B.V., [geopposeerde] en [A] , zowel tezamen als ieder afzonderlijk, te vorderen mocht hebben.

2.3.

Bij notariële akte van 2 september 2002 heeft [geopposeerde] zijn woning aan de [adres 2] te [plaats 2] verkocht en geleverd aan een derde voor

een koopprijs van € 420.000.

2.4.

Bij brief van 29 juni 2004 heeft de Rabobank aan [geopposeerde] onder meer meegedeeld dat laatstgenoemde langdurig niet meer aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen heeft voldaan, dat de Rabobank de aan [geopposeerde] verstrekte financiering heeft opgezegd en dat de Rabobank de notaris heeft verzocht over te gaan tot executoriale verkoop van [adres 1] .

2.5.

Op 11 augustus 2004 heeft [geopposeerde] aangifte gedaan bij de politie van strafbare feiten die zouden zijn gepleegd door de Rabobank. Hierbij heeft [geopposeerde] onder meer het volgende verklaard:

“Ik heb met diverse personen contacten gehad bij de Rabobank. Ik werd van het kastje naar de muur gestuurd, niemand wil mij helpen dit probleem op te lossen. In mijn opinie wordt er bij de Rabobank voor een bedrag van 175.000 EURO teveel aan leningen op mijn naam geregistreerd, waardoor ik in de opinie van Rabobank mijn huis aan de [adres 1] in [plaats] niet meer kan betalen. De Rabobank wil nu mijn huis gaan verkopen middels een gedwongen veiling. Dit vind ik onaanvaardbaar.”

2.6.

In opdracht van de Rabobank heeft notaris mr. [de notaris] (hierna: de notaris) [adres 1] op 17 augustus 2004 geveild. Het pand is verkocht voor een bedrag van

€ 325.500.

3 Het geschil

3.1.

Overeenkomstig de vordering van [geopposeerde] is de Staat bij verstek bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 31 mei 2016 veroordeeld:

I op grond van artikel 3:270 lid 6 BW alsnog zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de nalatigheid van de notaris voor het niet rechercheren bij de executoriale verkoop van [adres 1] ;

II het woonrecht van [adres 1] aan [geopposeerde] terug te bezorgen;

III in de kosten van de procedure.

3.2.

De Staat verzet zich tegen dit verstekvonnis.

3.3.

Bij conclusie van antwoord in oppositie heeft [geopposeerde] zijn vordering aldus gewijzigd dat de Staat wordt veroordeeld:

I om op grond van artikel 3:270 BW, althans op grond van artikel 3:44 jo. 3:53 BW, aan [geopposeerde] het woonrecht terug te bezorgen van het pand, zoals het was voor de ontruiming van 21 oktober 2004;

II tot betaling van een dwangsom aan [geopposeerde] van € 1.500 per maand indien de Staat niet binnen 30 dagen na dagtekening van het vonnis aan de veroordeling onder I voldoet;

III in de kosten van de procedure.

3.4.

De Staat voert gemotiveerd verweer tegen de gewijzigde vordering.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing