Home

Rechtbank Den Haag, 08-02-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4890, 5568273 EJ VERZ 16-87870

Rechtbank Den Haag, 08-02-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4890, 5568273 EJ VERZ 16-87870

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 februari 2017
Datum publicatie
19 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:4890
Zaaknummer
5568273 EJ VERZ 16-87870

Inhoudsindicatie

VWO school verzoekt om ontbinding arbeidsovereenkomst leerkracht op grond van ernstig verwijtbaar handelen leerkracht en subsidiair verstoorde verhoudingen. Verzoek op eerste grond toegewezen. Leerkracht is volgens kantonrechter zonder redelijke grond haar re-integratieverplichtingen niet nagekomen. Bij verschil van mening UWV in kader van second opinion en behandelend psychiater mag leerkracht niet zonder meer op advies van behandelend arts afgaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden

EJM

Rep.nr.: 5568273 EJ VERZ 16-87870

Datum: 8 februari 2017

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

de stichting Stichting Fioretti Teylingen,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Voorhout,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. L.M.E. Dietvorst-Janssen,

tegen

[verweerster] ,

wonende te Amstelveen,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. V.S.M. Sturkenboom.

Partijen worden aangeduid als “Fioretti” en “ [verweerster] ”.

1. Het procesverloop

1.1. Fioretti heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft verweer gevoerd en tegenverzoeken gedaan.

1.2. Op 22 december 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Ter zitting zijn door de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. [verweerster] heeft medische stukken in het geding gebracht, op voorwaarde dat alleen de kantonrechter en de gemachtigde van Fioretti en eventueel de bedrijfsarts hiervan kennis nemen. Deze voorwaarde is door Fioretti geaccepteerd. De zaak is vervolgens aangehouden tot 11 januari 2017 voor uitlating partijen. Van beide partijen is bericht ontvangen. Ter zitting was al bepaald dat vervolgens op 8 februari 2017 een beschikking zal worden gegeven.

2. De feiten

2.1. Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken gaat de kantonrechter van het volgende uit.

2.2. Fioretti is een onderwijsinstelling en heeft vijf locaties, te weten het Fioretti College Lisse, het Fioretti College Hillegom, het Teylingen College Duinzigt, het Teylingen College KTS en het Teylingen College Leeuwenhorst.

2.3. [verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 augustus 2010 als docente Duits in dienst getreden. Zij is werkzaam geweest op het Fioretti College Lisse. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 3.711,20 bij een aanstelling met een werktijdfactor van 0,8. De cao voor het voortgezet onderwijs is van toepassing.

2.4. [verweerster] heeft zich op 2 februari 2016 na afloop van een sectievergadering ziek gemeld. Uit de door partijen overgelegde stukken is op te maken dat binnen de sectie al langere tijd problemen in de onderlinge samenwerking bestonden. [verweerster] heeft aangegeven het gevoel te hebben dat zij door collega’s wordt gepest. Een illustratie daarvan is onder meer dat zij niet de agenda voor het overleg op 2 februari 2016 heeft ontvangen.

2.5. Via de e-mail zijn er vervolgens enige contacten tussen Fioretti en [verweerster] . De bedrijfsarts concludeert op 9 februari 2016 dat [verweerster] met de huidige beperkingen niet in staat is haar lesgevende taken uit te voeren. Hij adviseert om na de voorjaarsvakantie met elkaar in gesprek te gaan.

2.6. Op 1 maart 2016 concludeert de bedrijfsarts, na opnieuw spreekuurcontact met [verweerster] gehad te hebben, dat zij nog niet in staat is haar werkzaamheden te hervatten. Hij beveelt aan dat Fioretti en [verweerster] met elkaar in gesprek gaan over de problemen in de sectie.

2.7. Fioretti heeft vervolgens enkele pogingen gedaan om met [verweerster] een afspraak te maken voor een gesprek. Het gesprek vindt plaats op 21 maart 2016. Aan dit gesprek wordt deelgenomen door [verweerster] en haar echtgenoot enerzijds en de rector en conrector van Fioretti anderzijds. In dit gesprek zijn de problemen binnen de sectie aan de orde geweest. [verweerster] heeft onder meer naar voren gebracht dat zij meent door collega’s te worden gepest. Van de zijde van Fioretti wordt ter ondersteuning van [verweerster] coaching aangeboden.

2.8. Op 29 maart 2016 vindt een volgend spreekuurcontact met de bedrijfsarts plaats. De bedrijfsarts constateert dat er wel gesproken is maar dat er nog geen oplossing voor de problemen is gevonden. Hij beveelt aan om het proces door een onafhankelijk deskundige te laten begeleiden.

2.9. Fioretti heeft daarna enkele pogingen gedaan om met [verweerster] een gesprek te voeren, maar een afspraak hierover is niet tot stand gekomen.

2.10. Op 10 mei en 18 mei 2016 vinden met respectievelijk Fioretti en [verweerster] intakegesprekken plaats met een beoogd mediator. Deze mediator laat op 23 mei 2016 weten het mediationtraject bij gebreke van een ondertekende mediationovereenkomst te staken. Het staat vast dat [verweerster] weigert in te stemmen met de geheimhoudingsclausule. Daarnaast voert zij aan weinig vertrouwen te hebben in de mediator omdat deze volgens een haar een ongebruikelijke slotvraag bij het intakegesprek stelde.

2.11. Na een volgend spreekuurcontact met de bedrijfsarts op 3 juni 2016 concludeert deze dat de beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren nog onveranderd aanwezig zijn en dat er een relatie is met het werk. Hij stelt voorts vast dat er geen overeenstemming over mediation is bereikt en er sprake is van een conflict. Opnieuw wordt Fioretti geadviseerd met [verweerster] in gesprek te gaan. In deze zin wordt ook de probleemanalyse opgesteld.

2.12. Op 7 juni 2016 heeft een gesprek tussen Fioretti en [verweerster] plaatsgevonden. Aan de zijde van Fioretti waren daarbij aanwezig de rector, een medewerker van P&O en de gemachtigde. Naast [verweerster] was ook haar echtgenoot aanwezig. Er is onder meer gesproken over de re-integratie en de opstelling van [verweerster] ten aanzien van het niet akkoord gaan met de geheimhoudingsclausule bij mediation. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Fioretti [verweerster] op dezelfde dag een e-mailbericht gestuurd met als bijlage een concept Plan van aanpak WIA. [verweerster] wordt gevraagd dit Plan van aanpak uiterlijk 10 juni 2016 ondertekend te retourneren, nadat dit verzoek in het gesprek ook aan de orde was geweest.

2.13. [verweerster] laat na het Plan van aanpak binnen de door Fioretti gestelde termijn ondertekend te retourneren en naar aanleiding daarvan stuurt de gemachtigde van Fioretti haar op 14 juni 2016 een brief. In deze brief worden het doel en de achtergrond van de geheimhoudingsclausule bij mediation uiteengezet. Voorts wordt aangezegd dat wanneer [verweerster] het Plan van aanpak niet ondertekent en medewerking aan de uitvoering daarvan weigert, Fioretti haar salaris zal opschorten. Daarbij wordt verwezen naar artikel 15 van het ZAVO en het ter zake geldende verzuimprotocol. Volgens Fioretti heeft [verweerster] geen deugdelijke grond om medewerking aan het Plan van aanpak te weigeren. Voorts stelt zij in deze brief vast dat [verweerster] geen gebruik maakt van de mogelijkheid om een deskundigenoordeel in de vorm van een second opinion bij het UWV te vragen.

2.14. Bij e-mailbericht van 16 juni 2016 heeft de gemachtigde van [verweerster] op de brief van 14 juni 2016 van Fioretti gereageerd. Hij legt daarin uit waarom [verweerster] niet kan instemmen met een geheimhoudingclausule en wijst erop dat [verweerster] hierin door haar behandelend arts wordt gesteund. Voorts geeft hij aan dat het Plan van aanpak eenzijdig door Fioretti is opgesteld en dat het ten onrechte van een gesprek over de werkelijke oorzaken van het conflict, te weten de problemen in de sectie, nog niet is gekomen. Er wordt aangedrongen om alsnog een open gesprek te voeren.

2.15. Bij brief van dezelfde datum wordt hierop door de gemachtigde van Fioretti gereageerd. Daarin wordt uiteengezet dat van [verweerster] mag worden verwacht, gelet op het advies van de bedrijfsarts, dat zij meewerkt aan uitvoering van het Plan van aanpak, te weten aan gesprekken onder leiding van een onafhankelijke derde. Nu zij dit niet doet, zal Fioretti haar voornemen tot loonopschorting uitvoeren.

2.16. Vervolgens is er nog enkele keren over en weer per e-mail contact geweest tussen de gemachtigden van partijen, maar dit heeft niet tot verandering van standpunten geleid.

2.17. Op 4 juli 2016 vindt er een spreekuurcontact met de bedrijfsarts plaats. Naar aanleiding hiervan rapporteert deze onder meer dat de beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren nog onveranderd aanwezig zijn, dat overleg heeft plaatsgevonden met de behandelaar van [verweerster] en dat het advies onveranderd blijft: gesprekken met elkaar aangaan onder begeleiding van een onafhankelijke derde.

2.18. Op verzoek van Fioretti wordt op 27 juni 2016 aan het UWV een deskundigenoordeel gevraagd met betrekking tot haar re-integratie-inspanningen. De arbeidsdeskundige van het UWV komt op 8 juli 2016 tot het volgende deskundigenoordeel:

3.1 Beoordeling re-integratie-inspanningen

Op grond van de ingekomen gegevens in en bij de aanvraag en de gesprekken met partijen stel ik het volgende vast.

1. Werknemer heeft beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren.

2. Er is sprake van werk gerelateerd verzuim.

3. Werknemer is met de huidige beperkingen niet in staat het eigen of ander werk te verrichten momenteel.

4. De bedrijfsarts adviseert om de gerezen problematiek dmv gesprekken op te gaan lossen, waarbij ondersteuning van een onafhankelijke derde in een vertrouwelijke en veilige setting is aangewezen.

5. De werkgever heeft gepoogd om uitvoering te geven aan het advies van de bedrijfsarts maar stuit op bezwaren van de zijde van werknemer. Ten gevolge daarvan is het mediatontraject afgeblazen en de doorbetaling van loon aan werknemer opgeschort.

6. Een mediation is volgens de geldende richtlijnen het meest geëigende middel om een (arbeids)conflict op te lossen.

4 CONCLUSIE

2.19.

Namens de gemachtigde van Fioretti wordt dit deskundigenoordeel bij brief van 12 juli 2016 aan de gemachtigde van [verweerster] gestuurd met het verzoek mee te werken aan mediation en te bevestigen dat het Plan van aanpak wordt ondertekend. Hierop wordt door de gemachtigde van [verweerster] bij e-mailbericht van 13 juli 2016 gereageerd. Opgemerkt wordt dat volgens [verweerster] de zaak complexer ligt dan de bedrijfsarts of arbeidsdeskundige aannemen, dat [verweerster] het jammer vindt dat de bedrijfsarts niet met de behandelend arts contact heeft opgenomen en dat de bereidheid tot gesprekken onder professionele begeleiding bestaat, maar dat de geheimhouding vooralsnog een blokkade vormt. De gemachtigde herhaalt – min of meer – dit standpunt bij e-mailbericht van 19 juli 2016.

2.20.

Bij brief van 29 juli 2016 bericht de gemachtigde van Fioretti aan de gemachtigde van [verweerster] , kort samengevat, dat Fioretti van oordeel is dat [verweerster] zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan re-integratie, dat deze situatie voortduurt en dat in verband hiermee de salarisbetaling per 15 augustus 2016 zal worden stop gezet. Voorts wordt aangekondigd dat bij ongewijzigde omstandigheden een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden ingediend.

2.21.

Vervolgens vindt opnieuw e-mailverkeer tussen de gemachtigden van partijen plaats over de vraag of [verweerster] al dan niet een deugdelijke reden heeft niet deel te willen nemen aan een mediationtraject.

2.22.

Op 1 september 2016 heeft de bedrijfsarts opnieuw een spreekuurcontact met [verweerster] . Hij rapporteert hierover dat hij inmiddels twee keer contact met de behandelaar heeft gehad en dat ook schriftelijke informatie van deze behandelaar is ontvangen. Het advies blijft onveranderd: met elkaar in gesprek gaan over de problemen om tot oplossingen te komen.

2.23.

Op 12 september 2016 vindt overleg plaats tussen [verweerster] en haar gemachtigde enerzijds en de rector, de medewerkster P&O en de gemachtigde van Fioretti anderzijds. De wederzijdse standpunten zijn uiteengezet. Naar aanleiding van dit gesprek stuurt Fioretti aan [verweerster] en haar gemachtigde een kort verslag en bevestigt voorts dat Fioretti graag uiterlijk 22 september 2016 verneemt wat het standpunt van [verweerster] is ten aanzien van mediation en coaching. Hierop wordt door de gemachtigde van [verweerster] bij e-mailbericht van 26 september 2016 gereageerd, waarbij deze aangeeft dat het toegezonden verslag onvolledig is en onjuistheden bevat. Hij merkt verder op dat er wel degelijk een deugdelijke reden is om wel gesprekken te willen aangaan, maar geen mediation te starten. Verder wordt opgemerkt dat het van belang is dat [verweerster] gelegenheid krijgt tot rust te komen.

2.24.

Fioretti heeft op 21 september 2016 een tweede deskundigenoordeel bij het UWV gevraagd. De arbeidsdeskundige neemt bij de voorbereiding van het oordeel kennis van de stukken en heeft een gesprek met [verweerster] , haar echtgenoot en haar gemachtigde. Voorts bericht de UWV verzekeringsarts aan de arbeidsdeskundige desgevraagd dat er sinds juni 2016 geen medische redenen aanwezig zijn op grond waarvan [verweerster] niet kan deelnemen aan een mediationtraject. Het oordeel van 25 oktober 2016 luidt als volgt:

3.1 Beoordeling re-integratie-inspanningen

Op grond van de ingekomen gegevens in en bij de aanvraag en de later verzamelde gegevens stel ik het volgende vast.

1. Werkgever wil uitvoering geven aan de adviezen van de bedrijfsarts betreffende het met werknemer oplossen van de gerezen problemen.

2. Werkgever kiest hierbij voor een mediationtraject.

3. Werknemer is bereid om in gesprek te gaan met de werkgever over de gerezen werk gerelateerde problemen.

4. Echter omdat een mediation traject gebonden is aan voorwaarden, waaronder geheimhouding, stelt werknemer dat zij hieraan, om haar moverende reden(en), niet kan meewerken.

5. Werknemer beroept zich daarbij op een advies van haar behandelaar. Deze stelt dat zij daartoe niet in staat was en tot heden is.

6. De arts van UWV stelt dat er, sinds juni 2016, geen medische redenen aanwezig zijn op grond waarvan werknemer niet kan deelnemen aan een mediation traject.

7. De vraag of werknemer een deugdelijke grond heeft om niet mee te kunnen werken aan mediation moet op grond van bovenstaande dan ook ontkennend worden beantwoord.

4 CONCLUSIE

2.19.

Namens de gemachtigde van Fioretti wordt dit deskundigenoordeel bij brief van 12 juli 2016 aan de gemachtigde van [verweerster] gestuurd met het verzoek mee te werken aan mediation en te bevestigen dat het Plan van aanpak wordt ondertekend. Hierop wordt door de gemachtigde van [verweerster] bij e-mailbericht van 13 juli 2016 gereageerd. Opgemerkt wordt dat volgens [verweerster] de zaak complexer ligt dan de bedrijfsarts of arbeidsdeskundige aannemen, dat [verweerster] het jammer vindt dat de bedrijfsarts niet met de behandelend arts contact heeft opgenomen en dat de bereidheid tot gesprekken onder professionele begeleiding bestaat, maar dat de geheimhouding vooralsnog een blokkade vormt. De gemachtigde herhaalt – min of meer – dit standpunt bij e-mailbericht van 19 juli 2016.

2.20.

Bij brief van 29 juli 2016 bericht de gemachtigde van Fioretti aan de gemachtigde van [verweerster] , kort samengevat, dat Fioretti van oordeel is dat [verweerster] zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan re-integratie, dat deze situatie voortduurt en dat in verband hiermee de salarisbetaling per 15 augustus 2016 zal worden stop gezet. Voorts wordt aangekondigd dat bij ongewijzigde omstandigheden een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden ingediend.

2.21.

Vervolgens vindt opnieuw e-mailverkeer tussen de gemachtigden van partijen plaats over de vraag of [verweerster] al dan niet een deugdelijke reden heeft niet deel te willen nemen aan een mediationtraject.

2.22.

Op 1 september 2016 heeft de bedrijfsarts opnieuw een spreekuurcontact met [verweerster] . Hij rapporteert hierover dat hij inmiddels twee keer contact met de behandelaar heeft gehad en dat ook schriftelijke informatie van deze behandelaar is ontvangen. Het advies blijft onveranderd: met elkaar in gesprek gaan over de problemen om tot oplossingen te komen.

2.23.

Op 12 september 2016 vindt overleg plaats tussen [verweerster] en haar gemachtigde enerzijds en de rector, de medewerkster P&O en de gemachtigde van Fioretti anderzijds. De wederzijdse standpunten zijn uiteengezet. Naar aanleiding van dit gesprek stuurt Fioretti aan [verweerster] en haar gemachtigde een kort verslag en bevestigt voorts dat Fioretti graag uiterlijk 22 september 2016 verneemt wat het standpunt van [verweerster] is ten aanzien van mediation en coaching. Hierop wordt door de gemachtigde van [verweerster] bij e-mailbericht van 26 september 2016 gereageerd, waarbij deze aangeeft dat het toegezonden verslag onvolledig is en onjuistheden bevat. Hij merkt verder op dat er wel degelijk een deugdelijke reden is om wel gesprekken te willen aangaan, maar geen mediation te starten. Verder wordt opgemerkt dat het van belang is dat [verweerster] gelegenheid krijgt tot rust te komen.

2.24.

Fioretti heeft op 21 september 2016 een tweede deskundigenoordeel bij het UWV gevraagd. De arbeidsdeskundige neemt bij de voorbereiding van het oordeel kennis van de stukken en heeft een gesprek met [verweerster] , haar echtgenoot en haar gemachtigde. Voorts bericht de UWV verzekeringsarts aan de arbeidsdeskundige desgevraagd dat er sinds juni 2016 geen medische redenen aanwezig zijn op grond waarvan [verweerster] niet kan deelnemen aan een mediationtraject. Het oordeel van 25 oktober 2016 luidt als volgt:

3.1 Beoordeling re-integratie-inspanningen

Op grond van de ingekomen gegevens in en bij de aanvraag en de later verzamelde gegevens stel ik het volgende vast.

1. Werkgever wil uitvoering geven aan de adviezen van de bedrijfsarts betreffende het met werknemer oplossen van de gerezen problemen.

2. Werkgever kiest hierbij voor een mediationtraject.

3. Werknemer is bereid om in gesprek te gaan met de werkgever over de gerezen werk gerelateerde problemen.

4. Echter omdat een mediation traject gebonden is aan voorwaarden, waaronder geheimhouding, stelt werknemer dat zij hieraan, om haar moverende reden(en), niet kan meewerken.

5. Werknemer beroept zich daarbij op een advies van haar behandelaar. Deze stelt dat zij daartoe niet in staat was en tot heden is.

6. De arts van UWV stelt dat er, sinds juni 2016, geen medische redenen aanwezig zijn op grond waarvan werknemer niet kan deelnemen aan een mediation traject.

7. De vraag of werknemer een deugdelijke grond heeft om niet mee te kunnen werken aan mediation moet op grond van bovenstaande dan ook ontkennend worden beantwoord.