Home

Rechtbank Den Haag, 09-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4850, AWB - 17 _ 8860

Rechtbank Den Haag, 09-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4850, AWB - 17 _ 8860

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
9 mei 2017
Datum publicatie
23 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:4850
Zaaknummer
AWB - 17 _ 8860

Inhoudsindicatie

Dublin Duitsland. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 17/8860

(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga,

en

(gemachtigde: drs. F. Gieskes).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2017 heeft verweerder de asiel aanvraag van eiser niet in behandeling genomen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.

De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 4 mei 2017. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 9 maart 2017 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 3 november 2016 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft de autoriteiten van Duitsland op 17 maart 2017 op grond van Verordening (EU) 604/2013 (Dublinverordening) verzocht om eiser terug te nemen. De Duitse autoriteiten hebben middels het claimakkoord van 21 maart 2017 ingestemd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening.

2. De rechtbank overweegt als volgt.

Niet in geschil is dat eiser in Duitsland asiel heeft aangevraagd. Uit het claimakkoord blijkt, nu de Duitse autoriteiten hebben ingestemd met terugname op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening, dat de Duitse autoriteiten het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling hebben genomen en hebben afgewezen. In de beroepsgronden heeft eiser dit ook niet bestreden. Dat Duitsland eiser onder de Dublinverordening zou overdragen aan Griekenland, zoals eiser heeft gesteld, kan dan ook niet worden gevolgd.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiser op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat Duisland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.

Verweerder heeft zich -met de in het besluit gegeven motivering- dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen grond bestaat voor het oordeel dat ten opzicht van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan of dat door de overdracht van eiser aan Duisland een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

3. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.

4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van M. Tijsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.

Rechtsmiddel