Home

Rechtbank Amsterdam, 18-04-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3645, KK EXPL 17-246

Rechtbank Amsterdam, 18-04-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3645, KK EXPL 17-246

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
18 april 2017
Datum publicatie
26 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2017:3645
Zaaknummer
KK EXPL 17-246

Inhoudsindicatie

Vordering wedertewerkstelling. Non-actiefstelling in reactie op een concept dagvaarding met betrekking tot de wijziging van standplaats is een te harde maatregel. Dat deze maatregel nodig was om de rust te bewaren, heeft de werkgever onvoldoende onderbouwd. Van werknemer kan wel worden gevergd dat hij in het kader van een verbetertraject enkele dagen per week vanuit een andere locatie werkt.

Uitspraak

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 5785090 KK EXPL 17-246

vonnis van: 18 april 2017

func.: 854

I n z a k e

wonende te [plaats]

eiser

nader te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. H.A. van Hapert

t e g e n

gevestigd te 's-Gravenhage

gedaagde

nader te noemen: 216

gemachtigde: mr. E. van der Meulen

Bij dagvaarding van 10 maart 2017 met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd.

Ter terechtzitting van 4 april 2017 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. 216 Accountants B.V.is verschenen bij [naam 1] , [functie] , [naam 2] , [functie] , [naam 3] , [functie] , [naam 4] en [naam 5] , [functie] , vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht, [eiser] een akte wijziging eis en 216 een conclusie van antwoord. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. [eiser] heeft nog een productie overgelegd. Het verzoekschrift van 216 tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] (nr. 5818433 / EA VERZ 17-238) en het door [eiser] gevoerde verweer daartegen is gelijktijdig behandeld. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.

1.1.

[eiser] , geboren op [datum] , is op 1 juli 1987 in dienst getreden bij KPMG Staffing & Facility Services B.V. (hierna: KPMG), rechtsvoorganger van 216 Accountants, in de functie van belastingadviseur. Het bruto maandsalaris bedraagt thans € 8.174,19 exclusief emolumenten en gebruik van een lease-auto.

1.2.

Vanaf 1 januari 1997 is [eiser] werkzaam als Senior Manager dan wel Senior Adviseur vanuit Amstelveen.

1.3.

In 2014 heeft KPMG de MKB-praktijk afgestoten en is deze voortgezet door 216.

1.4.

Artikel 3.4 van het HRM Handboek 216 luidt: ‘In gevallen waarin 216 het ernstige vermoeden heeft dat er aanleiding bestaat voor ontslag wegens dringende redenen, kan – hangende een nader onderzoek – schorsing plaatsvinden van een professional, met behoud van salaris.”

1.5. 216

216 heeft in 2016 de organisatiestructuur gewijzigd, waarbij onder meer de werklocaties in drie regio’s zijn ingedeeld. [eiser] verricht zijn werkzaamheden vanuit Amstelveen voor de regio Noord-West, waaronder ook de locaties Alkmaar, Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Zeist vallen.

1.6.

Tijdens zijn jaarlijkse beoordelingsgesprekken over 2015 en 2016 heeft [eiser] vernomen dat hij onvoldoende functioneert. Ook in 2014 was 216 niet tevreden over het functioneren van [eiser] .

1.7.

Zowel op 10 als op 12 januari 2017 heeft [eiser] een waarschuwing ontvangen, omdat hij zonder bericht en zonder reden niet verscheen op een beoordelingsgesprek.

1.8.

[eiser] heeft hier per brief van 16 januari 2017 op gereageerd en excuses aangeboden.

1.9.

Op 16 januari 2017 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden met [eiser] , waarvan een verslag per brief van 17 januari 2017 aan [eiser] is verstuurd. Hem is te verstaan gegeven dat hij niet voldoende zichtbaar is geweest en zijn resultaten niet te zien en te meten waren. Ook is gezegd dat de productie aan de lage kant was. [eiser] heeft toegezegd inzicht te geven in de afspraken die daarover in het verleden zijn gemaakt. In de brief is voorts vastgelegd dat [eiser] binnen twee weken een plan van aanpak zal aanleveren.

1.10.

Bij e-mail van 25 januari 2017 heeft [eiser] het Jaarplan van 2016 aan zijn leidinggevende gestuurd.

1.11.

Op 4 februari 2017 ontving [eiser] een derde waarschuwing, omdat hij de op 16 januari 2017 gemaakte afspraken niet is nagekomen.

1.12.

Op 9 februari 2017 heeft [eiser] een gesprek gehad met zijn leidinggevende en een HR-medewerker. Hij heeft bij die gelegenheid een Jaarplan voor 2017 ingeleverd met daarin opgenomen persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen. 216 heeft hem de optie van een beëindigingsregeling voorgelegd, waarmee hij niet heeft ingestemd.

1.13.

Het gespreksverslag hiervan is bij brief van 10 februari 2017 aangetekend aan [eiser] verstuurd. Daarin staat onder meer dat hem is voorgehouden dat hij diverse afspraken niet is nagekomen en dat hij op een overleg is verschenen terwijl van hem werd verwacht dat hij daar niet zou zijn. Verder is hem gezegd dat hij - in het kader van een door 216 gemaakt plan van aanpak - per 13 februari 2017 zijn werkzaamheden op de maandagen, woensdagen en vrijdagen van 9.00 tot minimaal 17.00 uur op het kantoor in Den Haag moet gaan verrichten en de andere dagen in Amstelveen.

1.14.

[eiser] heeft enkele dagen in Den Haag gewerkt.

1.15.

Bij e-mail van zijn advocaat van 17 februari 2017 heeft [eiser] een concept-dagvaarding voor dit kort geding aan zijn leidinggevende [naam 5] gestuurd.

1.16.

Bij e-mail van 19 februari 2017 is [eiser] door 216 op non-actief gesteld met ingang van maandag 20 februari 2017.

1.17.

Op 3 maart 2017 heeft [eiser] zich ziek gemeld.

1.18.

De bedrijfsarts heeft [eiser] op 9 maart 2017 gezien en hem met ingang van 3 april 2017 arbeidsgeschikt bevonden.

1.19. 216

216 heeft de kantonrechter bij verzoekschrift, ingekomen op 16 maart 2017, verzocht de arbeidsovereenkomst met [eiser] te ontbinden.

Vordering

2. [eiser] vordert, na wijziging eis, dat 216 bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om (samengevat):

2.1.

hem na hersteldverklaring toe te laten tot zijn werk in Amstelveen, dan wel – in overleg – op een andere locatie in de Regio Noord-West, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

2.2.

een voorschot van € 5.000,00 aan [eiser] te betalen op de schadevergoeding wegens onrechtmatige standplaatswijziging en non-actiefstelling;

2.3.

een mededeling op te hangen, op een plek zichtbaar voor al het personeel van 216, met de tekst dat 216 [eiser] onzorgvuldig heeft behandeld door onterecht zijn standplaats te wijzigen en hem onterecht en op onzorgvuldige wijze op non-actief te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

2.4.

de proceskosten en de nakosten aan [eiser] te betalen.

3. [eiser] stelt hiertoe dat de wijziging van standplaats in strijd is met het voor partijen geldende artikel 10 van het HRM Handboek 2016. De wijziging is als een disciplinaire maatregel opgelegd, zonder dat daartoe een dringende reden bestond. Bovendien ontbreekt elk belang daarbij van 216, terwijl de gevolgen voor [eiser] groot zijn. Voor de niet gemotiveerde non-actiefstelling ontbreekt elke grond. 216 handelt in strijd met goed werkgeverschap. [eiser] komt door de gevolgen van de maatregelen in problemen.

Verweer

Beoordeling

BESLISSING