Home

Rechtbank Amsterdam, 17-05-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3241, C/13/613945 / FA RK 16-5754

Rechtbank Amsterdam, 17-05-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3241, C/13/613945 / FA RK 16-5754

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
17 mei 2017
Datum publicatie
29 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2017:3241
Zaaknummer
C/13/613945 / FA RK 16-5754

Inhoudsindicatie

hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming en zorgregeling

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/613945 / FA RK 16-5754

Beschikking van 17 mei 2017 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de moeder,

verzoekende tevens verwerende partij,

advocaat mr. P.M. de Vries te Amsterdam,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vader,

verwerende tevens verzoekende partij,

advocaat mr. A.D.J. van Ruyven te Utrecht.

1 Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

-

het op 18 augustus 2016 ter griffie ingediende verzoekschrift;

-

het daartegen ingediende verweerschrift, opgemaakt 3 oktober 2016, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek;

-

het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 4 oktober 2016, waaruit blijkt dat de behandeling van de zaak pro forma is aangehouden in verband met een tussen partijen op te starten mediationtraject;

-

een emailbericht van het mediationbureau van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2017, waaruit blijkt dat de mediation tussen partijen, zonder overeenstemming te bereiken, is beëindigd;

-

overige stukken van de zijde van de vader, van 13 april 2017.

De voortzetting van de behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 april 2017.

Gehoord zijn de moeder en haar advocaat en de vader en zijn advocaat.

2 De feiten

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, welke relatie is beëindigd in december 2015.

Uit deze relatie is geboren:

[minderjarige](hierna te noemen [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014.

[minderjarige] is erkend door de vader. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.

In het kader van de onderling overeengekomen zorgregeling verblijft [minderjarige] sinds het uiteengaan van partijen deels bij de moeder en deels bij de vader. Ten tijde van de zitting op 20 april 2017 is de zorgregeling zo dat [minderjarige] van woensdag 13.00 uur tot zaterdag 16.00 uur bij de vader verblijft en de rest van de tijd bij de moeder.

3 De verzoeken en verweren

3.1

Het verzoek en verweer van de moeder

De moeder verzoekt:

- vervangende toestemming te verlenen om zich met [minderjarige] voor onbepaalde duur te vestigen in Uithoorn;

- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te bepalen bij haar met ingang van de datum inschrijving [minderjarige] in Uithoorn, dan wel met ingang van de datum beschikking;

- een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen waarbij [minderjarige] , totdat hij naar (voor)school gaat, van donderdagmiddag 14.30 uur tot zondagmiddag 13.00 uur bij de vader is en [minderjarige] , vanaf het moment dat hij naar (voor)school gaat, de ene week van donderdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur bij de vader is en de andere week van woensdagmiddag uit school tot woensdagavond 19.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen, waarbij de vader [minderjarige] uit school haalt en de moeder [minderjarige] op de woensdag- en zondagavond bij de vader ophaalt.

De moeder heeft ter onderbouwing van de verzoeken in het verzoekschrift en ter zitting naar voren gebracht dat zij degene is geweest die tijdens de relatie hoofdzakelijk in de zorg en opvoeding van [minderjarige] heeft voorzien. De vader heeft ook zeker een aanzienlijk deel van de zorg op zich genomen, maar dat neemt niet weg dat [minderjarige] primair door haar is opgevoed tot op heden, aldus de moeder. De afgelopen anderhalf jaar is de moeder bezig geweest met het vinden van een eigen woonruimte. Zij stond al jaren als woningzoekende in Amsterdam en omstreken - waaronder ook Uithoorn en De Kwakel vallen - ingeschreven. Nadat zij een aantal vervallen en verwaarloosde woningen aangeboden had gekregen, kreeg zij begin dit jaar een nette en financieel acceptabele huurwoning in De Kwakel aangeboden. Zij heeft dit aanbod geaccepteerd omdat zij na 1,5 jaar bij haar ouders te hebben ingewoond, dringend behoefte had aan een eigen plek en dit ook in het belang van [minderjarige] achtte. De moeder heeft wel degelijk ook naar woningen in de regio Hilversum gezocht, maar in die regio heeft zij geen woon- of inschrijfduur en kwam zij dus niet in aanmerking voor een sociale huurwoning. Een huurwoning in de vrije sector of een koopwoning kan de moeder niet financieren. De moeder meent dat het accepteren van de woning in De Kwakel geen beletsel hoeft te zijn voor de uitvoering van de zorgregeling, temeer nu de afstand tussen de woningen van partijen niet groter is geworden. De uitvoering van de zorgregeling is tot nu toe steeds goed gegaan. De moeder geeft aan dat zij bereid is om eventueel in de toekomst naar Hilversum te verhuizen, maar nu eerst een periode van rust voor haar en [minderjarige] in de nieuwe woning wenst.

Volgens de moeder heeft partijen altijd voor ogen gestaan dat [minderjarige] vanaf zijn derde levensjaar naar een voorschool zou gaan. [minderjarige] gaat nu een halve dag per week naar de peuterspeelzaal. Zo komt hij meer met kinderen van zijn leeftijd in aanraking, wat goed is voor zijn ontwikkeling. De vader had dit afgeraden maar hij wil altijd dat het op zijn manier gaat. De huidige zorgverdeling zal niet langer uitvoerbaar zijn vanaf het moment dat [minderjarige] naar de (voor-)school gaat. Ter zitting heeft de moeder, bij monde van haar advocaat, gesteld dat het nog niet zeker is dat [minderjarige] vanaf zijn derde jaar naar de voorschool gaat en dat in dat geval eventueel ook de zorgregeling die partijen hiervoor hanteerden, te weten van donderdag tot zondag, weer zou kunnen gelden. De moeder heeft daarop ten slotte aangegeven dat zij ook graag een weekenddag met [minderjarige] doorbrengt.

De moeder verweert zich tegen de verzoeken van de vader.

3.2

Het verweer tevens verzoek van de vader

De vader heeft verzocht de verzoeken van de moeder met betrekking tot het verlenen van vervangende toestemming en het bepalen van de hoofdverblijfplaats bij de moeder af te wijzen. Bij zelfstandig verzoek heeft de vader verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem zal zijn. De door de moeder verzochte zorgregeling kan worden toegewezen, zij het dat deze uitgebreid dient te worden met de dinsdag en de woensdag als de moeder die dagen werkt; een en ander kosten rechtens. Op de situatie dat [minderjarige] naar de voorschool gaat wenst de vader niet vooruit te lopen. Ter onderbouwing van het verweer heeft de vader aangevoerd dat de moeder eind 2015, redelijk plotsklaps, bij haar ouders is ingetrokken omdat zij tijd nodig had om na te denken over de relatie. Sindsdien neemt de moeder eenzijdig beslissingen over de zorg en opvoeding van [minderjarige] , die niet met hem worden overlegd en met welke hij het soms niet eens is. De moeder heeft na haar vertrek uit Amersfoort zonder overleg [minderjarige] meegenomen naar haar ouders. Ook heeft zij [minderjarige] zonder zijn toestemming laten inschrijven in Uithoorn en thans eenzijdig beslist dat [minderjarige] een halve dag per week naar de peuterspeelzaal gaat. De zorgregeling die partijen zijn overeen gekomen, werkt volgens de vader omdat hij zich voortdurend flexibel opstelt.

De vader wil dat de ouders de zorg en opvoeding samen delen en verzoekt de rechtbank te bepalen dat hij degene is die voor [minderjarige] zorgt als de moeder dit niet kan in verband met haar werk. De vader is van mening dat de ouders van de moeder teveel betrokken zijn bij de opvoeding en opvang van [minderjarige] , terwijl dat primair bij de ouders hoort te liggen. Als de moeder door werk zoveel verhinderd zal zijn, ligt het volgens de vader meer voor de hand dat hij meer zorgtaken krijgt dan dat de grootouders moederszijde dat op zich nemen. Voorts heeft de vader naar voren gebracht dat hij bereid is om te verhuizen naar een plaats, dichter in de buurt van de moeder. De vader wil niet naar Uithoorn maar wel naar Hilversum verhuizen. De vader heeft hiertoe een stuk grond in Hilversum gekocht met de bedoeling hier een huis op te laten bouwen. De vader zou graag zien dat de moeder ook naar Hilversum verhuist. Zij werkt al in Hilversum, dus dat is geen belemmering aan haar zijde en een en ander vergemakkelijkt de uitvoering van de zorgregeling. De vader werkt hoofdzakelijk vanuit huis en kan de zorg voor [minderjarige] om zijn werk heen plannen. Gelet op al deze omstandigheden heeft de vader verzocht te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij hem heeft.

Bij aanvullend schrijven van 13 april 2017 heeft de vader de moeder aangeboden, dat indien zij naar Hilversum verhuist, de vader de moeder een bijdrage aan huisvestingskosten zal betalen van € 250,- per maand.

4 De beoordeling

7 De beslissing