Home

Rechtbank Amsterdam, 10-05-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3166, C/13/500953 / HA ZA 11-2560

Rechtbank Amsterdam, 10-05-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3166, C/13/500953 / HA ZA 11-2560

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
10 mei 2017
Datum publicatie
29 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2017:3166
Zaaknummer
C/13/500953 / HA ZA 11-2560

Inhoudsindicatie

Tussenvonnis. Vervolg in zaak over civielrechtelijke gevolgen van een kartelbeschikking van de Europese Commissie. Aan bod komen de thema's: geldigheid van de cessies aan CDC en verjaring van de vorderingen.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/500953 / HA ZA 11-2560

Vonnis van 10 mei 2017

in de zaak van

de vennootschap naar Belgisch recht

CDC PROJECT 13 SA,

gevestigd te Brussel (België),

eiseres,

advocaat: mr. M.H.J. van Maanen te 's-Gravenhage,

tegen

de vennootschap naar Fins recht

KEMIRA CHEMICALS OY,

gevestigd te Helsinki (Finland),

gedaagde,

advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.

Partijen zullen hierna CDC en Kemira worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de vonnissen in incidenten van 19 december 2012 en 4 juni 2014, zoals bekrachtigd bij het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 21 juli 2015;

-

de akte houdende wijziging van eis van 2 december 2015 aan de zijde van CDC, met producties;

-

het B-formulier gedateerd 15 december 2015, waarbij Kemira heeft laten weten geen bezwaar te maken tegen de wijziging van eis;

-

de conclusie van antwoord, met producties;

-

het tussenvonnis van 18 mei 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast;

-

het proces-verbaal van de comparitie gehouden op 6 oktober 2016, met de daarin vermelde gedingstukken;

-

het faxbericht van mr. Van Maanen van 16 november 2016, waarbij hij heeft aangekondigd dat partijen gezamenlijk verzoeken tussentijds hoger beroep toe te staan en hij zich heeft uitgelaten over het verdere verloop van de procedure;

-

het faxbericht van mr. Knigge van 18 november 2016, waarbij hij heeft aangekondigd dat partijen gezamenlijk verzoeken tussentijds hoger beroep toe te staan en hij zich heeft uitgelaten over het verdere verloop van de procedure.

1.2.

De procedure tussen CDC en Akzo Nobel N.V. en Eka Chemicals AG (hierna: Akzo en Eka) is op verzoek van partijen op de rol doorgehaald. Dit vonnis wordt daarom niet (mede) gewezen tussen CDC enerzijds en Akzo en Eka anderzijds. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

CDC is een rechtspersoon naar Belgisch recht, die behoort tot de CDC-groep. De CDC-groep richt zich op het claimen van schade als gevolg van mededingingsrechtelijke inbreuken. Voor iedere procedure wordt door de CDC-groep een aparte rechtspersoon opgericht.

2.2.

Kemira (voorheen genaamd Finnish Chemicals Oy) is één van de geadresseerden van de beschikking van de Europese Commissie (hierna: de Commissie) van 11 juni 2008 in de zaak COMP/38695 (hierna: de beschikking). Bij deze beschikking heeft de Commissie geldboetes opgelegd aan acht ondernemingen die zich schuldig hadden gemaakt aan overtreding van artikel 81 EG-Verdrag en artikel 53 EER-Overeenkomst door deel te nemen aan een complex geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen met het oog op de toewijzing van verkoopvolumes, de vaststelling van prijzen, de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie over prijzen en verkoopvolumes en de controle op de uitvoering van de concurrentiebeperkende afspraken met betrekking tot natriumchloraat op de markt binnen de Europese Economische Ruimte (hierna: het kartel) in de periode van 21 september 1994 tot 9 februari 2000.

2.3.

Op 2 augustus 2007 heeft de Commissie aan verschillende producenten van natriumchloraat, waaronder Kemira, een zogenaamd Statement of Objections gezonden. Kemira heeft diezelfde dag een persbericht uitgebracht, dat onder meer het volgende vermeldde:

“Finnish Chemicals Oy, a subsidiary of Kemira Oyj, has received an EU Commission Statement of Objections concerning selling of sodium chlorate, with regard to alleged antitrust activities during 1994-2000.”

2.4.

De Commissie heeft door middel van een persbericht op 11 juni 2008 de beschikking bekend gemaakt. Het persbericht luidt, voor zover hier van belang:

De Europese Commissie heeft voor in totaal 79 070 000 EUR geldboeten opgelegd aan vier concerns die onderling verkoopvolumes verdeelden en prijsafspraken maakten voor natriumchloraat, een oxiderende stof die vooral als bleekmiddel in de pulp- en papierindustrie wordt gebruikt. (…) De betrokken ondernemingen zijn: (…) Finnish Chemicals [rechtbank: Kemira] (…).Van eind 1994 tot 2000 maakten deze ondernemingen prijsafspraken en verdeelden zij de markten onder elkaar tijdens een reeks bijeenkomsten en andere verboden contacten.

(…)

Het onderzoek van de Commissie kwam er na een verzoek om boete-immuniteit van EKA Chemicals in maart 2003. Ook Finnish Chemicals diende in het kader van de clementieregeling 2002 een verzoek in.

Schadeclaims

Particulieren of ondernemingen die van concurrentiebeperkende praktijken zoals in deze zaak te lijden hebben, kunnen de zaak voor de nationale rechter brengen en schadevergoeding eisen.”

2.5.

De Commissie heeft in het Publicatieblad van de Europese Unie van 17 juni 2009 een samenvatting (hierna: de samenvatting) gepubliceerd van haar beschikking van 11 juni 2008. De samenvatting vermeldt, voor zover hier van belang:

“1. INLEIDING

(1) Op 11 juni 2008 nam de Commissie een beschikking aan betreffende een procedure krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking — met inbegrip van de opgelegde sancties —, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

(2) De beschikking is gericht tot 8 rechtspersonen: EKA Chemicals AB en haar moedermaatschappij Akzo Nobel NV; Arkema France SA en haar moedermaatschappij tijdens de periode van de inbreuk, Elf Aquitaine SA; Finnish Chemicals Oy en haar moedermaatschappij tijdens de periode van de inbreuk Erikem Luxembourg SA; en Aragonesas Industrias y Energia SAU en haar moedermaatschappij tijdens de periode van de inbreuk Uralita SA, wegens een inbreuk op de bepalingen van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

(…)

3. SAMENVATTING VAN DE INBREUK

(9) Het betrokken product, natriumchloraat, is een sterk oxiderende stof die vooral gebruikt wordt voor de vervaardiging van chloordioxide, dat op zijn beurt dient voor het bleken van chemische pulp in de pulp- en papierindustrie. Andere toepassingen zijn de zuivering van drinkwater, het bleken van textiel, gebruik als herbicide en de raffinage van uranium. In 1999 bedroeg de marktwaarde voor natriumchloraat in de EER naar schatting ongeveer 203 miljoen EUR. De vier bij de inbreuk betrokken ondernemingen hadden een geraamd marktaandeel van ongeveer 93 %, d.w.z. tussen 185 en 195 miljoen EUR.

(10) In de beschikking wordt geconcludeerd dat EKA Chemicals AB, Finnish Chemicals Oy, Arkema France SA en Aragonesas Industrias y Energia SA tussen 21 september 1994 en 9 februari 2000 deelgenomen hebben aan een kartel met het oog op de verdeling van de natriumchloraatmarkt door verkoopvolumes toe te wijzen en de prijzen van het product op de EER-markt vast te stellen en/of in stand te houden. De partijen hebben ook informatie uitgewisseld om de tenuitvoerlegging van de onrechtmatige afspraken te vergemakkelijken en/of te controleren.

(11) De betrokken ondernemingen hadden een strategie die erin bestond de natriumchloraatmarkt te stabiliseren, om uiteindelijk de verkoopvolumes voor natriumchloraat onder elkaar te kunnen verdelen, het prijsbeleid ten opzichte van de klanten te coördineren en zo de marges te maximaliseren. Voorts werd aangetoond dat de concurrenten geprobeerd hebben de onrechtmatige afspraken op de markt uit te voeren door de natriumchloraatprijzen met de respectieve klanten opnieuw te onderhandelen.”

2.6.

In oktober 2009 heeft de Commissie een niet-vertrouwelijke versie van de beschikking gepubliceerd.

2.7.

In de door CDC overgelegde onderhandse aktes is vastgelegd dat twaalf groepen van pulp- en/of papierproducenten (moeder- en dochter maatschappijen) (hierna: de afnemers) al hun (beweerdelijke) vorderingen tot schadevergoeding op de deelnemers aan het kartel aan CDC hebben gecedeerd, tegen een door CDC te betalen koopprijs. De dochtermaatschappijen hebben daartoe eerst hun vorderingen aan de moedermaatschappij gecedeerd. De moedermaatschappijen hebben vervolgens al hun eigen vorderingen en de vorderingen van de dochtermaatschappijen aan CDC gecedeerd. Op de cessie-overeenkomsten, waarvan een aantal relevante bepalingen onder 4.4 en 4.5 hierna wordt weergegeven, tussen CDC en de moedermaatschappijen is Nederlands recht van toepassing verklaard.

2.8.

De afnemers hadden hun productielocaties in respectievelijk Portugal, Zweden, Spanje, Slowakije, Tsjechië, Noorwegen, Finland, Oostenrijk en Frankrijk.

3 Het geschil

3.1.

CDC vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1. Kemira veroordeelt tot betaling aan CDC van EUR 61.138.989,00;

2. een en ander evenwel onder aftrek van bedragen die anders – met inachtneming van door de rechtbank te bepalen uitgangspunten – voor de interne draagplicht van Akzo/Eka en Arkema France SA zouden komen;

3. Kemira hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan CDC van de wettelijke rente naar het toepasselijke recht op de vorderingen, per 2 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;

4. Kemira veroordeelt in de kosten van deze procedure.

3.2.

CDC legt – onder verwijzing naar de door haar gestelde feiten en in het geding gebrachte stukken – aan haar vordering ten grondslag dat Kemira deelnemer is geweest aan het kartel. Door deelname aan het kartel heeft Kemira onrechtmatig gehandeld tegenover de afnemers. Het kartel heeft aanmerkelijke schade veroorzaakt bij de afnemers. De afnemers hebben hun vorderingen aan CDC gecedeerd, zodat CDC thans in rechte optreedt. CDC begroot de door de benadeelden geleden schade op EUR 61.138.989,00, te vermeerderen met wettelijke rente naar het toepasselijk recht op de afzonderlijke vorderingen. Kemira dient deze schade aan CDC, als vorderingsgerechtigde, te voldoen.

3.3.

Kemira voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing