Home

Rechtbank Amsterdam, 05-04-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:2123, AWB - 17 _ 1347

Rechtbank Amsterdam, 05-04-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:2123, AWB - 17 _ 1347

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
5 april 2017
Datum publicatie
4 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2017:2123
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1347

Inhoudsindicatie

8:81 Awb, verhuur woonboot aan toeristen in strijd met het bestemmingsplan "Water". Geen sprake van vakantieverhuur op grond van de 60-dagenregeling

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 17/1347

(gemachtigde: mr. T.J. Stapel),

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum, van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: C. Klopper).

Procesverloop

Met het dwangsombesluit van 10 februari 2017 heeft verweerder verzoekster gelast het hotelmatig gebruik van de [de woonruimte] aan de [adres] binnen één week te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 50.000,-.

Verzoekster heeft op 28 februari 2017 tegen het dwangsombesluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2017. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder zijn ook nog verschenen mr. E. van Brandwijk (jurist bij verweerder) en [de persoon] (data analist bij verweerder).

Overwegingen

Aanleiding om handhavend op te treden

1.1

Verzoekster is eigenaresse van de [de woonruimte] aan de [adres] ( [de woonruimte] ). Verzoekster beschikt over een [vergunning] en staat op dit adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).

1.2

Omdat verweerder meldingen had ontvangen over het gebruik van [de woonruimte] , heeft verweerder een onderzoek gestart. Via is internet uitgezocht of [de woonruimte] werd aangeboden voor verhuur. Verweerder heeft gezien dat [de woonruimte] van verzoekster op internet wordt aangeboden als [naam] ”. De op internet geplaatste recensies heeft verweerder gebruikt om te becijferen hoe vaak [de woonruimte] is verhuurd.

1.3

Toezichthouders van verweerder hebben [de woonruimte] op 6 september 2016 bezocht. Wat zij daar hebben aangetroffen hebben de toezichthouders in een rapport, met datum 7 september 2016, (rapport) gezet. Het rapport is op ambtseed/belofte opgemaakt. Uit dat rapport blijkt dat er op [de woonruimte] toeristen uit Mexico en Noorwegen verbleven. De toeristen hebben verklaard [de woonruimte] enige tijd te huren. [de woonruimte] is geboekt via een boekingssite. De toerist uit Noorwegen heeft de toezichthouders op haar smartphone het boekingsbewijs van Airbnb laten zien. Daarop is te lezen dat er een bedrag van 7014 Noorse Kronen (€ 761,-) is betaald voor drie dagen. De toezichthouders zijn [de woonruimte] binnen getreden. Zij hebben de indeling en de inrichting van [de woonruimte] bekeken en daar foto’s van gemaakt. De toezichthouders hebben geen persoonlijke spullen van verzoekster aangetroffen. Wel was er een afgesloten kast. Deze kon dus niet worden gecontroleerd door de toezichthouders.

Handhavingsbesluit van verweerder

2. Verweerder concludeert uit het onderzoek dat verzoekster haar [de woonruimte] in 2016 hotelmatig heeft verhuurd aan toeristen. Dit gebruik is in strijd met het [bestemmingsplan] ” (bestemmingsplan). Ook voldoet verzoekster niet aan het beleid dat verweerder hanteert voor vakantieverhuur. Van de toegestane vakantieverhuur voor 60 dagen is volgens verweerder geen sprake omdat uit 63 recensies blijkt dat [de woonruimte] in 2016 tenminste voor 82 nachten verhuurd is geweest. Daarom heeft verweerder verzoekster gelast het als hotelmatig aangeduide gebruik te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom van € 50.000,-.

Standpunt van verzoekster

3. Kort gezegd voert verzoekster aan dat er geen wettelijke basis is voor het opleggen van de dwangsom. Er is onrechtmatig binnen getreden en er is evenmin sprake van “informed consent”. Ook is er geen sprake van een hotelmatig gebruik van [de woonruimte] . Verzoekster woont zelf op [de woonruimte] . Verzoekster voert aan dat zij voldoet aan d 60-dagenregeling. De gegevens die verweerder daarvoor gebruikt zijn verkregen door “screen scraping”. Dat is verboden volgens verzoekster. Bovendien zijn deze gegevens niet betrouwbaar. Verzoekster heeft het gevoel dat zij niet kan beschikken over haar [de woonruimte] , omdat zij niet weet waar zij aan toe is. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter om het dwangsombesluit te schorsen zodat zij de verhuur kan voortzetten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Is binnentreden in [de woonruimte] onrechtmatig? Nee, het binnentreden was rechtmatig. Volgens de uitspraak van 22 december 2016 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (na te lezen op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBAMS:2016:8661) is toestemming van de aanwezige toeristen voldoende om [de woonruimte] te mogen betreden. De toezichthouders hebben zich bij het bezoek aan [de woonruimte] van verzoekster gelegitimeerd en uitgelegd dat zij het gebruik van [de woonruimte] wilden controleren. Ook hebben zij gezegd dat het bezoek niet is gericht op de toeristen zelf. Na verkregen toestemming hebben de toezichthouders [de woonruimte] betreden. De toeristen hebben toestemming gegeven voor het maken van foto’s. Dit alles staat te lezen in het rapport.

5.1

Bestaat er een juridische grondslag voor het dwangsombesluit? Ja, er is een wettelijke basis voor het dwangsombesluit. Artikel 4.1 van de voorschriften van het bestemmingsplan bepaalt dat de in dat plan voor ‘ [bestemmingsplan] ’ aangewezen gronden (voor zover hier van belang) zijn bestemd voor (f) [plaats] voor [de woonruimte] en [kantoorruimte] , uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding ‘specifieke vorm van [bestemmingsplan] - [plaats] ’ voorkomt.

5.2

Een [de woonruimte] is in het bestemmingsplan omschreven als [de woonruimte] , hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot woonverblijf (zie artikel 1.63 van de voorschriften van het bestemmingsplan).

5.3

Niet in geschil is dat voor de [plaats] voor [de woonruimte] van verzoekster een aanduiding voor [kantoorruimte] op de plankaart ontbreekt. Het gaat hier dus om een [de woonruimte] . Op grond van de voorschriften van het bestemmingsplan bestaat er geen mogelijkheid om een [de woonruimte] aan toeristen te verhuren. Dit betekent dat op de [plaats] die verzoekster met haar [de woonruimte] inneemt, uitsluitend gebruik als [de woonruimte] is toegestaan, bestemd tot woonverblijf. Verzoekster stelt daar tegen over dat “hoofdzakelijk gebruikt” betekent een halfjaar plus een dag. De term “hoofdzakelijk gebruikt” opent naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet mogelijkheid om naast de woonfunctie ook toeristische verhuur toe te staan. Zeker niet voor iets minder dan een halfjaar, zoals verzoekster voorstaat.

Verzoekster heeft ter zitting over het gebruik van haar [de woonruimte] nog gezegd dat zij er woont. Zij verlaat [de woonruimte] als die kan worden verhuurd. Zij trekt dan bij een vriend in. Zo lijkt het er op dat verzoekster de woonfunctie van haar [de woonruimte] ondergeschikt maakt aan de toeristische verhuur daarvan.

Het bestemmingsplan staat dus op de plek waar [de woonruimte] van verzoekster is [gelegen] niet toe dat er aan toeristen wordt verhuurd. Tot zover berust het besluit dan ook op de voorschriften het bestemmingsplan. Het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan is wettelijk verboden. Dat verbod staat in artikel 2.1, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

6.1

Mocht verweerder wel de recensies verzamelen door middel van “screen scraping”? Ja, dat mocht verweerder. Bij “screen scraping” gaat het om gebruik van geautomatiseerde systemen of software om gegevens aan een website te onttrekken voor commerciële doeleinden. Naast dat het hier gaat om recensies die iedereen kan lezen (en dus openbaar zijn), heeft verweerder toestemming van Airbnb om de gegevens van de website van Airbnb te gebruiken. Van een onbehoorlijk optredend bestuursorgaan is dus geen sprake.

6.2

Gaan de recensies over [de woonruimte] van verzoekster? Ja, de voorzieningenrechter gaat er van uit dat er geen fout is gemaakt en de gebruikte recensies betrekking hebben op [de woonruimte] van verzoekster. De data analist van verweerder heeft op de zitting uitleg gegeven over het gebruik van recensies. Volgens de data analist kan er alleen een recensie worden geplaatst als er is geboekt en betaald. De gepubliceerde recensies zijn via het boekingsnummer terug te leiden naar [de woonruimte] van verzoekster. Ter zitting heeft verzoekster ter sprake gebracht dat er een geval is geweest waar verweerder het dwangsombesluit heeft ingetrokken omdat de recensies niet sloegen op [de woonruimte] in kwestie. De data analist van verweerder heeft ter zitting gezegd dat hij bekend is met die zaak. Daar ging het om een menselijke fout. In het geval van verzoekster is gecheckt of de gebruikte recensies op haar [de woonruimte] betrekking hebben. Daar komt bij dat een aantal recensies duidelijke aanwijzingen bevat dat het om [de woonruimte] van verzoekster gaat. Bijvoorbeeld door het noemen van de voornaam van verzoekster ( [voornaam] ). Het klopt dat uit een aantal recensies niet duidelijk blijkt dat het over [de woonruimte] van verzoekster gaat. Maar uit die recensies valt evenmin af te leiden dat het over een andere [de woonruimte] dan die van verzoekster gaat.

6.3

Heeft verzoekster vrienden een aantal “fake” recensies laat schrijven om haar [de woonruimte] aan te prijzen? De voorzieningenrechter gaat daar niet van uit. Verzoekster stelt dat zij voor korte tijd de huurprijs verlaagt naar € 1,-. Tegen betaling van € 1,- kunnen vrienden dan een positieve recensie plaatsen. Verzoekster is niet met concrete voorbeelden gekomen. Dat had wel gemoeten om de voorzieningenrechter te overtuigen.

6.4

Voldoet verzoekster aan de 60-dagenregeling? Nee, daar voldoet verzoekster niet aan. Het beleid kent de mogelijkheid van incidentele toeristische verhuur (vakantieverhuur) gedurende maximaal 60 dagen per jaar. Verweerder heeft aan de hand van gegevens verkregen via internet vastgesteld dat in 2016 63 recensies zijn geplaatst die betrekking hebben op het gebruik van [de woonruimte] . Op basis hiervan concludeert verweerder dat [de woonruimte] voor tenminste 82 dagen is verhuurd geweest. Ter zitting heeft verzoekster betwist dat het om 63 recensies gaat omdat er ook recensies over eerdere jaren dan 2016 in het overzicht staan. De voorzieningenrechter heeft de recensies bekeken en geteld en stelt vast dat er in 2016 inderdaad 63 recensies zijn geweest.

7. Is er sprake van een overtreding? De voorzieningenrechter trekt met verweerder de conclusie dat verzoekster in 2016 meer dagen toeristisch heeft verhuurd dan op grond van het beleid is toegestaan. Zij heeft geen vergunning voor hotelmatig gebruik van [de woonruimte] . Dit betekent dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat verzoekster handelt in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Verweerder was dus bevoegd om handhavend op te treden. Er zijn geen argumenten aangevoerd waarom handhavend optreden in dit geval niet redelijk zou zijn.

8. Het belang van verzoekster om inkomsten te verwerven via de verhuur van [de woonruimte] weegt niet op tegen het algemeen belang dat verweerder behartigt om zoveel mogelijk de woonfunctie van de binnenstad te behouden.

Conclusie

9. Op grond van wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar tegen het dwangsombesluit weinig kans van slagen heeft. Er is daarom geen reden om een voorlopige voorziening te treffen zoals verzoekster heeft verzocht. Dit betekent dat verzoekster de toeristische verhuur zoals zij die in 2016 heeft gedaan niet kan voortzetten. Indien verweerder constateert dat zij dat wel doet, verbeurt zij de dwangsom.

Proceskosten en het griffierecht

10. Voor een proceskostenveroordeling of een teruggave van het griffierecht door verweerder bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller. voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2017.

griffier

voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel