Home

Rechtbank Amsterdam, 26-01-2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:9782, 13/710021-11 (ontneming)

Rechtbank Amsterdam, 26-01-2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:9782, 13/710021-11 (ontneming)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
26 januari 2016
Datum publicatie
20 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2016:9782
Zaaknummer
13/710021-11 (ontneming)

Inhoudsindicatie

Ontnemingsvordering. Mercedes II.

Uitspraak

Parketnummer: 13/710021-11 (ontneming)

Datum uitspraak: 26 januari 2016

Tegenspraak

VONNIS

Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/710021-11, tegen:

[naam veroordeelde] , hierna te noemen veroordeelde,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2015.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering ter terechtzitting van de officier van justitie mr. M.P. Kok en van wat de gemachtigd raadsman van veroordeelde mr. R.N. Refos naar voren heeft gebracht.

2 De vordering

De vordering van de officier van justitie van 3 juni 2014 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 43.908.994, -.

Bij conclusie van repliek van 27 november 2014 heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in dier voege dat zij het wederrechtelijk verkregen voordeel stelt op € 879.833, - en de betalingsverplichting stelt op € 584.366, -.

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in dier voege dat zij stelt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over de onder veroordeelde in beslag genomen contante gelden.

Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft het onder 1 bewezen verklaarde feit waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3 Grondslag van de vordering

Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2014 ter zake van de volgende strafbare feiten veroordeeld.

Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:

Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:

Medeplegen van witwassen.

Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

4 Het wederrechtelijk verkregen voordeel

5 De verplichting tot betaling

6 Toepasselijke wettelijke voorschriften

7 Beslissing