Home

Parket bij de Hoge Raad, 14-03-2017, ECLI:NL:PHR:2017:381, 16/01295

Parket bij de Hoge Raad, 14-03-2017, ECLI:NL:PHR:2017:381, 16/01295

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
14 maart 2017
Datum publicatie
30 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:381
Formele relaties
Zaaknummer
16/01295

Inhoudsindicatie

Cassatieberoep tardief. Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 10 februari 2016, zodat verdachte – nu de dagvaarding om ttz. van het Hof van 8 januari 2016 te verschijnen aan hem in persoon is betekend – ingevolge art. 432.1.ahf en onder a Sv in het beroep niet kan worden ontvangen.

Conclusie

Nr. 16/01295

Zitting: 14 maart 2017

Mr. T.N.B.M. Spronken

Conclusie inzake:

[verdachte]

  1. Bij arrest van 8 januari 2016 heeft het gerechtshof Den Haag de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 maart 2015, in welk vonnis de verdachte door de rechtbank ter zake van “zware mishandeling” is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen weken met een voorwaardelijk gedeelte van vier weken.

  2. Deze zaak hangt samen met de zaken die respectievelijk onder nr. 16/00151 en 16/01944 bij de Hoge Raad aanhangig zijn. In deze samenhangende zaken zal ik vandaag eveneens concluderen.

  3. Namens de verdachte heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te Den Haag, twee middelen van cassatie voorgesteld.

  4. Aan de bespreking van de voorgestelde middelen kom ik evenwel niet toe op grond van het navolgende. Uit een zich in het dossier bevindende akte cassatie blijkt dat namens de verdachte op 10 februari 2016 cassatieberoep is ingesteld tegen het arrest van het hof van 8 januari 2016. Daarnaast zit in het dossier een akte van uitreiking waaruit volgt dat de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2016 op 19 november 2015 in persoon aan de verdachte is betekend.

  5. Nu art. 432, eerste lid en onder a, Sv inhoudt dat – indien de dagvaarding of oproeping om op de (laatste) terechtzitting in hoger beroep te verschijnen in persoon aan de verdachte is betekend – het beroep in cassatie tegen de einduitspraak van de in hoger beroep oordelende rechter binnen veertien dagen na de betreffende einduitspraak moet worden ingesteld, brengt de omstandigheid dat het cassatieberoep in casu pas ruim een maand na het arrest van het hof is ingesteld mee dat de verdachte niet in zijn beroep in cassatie kan worden ontvangen.

  6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG