Home

Parket bij de Hoge Raad, 18-04-2017, ECLI:NL:PHR:2017:366, 15/05115

Parket bij de Hoge Raad, 18-04-2017, ECLI:NL:PHR:2017:366, 15/05115

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
18 april 2017
Datum publicatie
23 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:366
Formele relaties
Zaaknummer
15/05115

Inhoudsindicatie

N-o verklaring in h.b., conversie. Tegen het vonnis waarbij verdachte met toepassing van art. 9a Sr schuldig verklaard is t.z.v. overtreding van een voorschrift van de APV Gemeente Cranendonck 2010, staat ex art. 404 lid 2 en 4 Sv geen h.b. maar cassatieberoep open. Degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt moet in het algemeen geacht worden het volgens de wet daartegen openstaande rechtsmiddel te hebben willen aanwenden. Nu niet blijkt van een omstandigheid op grond waarvan vorenstaande regel i.c. uitzondering zou moeten lijden, had het Hof i.p.v. verdachte n-o te verklaren in het door hem ingestelde beroep dat beroep moeten verstaan als beroep in cassatie en moeten bepalen dat de stukken van het geding ter behandeling van dat cassatieberoep aan de Griffier van de HR zouden worden gezonden. HR vernietigt het bestreden arrest, verstaat dat verdachte tegen het vonnis beroep in cassatie heeft ingesteld en stelt de stukken van het geding in handen van de Griffier van de HR, opdat daarmede wordt gehandeld overeenkomstig art. 435 Sv. Samenhang met 15/05114.

Conclusie

Nr. 15/05115

Zitting: 18 april 2017 (bij vervroeging)

Mr. P.C. Vegter

Conclusie inzake:

[verdachte]

  1. De verdachte is bij arrest van 16 oktober 2015 door het hof 's-Hertogenbosch niet ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter waarbij verdachte is veroordeeld wegens “overtreding van het bepaalde bij artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Cranendonck 2010 (2e wijziging)” zonder oplegging van straf of maatregel.

  2. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte en mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.1

3. Het middel klaagt dat het hof verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep omdat het hof had moeten bepalen dat de stukken van het geding naar de Hoge Raad dienden te worden verzonden.

4. Het hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte het volgende overwogen:

“Het beroepen vonnis betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Cranendonck 2010 (2e wijziging), ter zake waarvan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel is opgelegd.

Artikel 404, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tegen een dergelijk vonnis, door de kantonrechter als einduitspraak gegeven, geen hoger beroep openstaat voor de verdachte, tenzij één van de situaties genoemd in het derde lid van die bepaling zich voordoet. Hiervan is echter geen sprake nu de behandeling in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden.”

5. Voor de beoordeling van het middel is art. 404, tweede tot en met vierde lid, Sv van belang. De inhoud van deze bepalingen luidt:

Art.404 Sv

“(…)

2. Tegen de vonnissen betreffende overtredingen, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken, tenzij terzake in de einduitspraak:

a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of

b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum – van € 50.

3. In afwijking van het tweede lid staat voor de verdachte hoger beroep open tegen een bij verstek gewezen vonnis als bedoeld in het tweede lid, onder a en b, indien de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte niet in persoon is gedaan of betekend en zich geen andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. De vorige zin is niet van toepassing in geval de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte op de voet van artikel 257e verzet is gedaan, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 588a.

4. Tegen de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde vonnissen waartegen geen hoger beroep openstaat, staat evenmin beroep in cassatie open, tenzij zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.

(…)”

6. Op grond van art. 404, tweede lid, aanhef en onder a, Sv staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen een vonnis betreffende een overtreding indien met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd. Uit art. 404, vierde lid, Sv, volgt dat tegen een vonnis als bedoeld in art. 404, tweede lid, Sv evenmin cassatie openstaat, tenzij het een overtreding betreft van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam. Van deze uitzondering is in onderhavige zaak sprake. Verdachte is door de kantonrechter veroordeeld wegens overtreding van art. 4:6 van de APV Gemeente Cranendonck 2010. Aan de verdachte is bij voornoemd vonnis met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel opgelegd. Gelet hierop stond voor verdachte beroep in cassatie open. Nu door verdachte abusievelijk hoger beroep is ingesteld, terwijl dit op grond van art. 404, vierde lid, Sv cassatie had moeten zijn, had het hof behoren te verstaan dat verdachte tegen het vonnis beroep in cassatie heeft ingesteld. Derhalve had het hof de stukken van het geding in handen moeten stellen van de griffier van de Hoge Raad, opdat de Hoge Raad de zaak op het bestaande cassatie zal afdoen.2

7. Het middel is terecht voorgesteld.

8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.

9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest. De Hoge Raad kan het tegen de beslissing van de rechtbank ingestelde hoger beroep verstaan als beroep in cassatie en verdachte in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te stellen termijn middelen van cassatie te doen indienen.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG