Parket bij de Hoge Raad, 28-03-2017, ECLI:NL:PHR:2017:361, 16/01659
Parket bij de Hoge Raad, 28-03-2017, ECLI:NL:PHR:2017:361, 16/01659
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 maart 2017
- Datum publicatie
- 23 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2017:361
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:946, Gevolgd
- Zaaknummer
- 16/01659
Inhoudsindicatie
Geen middelen ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 16/01744.
Conclusie
Nr. 16/01659
Mr. Machielse
Zitting 28 maart 2017 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[verdachte] 1
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 21 maart 2016 voor 2 subsidiair: medeplichtigheid aan medeplegen van doodslag, meermalen gepleegd, en 3: medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar. Voorts heeft het hof beslist op de vorderingen van benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd zoals in het arrest omschreven.
2. Verdachte heeft cassatie doen instellen. Op 3 november 2016 is de aanzegging van het eerste lid van artikel 435 Sv aan verdachte in persoon betekend. Mij is niet gebleken dat binnen de in artikel 437, lid 2 Sv genoemde termijn van twee maanden een advocaat namens verdachte een schriftuur, houdende middelen van cassatie heeft ingediend, hetwelk op straffe van niet-ontvankelijkverklaring van het beroep is voorgeschreven.
3. Deze conclusie strekt daarom tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden